Matthews en Cargill: vrolijk en luid
Vrolijk en luid, zo kun je het liederenrecital van sopraan Sally Matthews en mezzosopraan Karen Cargill dinsdagavond in de Kleine Zaal van het Concertgebouw het best omschrijven. Vlotte liederen en romantische duetten van Purcell/Britten passeerden de revue, plus Mendelssohn, Brahms en repertoire van enkele Franstalige componisten. Pianist Simon Lepper was de ijverige begeleider.
In de pauze van dit liederenrecital sprak een jongeman de zaalwachter aan: of de geluidsboxen soms aanstonden, want het klonk zo hard. De zaalwachter ging het controleren, maar dat bleek niet het geval te zijn. Hij liet zich ontvallen dat de dames zelf hard zongen en het zingen van opera is niet hetzelfde als het zingen van liederen.
Hij had gelijk. Het op operasterkte zingen van een liederenrecital past niet goed in een kleine zaal. ‘Zangers moeten dat toch weten’, zei de zaalwachter nog.
Sally Matthews zou het zeker moeten weten; ze heeft het Concertgebouw al meerdere malen aangedaan met liederenrecitals, eveneens met Simon Lepper als begeleider. Voor Karen Cargill was het de eerste keer. Een belangrijk detail: ze hebben beiden de Kathleen Ferrier Award gewonnen. Dit is een operaprijs en geen hoge onderscheiding voor de liedkunst.
Het concert werd in vier delen opgeknipt. Eerst een blok met liederen van Henry Purcell in een bewerking van Benjamin Britten. Nam je de stemmen apart, dan hoorde je bijvoorbeeld in ‘Music for a While’ dat Cargill een mooi, diep en ietwat wollig stemgeluid heeft. Haar frasering is sterk en brengt een lied als dit met een naturelle expressie.
Matthews heeft, zoals je in ‘Fairest Isle’ goed kon horen, eerder een heldere, zeer krachtige sopraanstem met een aanwezig vibrato en een bijna ongetemperde expressie. Haar zang- en acteerwerk in opera’s is inderdaad fantastisch, maar voor liederen is die passie echt ’too much’.
Omdat Matthews tijdens dit concert veelal groots in geluid klonk, ging dat soms ten koste van de verstaanbaarheid. In de liederen van Felix Mendelssohn bespeurde je zeker de ‘gründliche’ Duitse uitspraak, maar de tekst was niet altijd even goed te volgen. Daarnaast nam ze bijvoorbeeld bij een romantisch lied als ‘Auf Flügeln des Gesanges’ een verkrampte pose aan die erg gemaakt oogde; dat was jammer.
Samen in duet voerden de dames telkens een innemend toneelstukje op. Voor een lied als ‘Maiglöckchen und die Blümelein’ was dat erg amusant. Ook kleurde Cargill met haar donkere timbre steevast erg gesloten met de stem van Matthews. Lepper op piano ging daar virtuoos en speels in mee, al liet hij soms ook wat accenten voorbijgaan of werkte hij de details niet goed af. Zijn pianospel was ook gewoonweg niet goed te horen.
Enkele lelijke harde uithalen daargelaten waren de opgewekte liederen uit de serie van Johannes Brahms het leukste om naar te kijken. Met ‘Die Schwestern’ uit Vier Duette kregen de dames de lachers op hun hand, door hand in hand te gaan zingen. Misschien oneerbiedig om te zeggen, maar ze leken net Laurel en Hardy.
In het laatste blokje met grotendeels Franse liederen en duetten bleef de lichte vrolijke sfeer. Er kwam meer evenwicht in interpretatie en muzikale uitvoering. Zo’n lied als ‘Rêvons, c’est l’heure’ van Jules Massenet was goed te verstaan en beter op de begeleiding afgestemd.
Tot slot een snel lied: ‘Tarantelle’ van Gabriel Fauré. Prachtig waren de versieringen waarmee beide zangeressen ons wisten te bekoren. Er kwam een toegift en als verwacht was dat een Schots duet. Wie de componist was of wat ze precies zongen? Geen flauw idee. Maar het was wel mooi; geen exaltaties, geen opera-achtig geforceerd geluid, eerder romanistisch en sereen.
Was het een avond vol muzikale ontroering? Nee, maar we hebben wel gelachen.