AchtergrondFeatured

Column: Antony Hermus

Drie Nederlandse opera-artiesten verzorgen iedere maand een column op Place de l’Opera. In zijn ietwat verlate april-column schrijft dirigent Antony Hermus over het hondsmoeilijke beroep van zanger en het belang van naar elkaar luisteren. Hij weet er zelf alles van…

Een avond, een jaar of tien geleden, in het operahuis in Hagen. Bij een orkestdoorloop van Pelléas et Melisande blijkt de zangeres voor het kinderrolletje in de derde akte ziek te zijn. ,,Antony, kun jij even de rol van Yniold zingen?”

Omdat haar tegenspeler Golaud voor zijn partij de aansluitingen nodig heeft en ik als assistent van de productie met alle zangers de rollen tot in den treure heb voorbereid, word ik door de Generalmusikdirektor de bühne op gestuurd. Schoorvoetend en enigszins nerveus begeef ik me op weg.

Aanbeland bij de souffleur probeer ik in mijn klavieruittreksel snel te vinden waar we zijn. Uit de orkestbak klinken uit de verte de prachtige vage impressionistische klanken die zo kenmerkend zijn voor dit geweldige stuk. Man, wat hoor je het orkest hier slecht… Waar zijn ze nu ergens in het tussenspel? Alles klinkt hetzelfde in deze muziek!

De souffleur geeft me een zacht duwtje in de rug en ik schuifel onzeker het toneel op. Ik land op een toneel dat met een kleine helling van een hoek van 30 graden is voorzien, zodat het toneel achter veel hoger is dan voor. Jeetje, wat staat dit ongemakkelijk zeg. Ik ben volkomen uit balans. En hier moeten die zangers de hele avond op staan en zingen en spelen?

Ondertussen weet ik nog steeds niet waar we zijn. Ho stop, deze muziek herken ik! Maar… daar had ik toch al moeten zingen? Wanhopig kijk ik in de richting van de dirigent, die met prachtige maar onprecieze handbewegingen probeert zijn orkest te kleuren en daar volledig in opgaat, zonder mij of een andere zanger op de bühne ook maar een blik waardig te keuren. Zou hij niet gemerkt hebben dat ik net de inzet gemist heb?

De souffleur is de enige die mijn paniek bemerkt en snel de tekst van de derde zin voorspreekt. Oei, zijn we daar al… Ik zing snel de tekst. De dirigent kijkt verstoord naar boven. Shit, fout dus.

Na enige momenten ben ik weer bij mezelf en probeer het tempo uit de gebaren van de dirigent te ontcijferen. Ik zing precies zijn tempo, maar daar kijkt hij nog verstoorder van naar boven en maakt een ‘versnellingsbeweging’. Wat, lig ik achter bij het orkest? Hoe kan dat nou? Ik ben toch muzikaal?

Na nog drie bloedstollende minuten kom ik badend in het zweet van de bühne. In de pauze vraagt de dirigent hoe het komt dat ik er zo’n puinhoop van heb gemaakt. Hij begrijpt er niets van! Ik voel me zeer aangevallen en barst uit in een ongeveinsd fortissimo: ,,Weet je eigenlijk hoe moeilijk dat is, op zo’n bühnehelling te staan, het orkest nauwelijks te horen en dan nog uit jouw dirigeergebaren iets fatsoenlijks af te moeten leiden? Je had me beter wat meer kunnen helpen!!!”

Voor mijn beroep als dirigent een cruciale ervaring. Ik nam me op dat moment heilig voor als dirigent nooit meer boos te worden op zangers die op het toneel staan en er een potje van maken. Ik zou proberen begrip te hebben voor hun zorgen en problemen en ze waar mogelijk ondersteunen en helpen. Jonge, wat hebben die een heftig beroep! Nog niet eens meegerekend dat bij een slechte avond in een slechte productie de ’tomaten’ als allereerste bij hen landen!

