Andreas weent: speels spektakel
De ZaterdagMatinee bracht zaterdagmiddag de wereldpremière van de opera Andreas weent van Peter-Jan Wagemans in het Concertgebouw. De componist schreef een licht en soms ironiserend libretto over de schaal van idealisme naar terrorisme en componeerde meeslepende en moderne noten, die uitstekend werden gespeeld en gezongen.
Andreas weent gaat over drie centrale figuren uit de Rote Armee Fraktion, die in de jaren ’70 met harde dolksteken de genoegzaamheid van de West-Duitse maatschappij aan de orde stelde. De acties en aanslagen kostten in de periode dat de RAF actief was zo’n vijftig mensen het leven, waaronder een Nederlandse politieagent.
Wagemans verbindt het verhaal uit Duitsland met dat van Shoko Asahara, een Japanner die een op de Bijbel gebaseerde doctrine ontwikkelde en wiens volgelingen in 1995 een aanslag op de metro in Tokyo pleegden. Daarbij waren dertien levens te betreuren.
Het verhaal van ‘Dries’ en ‘Trune’ is losjes gebaseerd op dat van Andreas Baader en Gudrun Ensslin, leiders van de RAF. Zeker die laatste is in deze vertelling ontdaan van al haar politieke fanatisme. De figuur Shoko Asahara werd in het libretto twee personen: de terrorist Asa en de guru Shoko.
Ondanks deze historische figuren wilde de componist geen documentaire maken, zo zei hij in een toelichting. Zijn focus lag op de glijdende schaal tussen idealisme en terrorisme en hij heeft geen enkele sympathie voor de daden van Andreas Baader en zijn medestrijders.
Mensheidje
De NTR ZaterdagMatinee gaf het werk zaterdagmiddag zijn Nederlandse wereldpremière in het Concertgebouw, op het moment dat de bijna-wereldpremière van George Benjamins Written on Skin Het Muziektheater doet vollopen aan de Amstel.
Bij Benjamin lijkt wat meer sprake van getergd kunstenaarschap, tegenover het speelse, ironische van Wagemans. Dat zit hem in hoge mate in de taal: het verheven Engels van librettist Martin Crimp in Written on Skin tegenover de verbale schik van Wagemans. Het is als het verschil tussen de band Joy Division in Engeland en Doe Maar in Nederland. Allebei postpunk, maar met teksten als ‘er is geen bal op de tv’ bleef Doe Maar net wat sterker uit de artistieke hemel dan de band van Ian Curtis.
De nieuwe opera van Wagemans gaat niet, zoals zijn eerste, over boekenfiguren in een bijna sprookjesachtige setting, maar over mensen van vlees en bloed. De componist overtreft zijn vorige werk Legende muzikaal door een meer consistente, uit zichzelf voortvloeiende componeerstijl. Minder onrust, nog wel met een typerend muzikaal mozaïek maar met grotere lijnen in het gebruik van het orkest, het koor en de solisten.
Tekstueel stal Wagemans met Legende al na een paar minuten mijn hart met het onvergetelijke ‘effe kijken, effe horen, effe zien’. Die taal is in nog hogere kwaliteit een centraal element in Andreas weent. Helaas niet opgenomen in het tekstboekje – er werd in het recensentenvak in het Concertgebouw druk meegeschreven – maar wel uiterst functioneel als boventiteling. ‘Ga maar mensheidje redden’, zingt Trune tegen Dries, als er ruzie is over de prioriteiten in het leven.
Japans
Peter-Jan Wagemans noemt zijn nieuwe werk een opera-musical. In de partituur staat goed speelbare muziek voor orkest, met piano, keyboard, geluidseffecten en elektrische gitaar.
De vocaal meest vragende rol lijkt me die van Huub Claessens als Asa. Hij is volgens Wagemans een ‘hysterische homoseksueel’, bij wie de componist bewust koos voor een basso buffo, de laagste mannelijke zangstem. Claessens levert een prestatie van belang in zijn rol, reikend aan de uitersten van zijn bereik.
Yves Saelens speelde in Legende een beeldbepalende Festus en zong onlangs de reprise van een fraaie Mahler-voorstelling. Je kunt de eminente tenor pakweg een rol laten zingen in onverstaanbaar Japans en dan nog klinkt het goed. Dat is overigens precies wat Wagemans deed.
De muziek voor de vrouwenstemmen is mooier, melancholieker en emotioneler dan wat de heren op hun lessenaar hebben staan. Olivia Vermeulen (Trune) en zeker ook Lisette Bolle (Vrouw) vulden dat prachtig en overtuigend in.
De casting sprak me trouwens zeer aan. Jonge Nederlandse zangers als Bolle maar ook Pascal Pittie, die nogal eens in kleinere rollen in Het Muziektheater staan, stonden nu in het (helaas wat karige) licht van het Concertgebouw. Jong Vlaams talent was er in de personen van Gijs van der Linden als Raps, de terrorist die moeilijk kan kiezen tussen bier en wereldverbeteren, en Olivier Berten, die al mijn aanmerkingen bij zijn vorige rollen van tafel zong als een stevige Tolk 1.
Met Andreas weent bleef componist/librettist Wagemans in zijn idioom, componeerde hij meer voldragen muziek dan in zijn eerste opera en bewees hij opnieuw de juistheid van zijn eigen stelling, dat hij de beste librettist voor zijn eigen opera’s is.
Deze nieuwe opera is binnen het werk van Wagemans niet zozeer een vernieuwing, als wel een verbetering. De aanwezigheid bij de wereldpremière van minstens één regisseur die heeft bewezen het werk van Wagemans te kunnen ensceneren, vond ik een hoopgevend teken.