AchtergrondCD-recensiesFeatured

Discografie: Iphigénie en Tauride

De Nederlandse Opera opent het nieuwe seizoen met twee Gluck-opera’s: Iphigénie en Aulide en Iphigénie en Tauride. Basia Jaworski discografeert in twee delen de beide titels. In deel twee ‘Tauride’.

Christoph Willibald Ritter von Gluck (1714-1787).

Iphigeneia en haar lotgevallen zijn de hoofdthema’s van twee opera’s van Gluck. Ik weet eigenlijk niet of ze inderdaad bedoeld waren als een tweeluik, maar logisch is het wel. Het ‘Aulide’-deel vertelt hoe ze bijna geofferd wordt aan Diana in de aanloop naar de Trojaanse oorlog. In deel twee leren we hoe het haar verder verging in het barbaarse Tauris.

De oorlog is inmiddels lang voorbij, haar vader en moeder zijn vermoord en ook haar zus Elektra is dood. Hier beleeft zij het weerzien met haar doodgewaande broer Orestes en wordt zij weer eens verliefd. Dat alles natuurlijk niet zonder allerlei verwikkelingen en al helemaal niet zonder goddelijk ingrijpen.

In tegenstelling tot Aulide ben ik werkelijk gek op Tauride. En ik ben niet de enige, niemand minder dan Schubert ging mij voor. Volgens één van zijn vrienden heeft hij ooit gezegd dat hij ’totaal buiten zichzelf was door de impact die deze prachtige muziek op hem heeft gehad en verklaarde dat er niets mooiers in de wereld bestaat’.

En ‘wij’ zijn de enigen niet. Terwijl de officiële catalogus maar 3 (drie!) cd-opnamen van Aulide vermeldt, komt Tauride er met negen opnamen op cd en één op dvd veel beter af. En dan hebben we de piraten niet eens genoemd!

Waarom de ene Iphigénie wel en de andere niet? Zelf vind ik Tauride veel spannender dan de nogal statische Aulide. Er zit veel meer drama in en de muziek is zonder meer innovatief – je herkent meteen de weg naar Berlioz. Hiermee was Gluck een echte precursor.

Ook de karakters zijn beter uitgewerkt en de rol van Iphigénie was dramatisch genoeg om zulke uiteenlopende zangeressen als Maria Callas, Montserrat Caballé, Shirley Verett en Sena Jurinac, om een paar grootheden te noemen, aan te spreken. Allemaal hebben ze haar op de lessenaar gehad en als je goed zoekt, kan je er ook de opnamen van vinden. Maar tot mijn spijt ken ik ze niet.

Gardiner
Objectief gezien bent u net als bij Aulide bij Tauride het beste af bij Gardiner (Philips 478 1705). Thomas Allen is een mannelijke, maar zeer beheerste Oreste en John Aler is een zoetgevooisde Pylade. Mooi, maar zonder – hmmmm, hoe zal ik het netjes uitdrukken? – het mannelijke testosteron…

Diana Montague, een mezzo (!), heeft een pracht van een lyrische stem, licht en wendbaar. En René Massis is een voortreffelijke Thoas.

Maar, zoals ik al zei: het is objectief. De opname is me zeer dierbaar, maar als ik eerlijk mag zijn: ik mis drama.

Muti
Riccardo Muti is niet echt de meest voor de hand liggende dirigent voor een barokopera. Hij pakt groots uit, niet echt idiomatisch, maar wat is idiomatisch? Als je geen purist of een stilistische diehard bent, moet het geen enkel bezwaar en/of probleem opleveren.

Muti is, zoals altijd, bijzonder trouw aan de partituur en wat is het levendig! Zijn storm is inderdaad stormachtig, daar word je bijna duizelig van.

Carol Vaness is een Iphigénie naar zijn hand. Al meteen bij haar eerste aria gaat zij zo hysterisch te keer dat je meteen recht op je stoel gaat zitten. Je voelt op je klompen aan: het wordt een drama van jewelste. En je wordt niet teleurgesteld, want de spanning is om te snijden.

