Piotr Beczala siert nieuwe Ballo in Zürich
Na I masnadieri en Falstaff presenteerde het Opernhaus Zürich onlangs haar derde Verdi-première van het seizoen: Un ballo in maschera. Regisseur David Pountney maakt er een ‘ballo in teatro’ van. Met de geweldige tenor Piotr Beczala in de hoofdrol en maestro Nello Santi op de bok een zeer geslaagde avond.
De Italiaanse Verdi-onderzoeker Gabriele Baldini beschouwde Un ballo in maschera als het absolute meesterwerk van de maestro uit Busseto. Een centraal werk in zijn oeuvre, dat hoogdramatische en tragische elementen met lichte komedie verbindt en een voorbode is van de vernieuwende partituur van Falstaff.
En inderdaad bevat dit melodrama een paar van de mooiste melodieën van Verdi, samen met vrolijke koren en bijzondere scènes, die dankzij de muziek een enorme theatrale kracht krijgen. Denk aan de finale, de moord op het gemaskerde bal, waarin feestvreugde en dood parallel verlopen.
De nieuwe productie van Un ballo in maschera bij het Opernhaus Zürich staat volledig in het teken van deze theatraliteit. David Pountney plaatst het verhaal in Zweden, net als het oorspronkelijke toneelstuk van Eugène Scribe en Verdi’s bedoelingen voordat de censuur erover ging. De grote hartstocht van koning Gustav III is de spil in zijn enscenering.
Gustav is in de productie ook echt de koning van Zweden, maar zijn troon is een theaterstoel en zijn scepter een marionet. Het hele verhaal wordt op deze wijze als een door de koning zelf geënsceneerd drama gebracht. Op het toneel zie je vele motieven uit de theaterwereld.
Pountney gebruikt buitenproportionele rekwisieten, gezien zijn intendantschap bij de Bregenzer Festspiele wellicht begrijpelijk. Raimund Bauer heeft een groot decor van papier-maché in Luna-Park-esthetiek gemaakt.
Ondanks die enigszins ouderwetse esthetische aankleding vliegt de voorstelling onder opzwepende leiding van de in Zürich altijd welkome Nello Santi voorbij. Met een hoofdrol voor de zangers (zoals gewoonlijk).
Allereerst petje af voor de koning van de Italiaanse zangstijl en de nauw bij het operahuis in Zürich betrokken Poolse tenor Piotr Beczala, die de rol van Gustav III met inmiddels bekende bravoure gestalte geeft. De voortschrijdende tijd en zijn vele optredens hebben – uiteraard – de frisheid van zijn stem niet onberoerd gelaten, maar zijn muzikaliteit en zijn warme expressie blijven meesterlijk.
Koud en stijf klinkt voor mij daarentegen de stem van Fiorenza Cedolins, één van de belangrijkste Italiaanse sopranen van dit moment. In de ‘note filate’ (aanhoudende noten) is ze een norm op zichzelf en haar Amelia is over het geheel zeker van grote klasse. Maar naar mijn gevoel is ze vocaal wat gemaakt en ‘showerig’, in plaats van echt doorleefd. Dat veel operaliefhebbers echter van zo’n zangstijl houden, bewijzen de vele bravo’s na iedere aria die ze zingt.
De Chinese coloratuursopraan Sen Guo vertolkt de page Oscar, die door de kostuumontwerper Marie-Jeanne Lecca van engelenvleugels is voorzien om de essentie van het personage te versterken. Guo zingt met bewonderenswaardige, vogelachtige lichtheid. In welke taal en waarover ze zingt, zal echter alleen Siegfried kunnen raden… Ik kan geen enkel woord dat ze zingt verstaan.
Wondermooi gearticuleerd zingen daarentegen de mannen van het koor – zoals altijd als Jürg Hämmerli voor de instudering verantwoordelijk is. Zo wordt de ‘lachscène’ in de tweede akte, ‘Ah ah ah! E che baccano sul caso strano…’ het hoogtepunt van de avond. En zo slaat de balans van deze première beslist positief uit.
Zie voor meer informatie de website van het Opernhaus Zürich.
Alessandro Anghinoni is correspondent van Place de l’Opera in Berlijn en Zürich. Hij is vertaler van beroep en schrijft regelmatig over opera. Voorheen voor bladen als Opernwelt, tegenwoordig op zijn blog Operello&Operella.