FeaturedOperarecensie

Kupfer ensceneert pracht van een Katja

Met Kát’a Kabanová heeft Opera Zuid één van de beste operavoorstellingen van het jaar neergezet. De regie van Harry Kupfer is vakwerk ten top, de uitvoering uitstekend. Met Karin Strobos (wederom) als uitblinker.

Strobos en Van Oostrum (foto: Morten de Boer).

Het bezoek aan een operahuis is tegenwoordig tot een soort hazardspel verworden. Onderwerp, stijlperiode, libretto en muziek doen er tegenwoordig zo langzamerhand niet toe. Ongeacht of je naar Carmen, Ulysse of Lulu gaat, niemand garandeert je dat je niet alweer in Srebrenica of in Gaza tijdens een ‘porno live show’ zal belanden.

Maar als de regisseur in kwestie Harry Kupfer heet, kan je rustig door blijven ademen. Hij is een echte vakman die alle opera’s op zijn duimpje kent. Hij kan logisch nadenken, is consequent en – een bijna rariteit tegenwoordig – hij werkt vanuit het libretto. En de muziek, vanzelfsprekend.

Hij let op de geschreven taal en zijn nuances. Hij laat zijn protagonisten ook de taal en de accenten van de muziek volgen in hun bewegingen en gebaren – volgens mij één van de belangrijkste elementen in de operaregie. En onontbeerlijk als je met een componist als Janáček te maken hebt, voor wie de prosodie (integratie van de gesproken taal en de muziek) zowat het uitgangspunt voor al zijn composities was.

Voor zijn productie van Kát’a Kabanová bij Opera Zuid heeft Kupfer voor een tamelijk traditionele enscenering gekozen. Bij hem speelt de opera zich daadwerkelijk in Rusland in de tweede helft van de negentiende eeuw en de kostuums en de (zeer spaarzame) decors zij navenant. Maar denk nu maar niet dat je een superrealistische voorstelling gaat krijgen, want de enscenering is alles behalve natuurgetrouw en er zit een ’twist’ in.

Kupfer heeft samen met zijn congeniale decorontwerper Hans Schawernoch een slimme ‘eenheids-enscenering’ bedacht, die naar believen zowel binnen als buiten suggereert. Op het toneel staan een paar schots en scheef gedeponeerde ouderwetse meubelstukken die aan het zicht worden onttrokken door enorme ijzeren ‘bomen’. Worden de bomen omhoog gehesen, dan bevinden we ons binnen. Het ijkpunt van het decor vormt een prominent aanwezige elektriciteitsmast en ergens op de achtergrond, onzichtbaar maar zeer voelbaar, stroomt de Wolga.

Net als tijdens het echte onweer, was de storm al vanaf het begin voelbaar. Zachtjes waarneembaar in de eerste scène werden de lichtflitsen steeds heviger en tegen het einde kwam het tot de echte uitbarsting. Daar werd ik stil van, want hiermee werd de zere vinger op de juiste plek van de opera gelegd: de (ondergrondse) spanning, de ontlading en dan de stilte.

De uitvoering was goed tot zeer goed tot uitstekend. Om met ‘minpuntjes’ te beginnen: het orkest kon mij niet echt bekoren. Ik miste de ‘Slavische ziel’ (wat het ook mag zijn) en ook de accenten vielen voor mij niet op de juiste plaatsen. Nou is Stefan Veselka zelf van de Tsjechische origine, dus hij zou het moeten weten, maar het miste iets essentieels. Het spel was ook – voor mij, althans – iets te afstandelijk.

Dat gold ook de hoofdrolvertolkster, Johanni van Oostrum. Zij zong zonder meer prachtig, bij vlagen zelfs zeer ontroerend, maar ik miste het ‘bipolare’ in Kát’a’s karakter, de combinatie van devotie, hysterie, berusting, neiging naar de zelfvernietiging en doodsverlangen. Allemaal eigenschappen die haar uiterst breekbaar maken (denk aan Amy Winehouse, maar dan vertaald naar de negentiende eeuw):

Wat zou het zalig zijn om nu te sterven.
Waarom sterven, nu het leven zo mooi is?
Nee, leven kan ik niet.

