Van Sandwijk geeft broeierig recital
In een heet Compagnietheater gaf mezzosopraan Rosanne van Sandwijk gisteren, op de laatste dag van het Grachtenfestival, een fraai liedrecital. Niet het hele programma was sterk, maar vooral in de eerste helft ontplooide ze prachtig haar kwaliteiten.
Het weer was niet erg vriendelijk: juist dit weekend verkoos de zon de regen te verjagen en te vervangen door plakkerige warmte. En ook de artistieke leiding van het Grachtenfestival was niet erg behulpzaam: wie programmeert er nu een liedrecital in een grote theaterzaal vol zwarte gordijnen? Het zat Rosanne van Sandwijk dan ook niet mee, in het broeierige Compagnietheater met slechts een handjevol liedenthousiastelingen op de eerste twee rijen.
De jonge lyrische mezzosopraan staat aan het begin van haar carrière, nadat ze cum laude afstudeerde aan het Rotterdams Conservatorium en deelnam aan het ensemble van de Opera Studio. Vorig jaar ging ze als enige Nederlandse vocalist door naar de finale van het tweejaarlijkse Internationaal Vocalisten Concours (IVC).
Mede door haar prachtige vertolking van ‘Must the winter come so soon’ uit Barbers Vanessa won ze de engagementsprijs bij De Nederlandse Opera. Komend seizoen zal ze haar debuut maken als tweede prêtresse in Glucks Inphigénie en Tauride.
Samen met pianist Hans Eijsackers, die haar ook begeleidde tijdens het IVC, bracht ze gisterenmiddag een volwassen liedrecital. Ze begon met vier liederen op gedichten van Heinrich Heine, toongezet door Schubert, Liszt, Schumann en Brahms. Terwijl Schuberts ‘Schwanengesang’ een warmmakertje leek (voor zowel het publiek als het liedduo), waren ‘Im Rhein’ (Liszt) en ‘Der Tod’ (Brahms) heel mooi van sfeer. Van Sandwijk weet goed de concentratie van het publiek op zich richten en vast te houden met haar lyrische, melancholieke lijnenspel.
Maar ze kan nog veel beter verhalen: Schumanns ‘Belsazar’, een veeleisende ballade met veel tekst, tekende de zangeres met veel verbeeldingskracht en nauwkeurig uit. De laagte van de mezzo is warm en krachtig, om van te genieten in een frase als ‘Die Knechtenschar ihm Beifall brüllt’. In die eerste vier liederen toonde Van Sandwijk haar kwaliteiten. Het was precies zoals Liszt het graag zag toen hij ooit het concept ‘recital’ uitdacht: de solist in een korte tentoonstelling van virtuoze kwaliteiten.
Helaas was de rest van het programma minder sterk. Eijsackers maakte steeds speelse vondsten, stralende arpeggios en robuuste fortes in Sechs Lieder van Grieg. Van Sandwijk zong in deze cyclus soms prachtig, maar er leek vermoeidheid op te treden die haar kwaliteiten tenietdeden. De pianist en zangeres verloren hierdoor af en toe het gewenste contact voor het nodige gelijkwaardige samenspel.
In Liederkreis van Schumann vielen er aspecten aan de techniek van Van Sandwijk op, die door de warmte waarschijnlijk benadrukt werden. Lijkt het nou zo dat ze, zodra ze heel graag iets wil vertellen, haar toonkwaliteit verliest? Als de vermoeidheid toeslaat, wil ze dan niet te veel met haar kaak en mond meewerken? Zit er nou niet te veel lucht op de stem?
Maar toch, ondanks zweet op het voorhoofd, te veel gordijnen en te weinig publiek, moet gezegd worden dat het introverte ‘Mondnacht’ uit de Liederkreis, waarin Van Sandwijk even weer een rustpunt leek te hebben gevonden, het hoogtepunt van de middag was. Eenvoudig prachtig.