AchtergrondFeaturedOperarecensie

Santa Fe Opera: ieder jaar een belevenis

Santa Fe stelt nooit teleur. In elk geval niet muzikaal. Iedere zomer stelt de Santa Fe Opera in zijn oogstrelende halfopen theater een groep zangers van stand op, die steevast interessant repertoire ten gehore brengen. De geneugden van dit jaar heetten onder andere Sir Andrew Davis, Luca Pisaroni en Mariusz Kwiecien.

Het Santa Fe Theater, met adembenemend uitzicht (foto: Robert Godwin).

Santa Fe, in New Mexico, wordt vaak ‘The City Different’ genoemd. En om goede redenen. De stad is een wereld van verschil met bijvoorbeeld New York of Boston. Die twee noordoostelijke steden werden door Engelse kolonisten gesticht en tellen nog maar een paar nazaten van de oorspronkelijke inwoners van het gebied.

Santa Fe werd daarentegen door Spaanse kolonisten gesticht en wordt nog altijd omringd door de oorspronkelijke ‘American Pueblos’. Met naar het westen het enorme Navajo-reservaat en in de stad Spaanse straatnamen en lage, plattedakenarchitectuur is Santa Fe een bijzonder ongewone Amerikaanse stad.

De Santa Fe Opera werd in 1957 door de inmiddels overleden dirigent John Crosby opgericht, in een openluchttheater dat aan slechts een kleine 500 bezoekers plaats bood. Later werd het theater compleet overdekt en kwam er plaats voor meer dan 2100 bezoekers, plus nog eens 100 staanplaatsen. De flanken van het theater bleven echter open, wat nog altijd voor schitterende panorama’s zorgt.

Natuurlijk Strauss
Crosby hield erg voor de muziek van Richard Strauss en dus staat de Duitse componist vaak op het programma van het zomeroperahuis. Mijn eerste voorstelling dit seizoen, op maandag 6 augustus, was dan ook Strauss’ Arabella. De opera trapte af op het moment dat de zon onder begon te gaan, waardoor je door de open flanken van het theater de roodgekleurde toppen van de Sangre de Cristo Mountains kon zien.

Erin Wall als Arabella (foto: Ken Howard).

Sir Andrew Davis wist uit de rijkelijk gevulde orkestbak de ongelofelijk mooie samenklanken van Strauss’ muziek te halen, in plaats van de onbestemde blend die je ook wel eens hoort in deze opera. Regisseur Tim Albery en ontwerper Tobias Hoheisel leidden het publiek ondertussen naar turbulente tijden: het fascinerende negentiende-eeuwse Wenen.

Arabella werd vertolkt door de stijlvolle Erin Wall, die haar plangent klanken schitterend mengde met de orkestbegeleiding. Optisch was ze bovendien ook helemaal haar rol, zeker in een smullend duet met haar zus, Zdenka.

Heidi Stober stond als Zdenka eveneens haar mannetje. Met name fysiek. Vocaal zong ze met het voor haar zo kenmerkende kraakheldere sopranengeluid.

Mark Delavan was een overrompelende Madryka, die zijn donkere stem met distinctie kleurde. Ik kon me voorstellen hoe hij op beren jaagde in de bossen van Kroatië, maar vroeg me af of dat Arabella uiteindelijk hetzelfde lot als de Marschallin in Der Rosenkavalier kon bezorgen.

Coloratuurzang van wereldklasse
Op dinsdagavond stond de zelden gehoorde Rossini-opera Maometto II op het programma. Rossini schreef dit werk voor Napels in 1820, waar het echter geen groot succes werd. In 1822/1823 werd de opera opgevoerd in Venetië, maar de ontvangst daar was al niet veel beter. Daarop herzag de componist zijn partituur, noemde de opera Le Siège de Corinthe en zond het naar Parijs. Daar werd het de eerste van diverse Rossini-opera’s die de Fransen zouden plezieren.

Luca Pisaroni in Maometto II (foto: Ken Howard).

In Santa Fe gaven regisseur David Alden en ontwerper Jon Morrell een realistische vertelling van het libretto, met als enige onderbreking van de klassieke atmosfeer van Byzantium enkele kostuums uit de Amerikaanse Burgeroorlog.

De robuust dirigerende chef Frédéric Chaslin leidde de avond; een schatkist vol coloratuurzang van wereldklasse. Luca Pisaroni, bekend vanwege zijn vertolkingen van moeilijke muziek, zong Rossini’s exacting lijnen met verbluffende precisie en blinkende bronzen klanken, terwijl hij ondertussen zijn rol van veroveraar ook nog eens knap acteerde.