Ook Thomas Allen haalt hier echt uit. Bij Muti is hij veel minder beschaafd dan bij Gardiner, je kan zelfs angst in zijn stem horen. Ik mag het.

De opname heeft ook een extra troef – de rol van Pylade wordt gezongen door de veel te jong gestorven Gösta Winbergh (hij stierf in 2002 aan een hartaanval, nog geen 50 jaar oud). Een zanger die, zoals zijn landgenoot Gedda, werkelijk alles in zijn stem verenigde: de lyriek van Tagliavini, de elegantie van Kraus en de mannelijkheid van zijn andere landgenoot, Jussi Björling. Nog net met een been in Mozart, maar met het ander al voorzichtig Wagner aftastend. Daar wordt een mens droevig van.

De opname (Sony 52492) is live, wat behalve applaus en toneelgeluiden ook het gevoel ‘ik ben erbij’ meegeeft. Ik vind het prachtig, maar ik kan me voostellen dat de meeste mensen voor de veilige en betrouwbare Gardiner kiezen.

Keilberth
Over Nicolai Gedda gesproken: in de opname onder Joseph Keilberth uit 1956 (Capriccio 5005) zingt hij de rol van Pylades. De opvatting van de dirigent is zeer vooruitstrevend, zeker voor de tijd – het lijkt meer op Gardiner dan op Muti, al heeft hij ook wat van het hysterische van de laatste.

Hermann Prey doet mij een beetje aan Thomas Allen denken, zeker vanwege de lyriek, de lichte smacht en het onnadrukkelijk zingen. Echt woedend wordt hij niet, hij is meer van het treurende type.

Maar dan Gedda! Daar smelt niet alleen het hart van Iphigénie (een zeer elegante maar wel met schmalz zingende Hilde Zadek) van, daar gaat ook Diana humaan van worden. Geen wonder dat uw discografe een traantje moest wegpinken. Het geluid is een beetje dof, maar het went snel. En ja, het is in het Duits.

Véronique Gens
De rol van Iphigénie in Aulide wordt in Amsterdam vertolkt door Véronique Gens. De Franse sopraan is één van de grootste pleitbezorgers van het Franse repertoire. Ooit begonnen als een lichte barokzangeres heeft zij het terrein verruild voor de meer dramatische rollen die wat meer diepte verlangen, dit zowel letterlijk als figuurlijk.

Voor Virgin, een label waarmee zij een exclusief contract voor de solorecitals heeft getekend, heeft zij op haar eerste (er zullen er nog twee volgen) deel van Tragédiennes (3467622) veel onbekende schatten van het Franse repertoire opgenomen. Begeleid door het Ensemble Les Talens Lyriques onder leiding van Christophe Rousset nam zij aria’s op van de opera’s van onder andere Lully, Campra, Rameau en Gluck.

Véronique Gens (foto: Alexandre Weinberger / Virgin Classics).

Die zogenaamde ’tragédie-lyriques’ waren geïnspireerd door de grote klassieke toneelstukken, waarin het tragische element als het belangrijkste gold. Ook bevatten ze lange dramatische scènes, die de toenmalige diva’s de mogelijkheid gaven om het hele scala aan emoties te kunnen tonen.

Véronique Gens past dit allemaal als een handschoen. Zij neemt ons op een ontdekkingsreis mee, waarin heel wat vergeten pareltjes voor een enorm plezier zorgen. Maar hoe prachtig ze ook allemaal niet zijn, het absolute hoogtepunt bereikt ze in ‘Dieux puissants que j’atteste…’, Clytamnestra’s schrijnende hartenkreet om haar dochter uit Iphigénie en Aulide. Daar stijgt zij met de snelheid van een achtbaan tot enorme hoogtes en laat de luisteraar naar adem happend en met hartkloppingen achter.

Ook op deel twee van Tragédiennes (2165742) ontbreekt Gluck niet, maar voor de volgende Iphigénie moeten we op deel drie wachten, die eind september/begin oktober uitkomt (0709272). Daar heeft zij ‘Non, cet affreux devoir’ en ‘Je t’implore et je tremble’, het recitatief en de aria uit Iphigénie en Tauride voor opgenomen.

