Dionysos’ roes in de Gashouder
Een jaar na de wereldpremière in Salzburg ging Wolfgang Rihms opera Dionysos gisteravond in Amsterdam in première. Geen verhaal, wel rode draden en mooie muziek in een productie waarin alles ‘werkt’.
Twee opera’s deden de afgelopen weken een wedstrijdje om de meeste aandacht voorafgaand aan de première. De Gluck-opera Orfeo ed Euridice bij Paleis Soestdijk won het in de breedte – tot en met in het NOS-journaal kreeg regisseur Jos Thie aandacht. Dionysos van De Nederlandse Opera (DNO) won het in de diepte. Pagina’s werden er al volgeschreven, er werd gedebatteerd, en dat allemaal nog voor het publiek één noot had gehoord.
Oh ja, nog een parallel: de locatie. Soestdijk is echt een buitenlocatie, maar ook voor DNO is een voorstelling in de Gashouder van de Westergasfabriek een locatieproject.
Mooi, al die analyses en voorbeschouwingen, maar op een bepaald moment is het dan toch woensdag 8 juni, zit de tribune in de Gashouder vol met premièrepubliek en staat er maar één ding te doen: een voorstelling maken die indruk maakt, die anders is dan alle opera die al bestaat en die vanuit noodzaak gemaakt is.
Er is geen verhaal in Dionysos, het is een operafantasie. Dat weten we van componist Rihm. De toch al fragmentarische teksten van Nietzsches Dionysos-Dithyramben zijn in flarden gebruikt. Het blijken vooral de karakters, de rollen die de lijnen leggen in de voorstelling.
Hoofdfiguur N (hij heeft geen naam maar het staat het publiek vrij er de schrijver van de teksten in te zien) worstelt met eenzaamheid en het onvermogen lief te hebben. Kansen krijgt hij genoeg. Bijvoorbeeld in de eerste scènes, waarin hij omgeven wordt door nymfen. Ze zingen verleidelijk ‘mij wil je’ in allerlei toonaarden, maar N. kíjkt slechts, beweegt ongemakkelijk en staart met grote ogen, een blik waarin onvermogen en gekte zit.
Eén van de nymfen verandert in Ariadne en ook zij probeert hem te verleiden en hem aan het spreken te krijgen. Met heel veel moeite komen er woorden uit de mond van N. ,,Ik ben je labyrint”, stamelt hij.
Ook in een latere scène, in het bordeel, zien we hoe moeilijk N. het heeft met de liefde. Zijn kompaan, die alleen ‘Ein Gast’ heet, slaagt er wel in zich over te geven. Al eindigt hij letterlijk in stukken. De dames zijn nu nog spannender, zo weggelopen uit de fetish-shop. Ze heten allevier Esmeralda en ze noemen N. ‘vrijer van de waarheid’.
De kompaan transformeert van ‘Gast’ naar een wit met gouden Apollo. De tegenstelling tussen Dionysos, van de roes en de overgave, en Apollo, van de vorm en de lichtheid, is een rode draad in de voorstelling.
Met een scène die verwijst naar de waanzin van Nietzsche tijdens het schrijven van de Dionysos-Dithyramben, eindigt de opera. Allen staan op het podium en buigen het hoofd.
Ogen vol waanzin
Bij een opera met een duidelijk verhaal is het oordeel dat ‘alles klopt’ een groot compliment. Dat gaat niet op voor deze voorstelling, waarin niet een verhaal maar roes en waanbeelden de beweging geven. Hoewel er soms wat langdradigheid optreedt, zeg ik zonder voorbehoud dat alles wérkt in deze productie.
De rollen zijn goed bezet, met Georg Nigl als N., die met ogen vol waanzin en een literaire vaardigheid de teksten brengt. Tenor Mathias Klink geeft Ein Gast en later Apollo een stevige tenorstem.
De zangeressen moeten naast zingen ook veel acteren en bewegen. Ze komen in vele gedaantes voor in deze opera. Als speelse dolfijnen, als Dutch Diva look-a-likes, als oermoeders.
Met name Cyndia Sieden, die ook de rol van Ariadne zingt, tovert met de hoogte in haar stem, soms ver voorbij de pijngrens. En dan heb ik het alleen nog maar over de luisteraar. Ronduit briljant – ook als vondst in de partituur – zijn de tonen die ze naadloos mengt met die van de dwarsfluit in het orkest.
Jonathan Meese maakte een theatraal en vooral artistiek decor. Ingo Metzmacher werkt met het Nederlands Philharmonisch Orkest elegant de rijke partituur door. Er klinkt veel mooie muziek uit de overvolle orkestbak. En Capella Amsterdam doet het prima – op het podium, maar ook veel met geheimzinnig geluid erachter.
De theatertechniek van DNO heeft de mogelijkheden en beperkingen van de ronde zaal slim ingezet. Ze maken geluidseffecten die subtiel maar effectief de klank door de ruimte spreiden, zeker bij het slagwerk. En dat de decorstukken net wat meer piepen en kraken dan aan de Amstel, is een detail.
Het publiek heeft het laatste woord. Zo enthousiast als bij de première in Duitsland werd er niet gereageerd. De applausmeter bleef steken ergens rond de acht-min. Componist Rihm deelde in het applaus, aaide dirigent Metzmacher even over de bol en keek tevreden de volle zaal in. Hij zal de komende maanden nog vaak gehoord worden, niet alleen in het operahuis maar ook in de concertzalen.
Dionysos is tot en met 22 juni nog vier keer te zien. Zie voor meer informatie de website van De Nederlandse Opera.