Prégardien ster op sprookjesavond
De Bochumer Symphoniker onder leiding van dirigent Steven Sloane presenteerde 10 juli een muzikale sprookjesavond met De tovenaarsleerling van Dukas en De vuurvogel van Stravinsky. Tenor Christoph Prégardien was de hoofdattractie met liederen uit Mahlers Des Knaben Wunderhorn.
Waar Nederlandse orkesten amper budget hebben, kunnen Duitse grote orkesten als de Bochumer Symphoniker makkelijk op tournee gaan. Het orkest, met leden van rond de dertig jaar, oogt jeugdig. De enthousiaste Amerikaan Steven Sloane, die al 18 jaar het orkest leidt, kan met hen lezen en schrijven. Hun spel klonk heel vertrouwd en haast té degelijk.
De spits werd afgebeten met de suite De liefde voor de drie sinaasappelen van Sergej Prokofjev. Het oorspronkelijke verhaal met de gelijknamige titel heeft Prokofjev in 1919 bewerkt tot komische opera. Het stuk is gebaseerd op een toneelstuk van Carlo Gozzi uit 1761. Het verhaal is vreemd. Een depressieve prins wordt verliefd op sinaasappels waarin toevallig ook prinsessen zitten. De opera is geliefd wegens het filmische karakter met als vrolijk deel een mars.
De suite van deze opera klonk bij de Bochumer Symphoniker een beetje als een spookverhaal. Het eerste deel startte fel op. Tempi en thema’s werden bondig neergezet. De mars klonk ijzerstrak, alsof het orkest dagelijks patrouille loopt. Aan het slot, ‘De vlucht’, belandden we in een muzikale achtervolgingsscène van virtuoze noten.
Al vanaf het begin ben ik onder de indruk van Christoph Prégardiens lyrische stem. Zijn cd-opname van Die schöne Müllerin is welhaast onovertroffen. Of hij in dit geval de juiste man op de juiste plek was, met de liederen van Des Knaben Wunderhorn en het volle geluid van de Bochumer Symhoniker, valt te bezien. De tenor overtuigde wel door zijn goede bedoelingen en zong meestal prachtig.
Zo ontroerde hij in het eerste lied ‘Lob des hohen Verstandes’ met zijn naturelle vrolijk expressie. Prégardien heeft een stevig resonans in de hoogte, en dat was ook wel nodig! Het orkest speelde behoorlijk stevig, al probeerde Sloane het met handgebaren dynamisch in toom te houden.
Enkele liederen later was er meer symbiose tussen zanger en orkest. In ‘Rheinlegendchen’ klonk een heerlijke cadans. Geen overdreven expressie van Prégardien, maar een onbekommerd gezongen verhaal van liefde en verbondenheid.
Maar in ‘Revelge’ ging er iets mis. Een tekstfout wellicht, of een verkeerde inzet door het orkest? Het geheel klonk in ieder geval rommelig. Het orkest speelde in het marsdeel te ongeremd en de aanwezige fluitpartij klonk droog.
Bij het lied ‘Urlicht’ was er gelukkig niets aan de hand. Op een ietwat pregnant spelende trompet na klonk dit lied van hemelse ontmoeting bovenaards. Het meesterlijke samenspel van stem en hobo en de samensmelting van Prégardiens lichte hoge stem met de strijkers waren aangrijpend. De tranen zaten tegen mijn brillenglazen.
De Tovenaarsleerling van Paul Dukas is onlosmakelijk verbonden met de tekenfilm Fantasia van Disney. Ook bij het Duitse orkest kon je je voorstellen hoe Mickey Mouse in de weer gaat met geleende toverformules van zijn toverbaas. Het deel van de marcherende bezems werd opzwepend vertolkt.
Het laatste werk was de De vuurvogel-suite van Igor Stravinsky. Oorspronkelijk schreef Stravinsky dit werk voor het ballet van de beroemde choreograaf Sergej Diaghilev. Om een beeld te schetsen: De vuurvogel is gebaseerd op een sprookje over een prins die vrouwen bevrijdt uit de klauwen van een eng monster. Dat doet hij met behulp van een vogel. Het is een spannend muzikaal verhaal.
Qua toonschakeringen viel alles goed op zijn plek bij de Bochumer Symphoniker. Ritmisch klonk het uitstekend. De vogelgeluiden konden de luisteraar niet ontgaan en de helse dans werd met grenzeloos fraai gespeeld. Het deel ‘slaapliedje’ was zeker melodieus en de zachte tonen ebden in dit deel mooi weg in de stilte. De finale was groots.
Later realiseerde ik me dat het muzikale toverwerk van het Duitse orkest me soms iets te doortimmerd klonk. Wat nuance nu en dan en wat contemplatie hier en daar waren wel op zijn plaats geweest. Degelijkheid kan ook vermoeiend zijn.