Vorig artikel

Youtube-portret: Una voce poco fa

Volgend artikel

Opera in de media: week 35

De auteur

Basia Jaworski

Basia Jaworski

12Reacties

  1. 26 augustus 2011 at 14:35

    in het Holland Festival van 1964 was er een uitvoering van Iphigenie en Tauride met o. a Gre van Swol -Brouwenstijn in de titelrol,met Vilem Prybyl en Jenny Veeninga in een kleine rol
    onder leiding van Alberto Erede .
    Is daar geen opname van?

    Inderdaad de Philips opname is schitterend.

  2. martin
    26 augustus 2011 at 15:22

    Ik begrijp natuurlijk dat de ruimte beperkt is maar het is jammer dat de cd met Minkowski en Delunsch (hetzelfde team als straks bij DNO) niet genoemd wordt, evenmin als de dvd uit Zürich met een interessant regieconcept van Claus Guth (en een veel ingetogener orkestrale aanpak door William Christie). De recital cd’s van Véronique Gens doen in dit kader toch niet zo ter zake…

    De zinsnede ‘ze wordt weer eens verliefd’ verbaast me een beetje. Dit werk is naar mijn idee juist één van de zeer weinige opera’s waarin het romantische aspect totaal geen rol speelt. Gluck en zijn librettist hebben afgezien van elke opsmuk en de strakke verhaallijn wordt nergens verstoord door overbodige subplots.

    Het is eigenlijk een haast modern aandoend ‘psychodrama’ over mensen die gekweld worden door tegen hun wil begane gruweldaden uit het verleden. Het angstaanjagende element, dat volgens Aristoteles onontbeerlijk is bij de Griekse tragedie, komt ruimschoots aan bod. Dit in tegenstelling tot de meeste opera’s op mythologische thema’s waar dat aspect geneutraliseerd word door ‘hoofse’ conventies. In spirituele zin kan het werk beschouwd worden als een verre voorloper van Strauss’ horroropera Elektra die we een maand later kunnen beleven in Amsterdam.

  3. Basia Jaworski
    26 augustus 2011 at 16:43

    @Martin – ik bezit _ tienduizenden_ LP’s, cd’s, dvd’s, BD’s en zelfs mc’s, maar ik heb niet alles. Wat heet _niet alles_? Ik mis best veel, ja.

    De DVD was al jarenlang uit de handel. Arthaus heef mij beloofd om alles te doen om de dvd op tijd op te sturen, maar dat is ze helaas niet gelukt. Ik kan het ze niet kwalijk nemen en wat “boer niet kent” ….
    Minkowski heb ik ook ooit gemist (jammer, maar het kan gebeuren)en aangezien Universal geen oude cd’s aan pers verstrekt ….

    Veronique Gens verdient zeer zeker extra aandacht – haar cd’s zijn _alleen maar vanwege het repertoire_ bijzonder waardevol. En zij komt naar Amsterdam.

    En ja – er is ook liefde in Tauride. Iphigenie wordt verliefd op Pylade. En “weer” slaat natuurlijk op Achilles, maar dan gaan wij terug naar Aulide …

    Je kan nooit iedereen tevreden stellen, zeker ook omdat mensen hun geliefde opnamen missen. Het is niet anders….. 🙂
    Gelukkig hoef ik (voorlopig?) geen Tosca discografie te schrijven!

    met dank voor je belangstelling en hartelijke groeten,
    Basia

  4. Steven SURDÈL
    26 augustus 2011 at 16:52

    Alle (opera-)opnamen, ook die in een afgelegen tape-archief, worden in principe vermeld in de databank ‘operadis’ onder Google.

    Dus ook deze twee van Christoph Willibald Gluck. Om precies te zijn: zeven van «Iphigenia in Aulide» en vierentwintig van «Iphigenia en Tauride».