(vertaling Theodor Duchamps)

Een ding weet ik zeker – zij gaat nog ongetwijfeld in de rol groeien. Het was haar eerste Kát’a. En het was de première.

Ook Boris werd zeer goed maar niet al te passioneel (maar misschien past dat bij zijn karakter?) gezongen door Mark Duffin. Michael Baba wist precies de juiste toon te treffen om het karakter van Tichon te typeren: hij was zeer meelijwekkend in zijn spagaat tussen zijn tirannieke moeder en zijn liefde voor Kát’a.

(Foto: Morten de Boer)

Miranda van Kralingen was voor mij niet overheersend en weerzinwekkend genoeg. Zij gaf een goede gestalte aan de rol van Kabanicha, maar echt sidderen deed zij mij niet. Henk van Heijnsbergen was een zeer goede Dikoj.

De echte ster van de voorstelling was Karin Strobos als Varvara. Met haar heerlijke lichte mezzo en haar zeer aanwezige presènce wist zij een meisje van vlees en bloed neer te zetten: licht, maar niet lichtvoetig. Vrolijk, maar ook bezorgd. En vol plannen voor de toekomst.

Haar geliefde Kudrjáš werd prachtig vertolkt door Elmar Gilbertsson. Bewapend met de heuse balalaïka zong hij het volksliedje over een boerenmeisje en de op haar verliefde rijke jongen met veel smachtende lyriek, maar wel ‘down to the earth’. Precies zoals het hoort.

Al met al: één van de beste operavoorstellingen van het jaar 2011.

Kát’a Kabanová is tot en met 10 december nog in acht theaters te zien. Zie voor meer informatie de website van Opera Zuid.

Vorig artikel

Youtube-portret: Opera-reclames

Volgend artikel

Stutzmann geeft recital in Kleine Zaal

De auteur

Basia Jaworski

Basia Jaworski

5Reacties

  1. 21 november 2011 at 12:51

    Mylou en ik zijn naar de generale geweest en zijn het roerend met je eens!
    zo leuk om een bijzonder jong talent als Elmar Gilbertsson in deze productie te zien! hij heeft vaak bij Opera per Tutti! gezongen.
    ook kennis gemaakt met Karin Strobos, wat een talent!
    wij wensen Opera Zuid een mooie tournee met Katja Kabanova

  2. Thea Derks
    21 november 2011 at 13:06

    Dank Basia, voor je zeer smaakmakende recensie!

  3. Henk Jakobsen
    28 november 2011 at 15:28

    Basia, wat een prachtige recensie. Je schrijft het zo mooi op. Ik ben echt onder de indruk. Ik ben het zeer met je eens, vooral je opmerking over Karin Strobos. Wat een groots talent. Laat ze maar lekker groeien. Die moeten we in de gaten houden.Ik vond de muziek echt prachtig, maar de uitvoering miste de juiste accenten op de juiste plekken, maar dit is bij mij gevoelsmatig. Want o schande, ik kende de opera nog niet. Ik moet nog veel leren.
    Basia, ik ga meer van je lezen. Ik denk dat ik er veel van kan leren. wat kijk jij goed zeg. Chapeau.

  4. Pieter K. de Haan
    9 december 2011 at 10:42

    We hebben gisteren in de slecht bezette Utrechtse Stadsschouwburg een prachtige voorstelling meebeleefd met een sterke cast, waarin als uitblinkers Johanni van Oostrum en Karin Strobos. Miranda van Kralingen kreeg als enige, geheel onverdiend, wat boe’s te verwerken. Jammer dat zo’n voostelling niet voor het nageslacht bewaard blijft, terwijl een wanproduct als de Amsterdamse “Les vêpres Siciliennes” wél op DVD/BD verschijnt.

  5. Wessel Vochteloo
    9 december 2011 at 20:32

    Wij waren in Groningen van de partij, heb de recensie lezend de indruk dat het met het in de rol groeien van eenieder toen wel goed zat. Van Oostrum heel goed en m.i. wel aan alle genoemde bijvoeglijke naamwoorden voldaan. Maar vooral een prachtig totaal van zang, decor, spel en muziek.