Romantiek en melancholie in Arabella
In de Opéra Bastille in Parijs gaat momenteel Arabella van Richard Strauss met niemand minder dan Renée Fleming in de titelrol. Deze publiekslieveling van de Metropolitan Opera heeft in New York ‘vrijaf’ aangezien het seizoen daar al eind mei sluit. Zodoende kunnen we haar nu in Parijs bewonderen, en ook nog in een rol die haar past als een handschoen.
Fleming komt overigens al jaren in Parijs en zong daar onder andere de Marschallin (coproductie met de Salzburger Festspiele) en de Gravin in Capriccio, waarvan ook een zeer succesvolle dvd is uitgebracht. Van haar Arabella in Zürich, een klassieke productie van wijlen Götz Friedrich, is kort geleden eveneens een dvd verschenen.
Arabella was de laatste opera van Strauss waarvoor Hugo von Hofmannsthal het libretto schreef. Deze in 1874 in Wenen geboren schrijver bracht een zeer groot deel van zijn leven door in de zogenaamde Donaumonarchie waarvan Franz Josef zowel keizer (van Oostenrijk) als koning (van Hongarije) was. Omdat in die tijd vrijwel overal het etiket ‘Kaiserlich und Königlich’ (KuK) werd opgeplakt, sprak men ook wel spottend over Kukanië.
Von Hofmannsthal heeft zich nooit goed van deze periode kunnen losmaken. Stefan Zweig, die hetzelfde gymnasium in Wenen bezocht als von Hofmannsthal, omschreef hem in de terugblik op zijn eigen leven als iemand die verdwaald was in een verkeerde tijd. Dat verklaart waarschijnlijk de immense melancholie die uit de romantische komedie Arabella spreekt.
Von Hofmannsthal schreef als het ware een libretto dat gebaseerd was op de generatie van zijn eigen ouders. De opera heeft hij nooit gehoord, want na zijn dood in 1929 heeft het nog ruim drie jaar geduurd voordat het werk in première ging aan de Semperoper in Dresden.
In Parijs tekent Marco Arturo Marelli voor de enscenering en de decors. Marelli heeft al menig opera van Strauss voor zijn rekening genomen en kan met recht worden beschouwd als een ervaringsdeskundige. Voor zijn Arabella in Parijs maakt hij gebruik van een draaiende strip in de toneelvloer en van hoge draaiende panelen. Als deze allemaal in het gelid staan, vormen ze een gesloten halfronde achterwand. In combinatie met de vloer genereren ze de mogelijkheid tot voortdurende decorwisselingen, wat het geheel een rustig soort dynamiek verschaft.
Het gebruik van requisieten is uiterst spaarzaam. Voor aanvang van de voorstelling staan er een paar meubelstukken die één voor één door verhuizers worden weggedragen op aanwijzing van een major domo. Het symboliseert de desolate financiële situatie van de familie Waldner, alles wordt verpand of is al verkocht. Als Mandryka later ten tonele verschijnt, is er nog slechts een reiskoffer waarop hij kan gaan zitten.
De kostuums verwijzen vagelijk naar het Wenen van rond de eeuwwisseling of kort erna. Beetje Edwardian familie Bellamy stijl. Op zich redelijk passend in het beoogde tijdvak van deze bitterzoete komedie. Al met al is het prettig om naar te kijken en geschikt om het verhaal tot in de kleinste details geheel conform het libretto ten uitvoer te brengen.
Graaf Waldner werd vertolkt door Kurt Rydl, die daarvoor zijn oorspronkelijk aangekondigde optreden in de Parsifal van DNO moest laten schieten. Rydl zet zijn personage neer als een type Baron von Ochs, wat op zich in deze setting prima werkt. Vocaal worden er geen al te hoge eisen aan hem gesteld en dat is ook maar beter zo.
De in Amsterdam als Fricka welbekende Doris Soffel vertolkt Arabella’s moeder, verdienstelijk zonder verder al te zeer op te vallen. Veel waardering van het publiek was er voor de Zdenka van Julia Kleiter en de Matteo van Joseph Kaiser.
De kleine rol van Fiakermilli kwam voor rekening van Iride Martinez. Deze sopraan excelleert niet alleen in vocale acrobatiek, maar is ook een uitstekend comédienne. Wie haar echt eens wil zien uitpakken kan ik de dvd-opname van de Ariadne in Dresden, overigens ook in een enscenering van Marelli, ten sterkste aanbevelen. Haar Zerbinetta is absoluut fantastisch, zowel qua zingen als acteren. Deze winter zal Martinez bij DNO te horen zijn als Koningin van de Nacht, ook een rol met muzikaal vuurwerk.
Bariton Michael Volle als Mandryka was voor mij de ster van de middag. Uitstekend zingend en acterend zet hij in prima verstaanbaar Duits met verve een provinciale grootgrondbezitter neer, zich welbewust van het feit dat voor de hoofdstedelingen Slavonië niet meer is dan een ‘backwater’ dat ze nauwelijks op de kaart kunnen aanwijzen, maar evenzeer zelfbewust in zijn optreden omdat hij (heel erg) rijk is en Graaf Waldner geheel en al aan de grond zit.
En dan Arabella. Fleming zingt prachtig, zuiver (bij Strauss niet altijd even gemakkelijk) en zet de rol overtuigend neer. Toch was ik niet helemaal tevreden over haar. Het leek wel alsof ze bij elke registerwisseling ook compleet van stem veranderde, waardoor ik de continuïteit miste in wat vloeiende lange lijnen hadden moeten zijn. Als operaliefhebber in generieke zin pretendeer ik niet heel veel verstand van stemmen te hebben. Toch wilde ik deze observatie even kwijt. Misschien stond ik hierin wel alleen, want door het publiek werd ze na afloop ovationeel ontvangen.
Philippe Jordan leidde het goed spelende Orkest van de Opéra National op adequate wijze en kreeg daarvoor ook veel bijval van het publiek. Ik was bij de matinee op 17 juni, een dagje op en neer met de Thalys. Al met al een zeer geslaagde reis.