    Kortom: bij het opstellen van een discografie het ideale startpunt. En begrijp mij goed: ik bedoel het niet als kritiek, want deze bijdragen van Mevrouw Jaworski lees ik bijzonder graag.

  5. 26 augustus 2011 at 17:00

    mevrouw Jaworski, dank voor dit overzicht…toch maar op het podium in het Muziekgebouw?

  6. Basia Jaworski
    26 augustus 2011 at 17:21

    @Steven – stel je voor dat ik inderdaad al de 31 opnamen zou kennen en daarover zou schrijven ….
    Weet je hoe dik het “Iphienie-boek” zou worden? 🙂

    Discografie, in mijn ogen althans, is niet het _vermelden van credits_. Die zijn – inderdaad – op het internet makkelijk te vinden.

    En nou eens, voor de grap. Stelt u zich voor: u gaat een discografie schrijven. Laten we iets makkelijks noemen: La Traviata. Er zijn duizenden opnamen in oploop. Gaat u ze allemaal bekijken? Beluisteren? Beschrijven? Daar bent u natuurlijk maaaandenlang mee zoet.
    Vergeet andere bezigheden. Vergeet je poes, vergeet het eten…
    En – zeker weten! – je krijgt ongetwijfeld te horen dat je XYS bent vergeten!

  7. martin
    26 augustus 2011 at 17:25

    @Basia, het blijft eerlijk gezegd een raadsel voor me waar je op baseert dat Iphigénie verliefd zou zijn op Pylade. Eerder heeft ze warme gevoelens voor Oreste want ze kiest er tenslotte voor om hem te redden, ten koste van Pylade. Aan het slot blijkt dat een voorgevoel te zijn geweest van hun familieband. In de oorspronkelijke mythe trouwt Pylades overigens met Elektra! Maar laten we er niet over twisten, ik ben juist blij dat je mijn enthousiasme over dit werk deelt.

    Ik snap natuurlijk dat je niet alles kunt hebben en Véronique Gens verdient zeker alle aandacht; het leek me alleen zo zonde van de toch al beperkte ruimte. Overigens staat de dvd uit Zurich compleet op YouTube! Hier een link naar een scène met Rodney Gilfry als een fantastisch acterende Oreste en Deon van der Walt als Pylade. Ik kan er eigenlijk moeilijk naar kijken in de wetenschap dat het leven van de laatste in werkelijkheid als een Griekse tragedie is geëindigd. http://www.youtube.com/watch?v=QwrkVVbbBwE&feature=related

    Vriendelijke groeten en dank voor al je werk voor deze site, Martin

  8. Basia Jaworski
    26 augustus 2011 at 17:44

    Bedankt, Martin!
    Ik waardeer je lieve woorden zeer.

    Deon van der Walt …… ja … daar is een Griekse tragedie niets bij. Doodgeschoten worden door je eigen vader ..
    Ik heb hem een paar keer live meegemaakt. Een echte “Mozart stem”, maar wie weet welke richting het nog kon komen? Net als Windbergh.

    Ik ben een enorme fan van Rod (Gilfry). Ik heb hem in de rol ook live gezien. Ook Simon Keenlyside was favoriet.
    Maar ik vind ook dat ik mij beperkt moet houden voor de (voor de meeste mensen) beschikbare opnames, anders wordt het te elitair en te veel “ons kent ons”.

    Jammer dat je de Met-uitzending hebt gemist.

  9. Steven SURDÈL
    27 augustus 2011 at 12:00

    Maar Mevrouw Jaworski, ik pretendeer toch niet dat U al die opnamen dan ook maar meteen zou moeten bespreken? Daar is gewoon geen beginnen aan, dat beseft iedereen. (Alhoewel de Metropolitan Guide to Recorded Opera destijds een aardig eind in de richting kwam.)

    OPERADIS is gewoon een ideaal overzicht voor wie wil weten welke opnamen er op welk label vanaf het begin tot op heden zijn verschenen, niet meer en niet minder. Om daar ook nog eens een kritische keuze uit te maken is een heel ander verhaal. Ik heb er vooral naar verwezen omdat sommige inzenders wilden weten of er van een bepaalde uitvoering misschien een opname was gemaakt, dat is alles.