Paolo Erisso werd gezongen door de energieke tenor Bruce Sledge, die zong met golven van felle kleuren. Net als de Ierse mezzo Patricia Bardon als Calbo. De begaafde jonge Amerikaanse sopraan Leah Crocetto volmaakte het kwartet begenadigde coloratuurzangers. Zij scoorde een absolute triomf in haar debuut als Anna, de heldin die de dood verkiest boven verlies van eer.

Zuid-Afrikaanse Tosca
Ondanks het klinkende succes van Rossini’s onbekende werk, kwam de beste productie in mijn ogen van de hand van regisseur Stephen Barlow, die Giacomo Puccini’s Tosca ensceneerde. De decors van Yannis Thavoris waren weliswaar meer beeldend dan realistisch, maar zijn kostuums maakten tijd en plaats meer dan duidelijk.

Brian Jagde als Cavaradossi (foto: Ken Howard).

Maestro Chaslin bracht Puccini’s partituur met kleur, verve en soms vuur. Cavaradossi werd neergezet door de veelbelovende jonge tenor Brian Jagde en de Zuid-Afrikaanse sopraan Amanda Echalaz vertolkte een intense Tosca. Ze produceerde een vloed aan fraaie klanken en hield haar geliefde op scherp met geloofwaardige uitbarstingen van jaloezie. Haar ‘Vissi d’arte’ was doordringend, Jagde’s versie van ‘E lucevan le stelle’ was memorabel en gepassioneerd.

Het was echter samen met de donker gestemde Raymond Aceto als Scarpia dat Echalaz het dramatische verhaal voortstuwde. In spel én zang.

Szymanowski
De meest ongebruikelijke opera op het repertoire van Santa Fe deze zomer was Karol Szymanowski’s psychologische drama King Roger uit 1926. De opera speelt zich af op het middeleeuwse Sicilië en vertelt van een herder die een niet-christelijke religie promoot, die veel van de volgelingen van de koning aantrekt, inclusief Roxana, de koningin.

Muzikaal werd Szymanowski beïnvloed door Richard Strauss, Debussy en Schönberg. Zijn climaxen met koor overspoelden dan ook de oren van de luisteraar met rijke romantische klanken.

Dirigent Evan Rogister hield orkest, koor en solisten goed op de rails, terwijl hij de immense schoonheid van de partituur volop uit de verf liet komen. Koordirigent Suzanne Sheston verdiende daarbij een extra pluim voor haar werk.

De Poolse bariton Mariusz Kwiecien heeft de titelrol in de nodige steden gezongen en deze zomer mocht Santa Fe zijn krachtige kunsten bewonderen. Erin Morley, die hier vorig jaar nog als een mooie Koningin van de Nacht in Die Zauberflöte te zien was, was een snijdende Roxana en zong met scherpe coloraturen.

William Burden was een charismatische herder, wiens schoonheid van klank dwars door de romantische orkestbegeleding heen blonk, terwijl hij de mensen in zijn nieuwe, meer feestelijke religie inleidde. Zijn Dionysische rites contrasteerden enorm met de rituelen van de middeleeuwse kerk, vertegenwoordigd door de krachtige bas Raymond Aceto.

Stralende Leila
Mijn trip naar Santa Fe eindigde met Georges Bizets opera Les pêcheurs de perles uit 1863. De Franse componist schreef het toen hij 24 jaar was, op een exotisch libretto (toen niet ongebruikelijk) van Eugene Cormòn en Michel Carré.

De regie van Lee Blakeley was realistisch en goed te volgen. Jean-Marc Puissant ontwierp een interessant decor en zijn stormscène, met een woedende zee die tegen de kustrotsen opbotst, was verrassend knap gemaakt.

Dirigent Emmanuel Villaume leidde het orkest in een naar beneden getransponeerde maar elegante versie van de partituur. Eric Cutler zong een spannende Nadir, wiens memorabele duet met zijn rivaal Zurga (Christopher Magiera) uiteraard niet uitbleef. Wayne Tigges vertolkte met dominante presence de hogepriester Nourabad.

Maar de ster van de voorstelling was – natuurlijk – Nicole Cabell als stralende en verleidelijke Leila. Ze vervulde zeer zeker de hoge verwachtingen. Met romige klanken en een charmante, romantische stijl vertolkte ze haar muziek.

Het zomerseizoen van de Santa Fe Opera is ieder jaar weer een genot. Ik hoop dat u een bezoek volgend jaar zult overwegen. Op het programma staan dan La Traviata, La Donna del Lago, The Grand Duchess of Gerolstein, Le Nozze di Figaro en de gloednieuwe opera Oscar van Theodore Morrison.

Vorig artikel

Lohengrin en Tannhäuser in Bayreuth

Volgend artikel

Ciro in Babilonia krijgt Pesaro-primeur

De auteur

Maria Nockin

Maria Nockin