AchtergrondCD-recensiesFeatured

Discografie: Iphigénie en Aulide

De Nederlandse Opera opent het nieuwe seizoen met twee Gluck-opera’s: Iphigénie en Aulide en Iphigénie en Tauride. Basia Jaworski discografeert in twee delen de beide titels. In deel één ‘Aulide’.

Iphigenie van Anselm Feuerbach.

Ik ben geen echte Gluck-fan – zijn opera’s zijn me vaak te statisch en te ‘klassiek’ van vorm. Soms bekruipt mij het idee dat bij hem de tijd even stil heeft gestaan. We hebben immers al Monteverdi en een beetje Mozart gehad?

Maar ik kan niet ontkennen dat hij een meester was in het scheppen van sfeer – meestal verstild, dat wel – die tot de diepste roerselen van je ziel kon reiken. Veel van zijn melodieën kunnen je ook niet onberoerd laten: denk alleen maar aan de twee overbekende aria’s uit Orfeo ed Euridice, daar komt een beetje gevoelsmens niet droog doorheen.

Glucks grootste verdienste was echter het wakker schudden van de ingeslapen Franse opera. Men kwam toen niet verder dan Lully en Rameau; voor de Fransen betekenden de opera’s van Gluck hun eerste revolutie.

Het ging natuurlijk niet van harte, maar ja, zo gaat dat met revoluties. Zelfs (of misschien juist?) de culturele. En de Fransen waren strijdvaardig en fel: was de oorlog tussen de Lully- en Rameau-aanhangers eindelijk geluwd, nu kwam het tot de uitbarsting tussen de aanhangers van Gluck en Niccola Piccinni.

Beide componisten hadden net een opera over Iphigeneia gecomponeerd en dat heeft de massa’s de straat op laten gaan (hier een zucht: ik zou er heel wat voor over hebben om dat soort straatrellen en demonstraties nog mee te kunnen maken, maar dit terzijde).

Iphigeneia en haar lotgevallen zijn de hoofdthema’s van twee opera’s van Gluck. Ik weet eigenlijk niet of ze inderdaad bedoeld waren als een tweeluik, maar logisch is het wel. Het ‘Aulide’-deel vertelt hoe ze bijna geofferd wordt aan Diana in de aanloop naar de Trojaanse oorlog. In deel twee leren we hoe het haar verder verging in het barbaarse Tauris.

De première van Iphigénie en Aulide in 1774 schijnt een fiasco te zijn geweest. Men schreef het op het conto van de bovengenoemde componistenstrijd, maar of het waar is?

Ik heb de opera maar één keer live gehoord en ik bezit er maar twee opnames van. Niet echt veel nee. Maar ik moet ook eerlijk bekennen dat de muziek, afgezien van een paar aria’s (het lamento van Clytamnestra!), mij weinig bekoort.

Gardiner
Veel keuze heeft u niet, maar is het eigenlijk erg? Met de lezing van John Eliot Gardiner haalt u alles in huis wat u nodig hebt. Zijn tempi zijn om te zoenen. Met een rustig begin van de ouverture (windstilte!) gaat Gardiner over tot een kleine woedeuitbarsting. Met het begin van de monoloog van de gekwelde Agamemnon (een fenomenale José van Dam, daar komt niemand in de buurt!) gaat hij over naar meer bedaardheid, maar je voelt de onderhuidse spanning.

Anne Sophie von Otter is een mooie Clytemnestre, maar ik mis de woede. Toch klopt het in de opvatting van Gardiner, waar alles ingetogen en klein wordt gehouden. Daar is de zeer kleine, heel erg meisjesachtige stem van Lynne Watson (Iphigénie) helemaal op zijn plaats. En daar past een lieve, weinig macho Achille van John Aller perfect bij.

De opera is inmiddels heruitgebracht in een doosje met 4 cd’s, waar u behalve Iphigénie en Aulide ook Glucks onbekende werken La Rencontre imprévue ou Les Pèlerins de la Mecque en Don Juan ou Le Festin de pierre vindt (Erato 2564 69562-0).

Böhm
Karl Böhm dirigeert precies zoals we het van hem verwachten: breedvoetig, maar met flinke tempi. Het Wiener Philhamonieker klinkt zoals een groot orkest hoort te klinken. Met veel volume, maar ook met een scala aan nuancen.

Ik denk dat de opname een gruwel kan zijn voor de puristen, want er is niets, maar dan ook niets idiomatisch aan. Om te beginnen wordt er in het Duits gezongen. De stemmen zijn groot, soms best zwaar. Christa Ludwig (Iphigenie) is allang geen meisje meer en Achille is met een stem als een kanon (James King op zijn best) een krijger zonder weerga.

Walter Berry is een zeer ontroerende Agamemnon, maar wat de opname echt bijzonder maakt, is Inge Borkh’s Klytämnestra. Als je daar onberoerd onder blijft, heb je geen hart.

De opera is in 1962 live opgenomen tijdens de Salzburger Festspiele (Orfeo d’Or 428962).

Hieronder zingt Inge Borkh ‘Du zum Tode bestimmt’:

Vorig artikel

Festival Oude Muziek viert 30ste verjaardag

Volgend artikel

Arthaus Musik brengt Domingo-box uit

De auteur

Basia Jaworski

Basia Jaworski

2Reacties

  1. martin
    24 augustus 2011 at 13:46

    Bedankt Basia, ik ken alleen de Gardiner-opname maar krijg niet de indruk dat ik veel mis aan Böhm (terwijl ik toch geen echte purist ben). Gluck is juist één van mijn favoriete componisten, hoewel ik besef dat ik daarmee vrij geïsoleerd sta (geeft niks, ben ik wel gewend…). Naar mijn idee heeft hij binnen een beheerst klassiek kader de eerste aanzet gegeven tot de Romantiek, door de hartstochten hoorbaar te maken die schuilgaan onder het koel marmeren masker van de mythologische personages. Mensen als Beethoven, Schubert, Cherubini en vooral Berlioz zijn enorm schatplichtig aan zijn vernieuwingen.

    Ik geef wel toe dat ‘Aulide’ veel minder sterk is dan ‘Tauride’, wat misschien juist benadrukt wordt door ze op één avond te combineren. Het is door Gluck nooit bedoeld als tweeluik en de opera’s sluiten ook niet naadloos aan door de wijziging van het slot van ‘Aulide’ t.o.v. de oorspronkelijke mythe. Interessant lijkt me om te horen hoe Von Otters interpretatie van Clytemnestre is veranderd, 24 jaar na de opname. Intussen ben ik benieuwd naar je ‘Tauride’ vergelijking want daar is gelukkig veel meer keus!

  2. Hein van Eekert
    27 augustus 2011 at 22:42

    Ik ben ook een Gluck-fan. Er is nog een Duitstalige opname met Anna Moffo in de titelrol, die vooral interessant is om te horen wat Trudeliese Schmidt met de moederrol doet. Ik ben ook benieuwd trouwens wat Anne Sophie von Otter nu van haar rol gaat maken.
    Iphigénie en Aulide is minder direct dan Iphigénie en Tauride, maar vormt daardoor alsnog een grote uitdaging voor de zangers.