  10. Steven SURDÈL
    27 augustus 2011 at 12:10

    En overigens zijn er van La traviata geen ‘duizenden opnamen in omloop’ zoals U beweert, maar ‘slechts’ 253. Een groot deel daarvan is bovendien niet (meer) in omloop; wat bewaard wordt is de oorspronkelijke geluidsdrager.

    Ook hiervoor verwijs ik graag naar OPERADIS.

  11. Hein van Eekert
    27 augustus 2011 at 22:29

    De hierboven genoemde opnamen zijn de uitvoeringen degene die het gemakkelijkst te vinden zijn in de schappen van de cd-winkels op dit moment.
    Minkowski’s opname (met Mireille Delunsch, Simon Keenlyside, Yann Bueron en Laurent Naouri) ligt nu ook weer in veel winkels,voor minder geld dan voorheen. Hij combineert intens drama met authentieke opvattingen en zit mijns inziens dus ergens tussen Muti en Gardiner in. Mireille Delunsch vertelde me dat het kenmerk van Minkowski’s benadering is dat hij de opera’s van Gluck op hun eigen merites beoordeelt, zonder zich daarbij te richten op wat er NA Gluck is gebeurd.

  12. Steven SURDÈL
    28 augustus 2011 at 16:57

    Zo’n ‘winkelgerichte’ selectie is natuurlijk prima. Maar onderhand zijn heel wat liefhebbers ook druk met zoeken op het internet, bijvoorbeeld op sites als ‘mainly opera’ en ‘presto classical’, of ‘opera rara’. Daar vind je meermaals prachtige, maar relatief zeldzame CD’s die voor Nederlandse winkelketens om de een of andere reden niet aantrekkelijk of simpelweg moeilijk verkrijgbaar zijn. En dan praat ik nog niet over de steeds duurder wordende oude mono LP’s en clandestiene live-opnamen, die sinds een jaar of twee door nieuwe rijken uit Korea en China voor tientallen euro’s per stuk uit Europa worden weggekocht. (Net als de beste en oudste Franse wijnen overigens, die daar schaamteloos met ijs en cola worden mishandeld.) Wie in zo’n labyrinth zijn weg moet vinden, heeft een goede gids nodig, liefst een die verder reikt dan de bekende winkels.

    Wil dit nu zeggen dat de discografieën op deze site beter moeten? Welnee, ik vind ze bijna altijd boeiend en met veel gevoel geschreven. En ze hoeven zeker niet uitputtend te zijn, dat zou zelfs niet kunnen.
    Maar ik zou voor het koperspubliek heel graag iets in boekvorm zien, waarmee je ter ondersteuning de vakhandel kunt binnenstappen. En dat het kan bewijst de (al jaren uitverkochte) ‘Dictionnaire des disques’ onder redactie van Guy Schoeller, die in 1981 verscheen bij Laffont in Parijs. In 1988 verscheen er een bijgewerkte en vermeerderde herdruk, de ‘Dictionnaire des disques et compacts’, waarin men naast de LP’s ook de eerste generatie CD’s kan terugvinden. Midden tussen de overige genres van de klassieke muziek vind je bij de opera’s telkens korte, maar zeer rake kwaliteitsbeoordelingen van zo’n twee tot zeven opnamen, variërend van de oudste tot de modernste. Commercie en promotie speelden bij de recensenten geen enkele rol, alleen de kwaliteit.

    Probleem is natuurlijk dat we in ons verwaten Nederland denken alles wel met Engels af te kunnen, zodat deze mooie gidsen voor antiquaren in Nederland niet interessant zijn. Des te meer reden, zou ik zeggen, om een groep Vlaamse en Nederlandse schrijvers van het ‘kaliber Jaworski’ een beknopte opera-discografie te laten samenstellen, onder leiding van een grondige en genadeloos precieze eindredacteur.