Dessau, afgelopen week. Op de lessenaar staat Chowantschina van Modest Mussorgsky, een mammoetopera van bijna vier uur met monsterlijke partijen voor zangers en koor, in een geniale regie van Andrea Moses.

In de alweer vierde orkest-toneelrepetitie sta ik op de bok en leid een slordige 130 man op de bühne en ruim 70 man in de bak. De repetitie is op een dood punt aangekomen: de opkomst van Ivan Chowansky wil maar niet lukken, het koor is steeds te laat of te langzaam, het orkest speelt te snel en de solisten zijn volledig gedesoriënteerd door de bühnentrompetten die in hun nabije omgeving zoveel decibellen produceren dat ze op niks anders meer kunnen reageren.

Typisch zo’n moment waarbij iedereen denkt dat hij gelijk heeft en elkaar onbewust de schuld geeft van de problemen. Na de zesde poging om deze ongelooflijke massascène onder controle te krijgen, ontstaat er lichte onrust in het orkest en ik merk dat ook ik langzaam mijn geduld begin te verliezen. Kunnen die mensen niet gewoon allemaal in de maat zingen en naar elkaar luisteren?!

Plotseling denk ik weer aan het verhaal van Pelléas in Hagen. En ik besluit het verhaal te vertellen aan de 200 mensen die op dat moment aan de repetitie deelnemen. ,,Denk niet dat jij alleen gelijk hebt, maar verplaats je in elkaar, luister naar elkaar, reageer op elkaar, help elkaar.” Doodse stilte in de zaal… Zwijgend en instemmend geknik.

Bij de volgende doorloop van deze scène bezorgt het resultaat me rillingen over mijn rug. Wat een energie en concentratie! Iedereen is zo open voor elkaars input, iedereen reageert muzikaal op alle signalen die door mij en de koordirigenten aan de zijkanten van het toneel worden uitgezonden. Ongelooflijk… Zó perfect als deze doorloop net ging, zo krijgen we dat waarschijnlijk nooit meer!

,,Verplaats je in elkaar, luister naar elkaar, reageer op elkaar, help elkaar.” Op het toneel. En overigens niet alleen op het toneel.

Antony Hermus is sinds vorig seizoen Generalmusikdirektor van het Anhaltisches Theater in Dessau, een functie die hij eerder bekleedde in Hagen. Hermus is daarnaast als gastdirigent bij tal van orkesten en gezelschappen te bewonderen. Zo leidde hij in Nederland producties bij Opera Zuid en de Nationale Reisopera. Zie www.antonyhermus.com.

Vorig artikel

Youtube-portret: Sondra Radvanovsky

Volgend artikel

NTR zendt film uit over de Gurrelieder

De auteur

Antony Hermus

Antony Hermus

7Reacties

  1. Basia Jaworski
    3 mei 2011 at 16:35

    Wat een geweldige column, Antony! Bravo!

  2. alessandro
    3 mei 2011 at 17:27

    I would have loved to be in Hagen that night!!!

  3. Spen1992
    3 mei 2011 at 20:26

    Ik hou van deze columns! Erg interessant 😉

  4. 4 mei 2011 at 09:41

    Maestro, kan ik het boek bestellen waarin deze geweldige anecdote is opgenomen. Ik bestel er dan meteen 100!
    Zoooo herkenbaar!

  5. 4 mei 2011 at 10:26

    Geweldig!
    Het moet heerlijk zijn om ‘onder’ je te zingen!

    Heb het tegenovergesteld maar al te vaak meegemaakt op de duitse
    bühnes….

    Toi toi toi voor alles wat je doet, en wie weet komt het er nog een keer van…(wishful thinking…:)

  6. Selma Harkink
    4 mei 2011 at 19:34

    Geweldig Antony! Wat een verhaal en wat goed geschreven! Super leuk om te lezen en inspirerend:) Gefeliciteerd!

  7. Gary van Ommen
    1 februari 2012 at 14:53

    Antony,hartstikke leuk geschreven en o zo waar
    Ik herken het maar al te goed