Talenten brengen opera met jeugdig risico
Afgelopen zondag sloten het NJO Symfonieorkest en de Dutch National Opera Academy hun wintertoernee af in de Rotterdamse Doelen. Repertoirekeuze, met werk van Knussen en Ravel, en aanpak gaven blijk van jeugdig enthousiasme en de bereidheid niet de makkelijkste weg te kiezen.
Bij het verlaten van de zaal waren we het roerend eens: het orkest was prima, de solisten uitstekend en de vormgeving was op een prettige manier interessant. En wat waren we onder de indruk van het Chinese theekopje. Mooie stem, prima performance.
Geen liefdesperikelen, geen langzaam wegkwijnende diva’s op het podium, niet eens een duel op de degen: het symfonieorkest NJO (de Nederlandse Orkest- en Ensemble-Academie) en de Dutch National Opera Academy hadden voor hun gezamenlijke wintertournee gekozen voor de wereld van het kind.
Oliver Knussens Where the wild things are en L’enfant et les sortilèges van Ravel zijn niet makkelijk; voor zangers noch voor publiek. De werken vragen een orkest dat zeer alert is en met grote scherpte de partituur induikt.
Dirigent Antony Hermus loopt tegen de 40 maar heeft ondanks zijn enorme hoeveelheid ‘vlieguren’ als dirigent een jeugdig enthousiasme behouden in de manier waarop hij orkest en solisten door de partituren loodst. Hermus gunde orkest en solisten alle eer, dat bewees hij ook door vanuit de coulissen zijn solisten toe te klappen.
De eerste opera, Where the wild things are, is vooral een kindernachtmerrie vol figuren met grote maskers, op muziek die kennelijk in de lucht zit van Suffolk, ingeademd door niet alleen Knussen maar ook Benjamin Britten.
Sopraan Hannah Bradbury, niet groot van stuk maar met een pittige stem, bleef fraai overeind in haar veeleisende rol, waarin ze vocaal kleine en in letterlijke zin zelfs een grote dodensprong moest maken.
In Ravels L’enfant et les sortilèges was het Emma Rothmann die centraal stond. Ze was door de regie tot een erg oud en wat stram kind gemaakt, een jonge bejaarde. Ook zonder tekst had ze veel te doen. Kandri Tegelmann zong de rollen van het Chinese theekopje en de moeder en dat deed ze met een heel aangenaam geluid. Haar bijdrage maakte echt indruk.
In dit werk had het orkest het druk. Het moest grommen en swingen en heel dynamisch spelen. Altijd was er een enorme vleugel als het hart van de muziek. Op die momenten kwamen er associaties met het pianoconcert in D, dat overigens van latere datum is.
Regisseur Timothy Nelson stond voor de opdracht twee weliswaar gelinkte maar verschillende stukken vorm te geven. De cast had ook nog een alternerende bezetting voor enkele rollen. Extra werk voor de regie dus.
Daarbij moest zijn regie in veel zalen functioneren, waaronder in de Rotterdamse Doelen, op deze laatste avond van de toer. Niet een zaal die graag meewerkt als een regisseur de grote muziekbak wil omvormen tot een sfeervol muziektheater. Toch lukte dat.
De geënsceneerde vorm die Nelson koos, voldeed uitstekend en maakte de Doelen met relatief weinig middelen zeldzaam sfeervol. Lichtontwerpers worden niet vaak genoemd in recensies, maar Alex Brok was erin geslaagd een effectieve belichting te ontwerpen die voortreffelijk uitpakte. Met als extra dat bij het slotapplaus het orkest even echt in het licht stond.
Het was een spannende en mooie avond omdat Knussen en Ravel mooie stukken maakten. Maar het was vooral een prima avond omdat die enorme hoeveelheid musici, zangers, koorleden en solisten met zoveel toewijding en risico speelden en musiceerden.