Bregenzer Chénier is prachtig spektakelstuk
De Andrea Chénier die deze zomer tijdens de Bregenzer Festspiele in première ging, was een groot succes. Dankzij de vlotte dvd-uitgave bij C Major kan iedereen nu zien waarom. Keith Warner ensceneert een prachtig spektakel en de cast herbergt uitstekende zangers.
Twee zomers lang moesten de bezoekers van de Bregenzer Festspiele tegen het Vrijheidsbeeld aankijken, in een tenenkrommende productie van Aida. Afgelopen zomer werd dat gezicht gelukkig van de bekende Seebühne verwijderd en vervangen door een groot beeld van Jean-Paul Marat, sterk gebaseerd op het schilderij De dood van Marat van Jacques-Louis David.
Marat was een sleutelfiguur in de Franse Revolutie en stond bekend om zijn vurige, radicale houding. Hij leed aan een huidziekte en werkte daardoor vaak in bad. Charlotte Corday vermoordde hem in 1793 toen hij in bad zat. Zo werd hij dan ook door David afgebeeld op zijn beroemd geworden schilderij.
Een perfecte keus van regisseur Keith Warner en decorontwerper David Fielding om dat beeld als uitgangspunt te nemen voor hun productie van Andrea Chénier, een opera van Umberto Giordano die zich afspeelt ten tijde van de Franse Revolutie. Het 24 meter hoge borstbeeld dat Fielding heeft gemaakt, ligt in het water als was de Bodensee een bad. Het is een fantastisch gezicht en heeft veel symbolische waarde.
Warner en Fielding slagen erin met dit decor zowel de grote volksscènes als de intiemere scènes tussen bijvoorbeeld de dichter Chénier en zijn geliefde Maddalena overtuigend neer te zetten. Het château van de familie Coigny uit de eerste akte, het Parijse café uit de tweede, de rechtszaal uit de derde: in een handomdraai trekt de regisseur je die ruimtes binnen. Sterk en geloofwaardig – waarbij de pompeuze kostumering van Constance Hoffman zeker een handje helpt.
Jammer vind ik de twee intermezzi die aan Giordano’s werk zijn toegevoegd en die het festival door de hedendaagse componist David Blake heeft laten maken. Het verschil in stijl is te groot. Zeker in het eerste intermezzo, waar je plots een scheurende elektrische gitaar om je oren krijgt. Het tweede intermezzo stoort minder – en wordt bovendien uitstekend gezongen door de Nederlandse mezzo Tania Kross – maar het blijft in mijn ogen een overbodige onderbreking.
Maar dat is het enige echte minpunt dat ik zou kunnen noemen. Want naast de regie is ook de muzikale uitvoering prima in orde. Norma Fantini zingt met rijpe, lyrische stem de rol van Maddalena en de Mexicaanse tenor Héctor Sandoval geeft een pracht van een titelvertolking. Zijn gebaren mogen dan tamelijk loos zijn, zijn zang is expressief en gepassioneerd. En hij strooit er heerlijke hoge noten uit.
Scott Hendricks is al even intens als Gérard. Naarmate de plot zich verder ontvouwt, wordt hij steeds ontstuimiger en ruwer in zang en spel. Misschien niet altijd even fraai van klank, maar dramatisch bijzonder overtuigend – en het lijkt me dat dat telt.
Het Wiener Symphoniker vertelt onder leiding van Ulf Schirmer een verhaal vol sfeer en emotie. En de Praagse en Bregenzer koren ontbreekt het evenmin aan veel kleuren op het palet.
Knap, hoe overtuigend en krachtig het Oostenrijkse festival dit verismo-werk van Giordano op zijn grote bühne gestalte heeft gegeven!