De lange adem van Piotr Beczala
De weg van tenor Piotr Beczala naar de top was lang. Zonder glamour, juichende mensenmassa’s en dikke platencontracten. Maar hij had het niet anders gewild. „Als je de Mont Blanc per voet beklimt, houd je het op de top veel langer uit dan wanneer je er met een helikopter gebracht wordt.”
Vakantie. Dat is een grote zeldzaamheid in het leven van Piotr Beczala, maar op het moment van spreken zit hij er volop van te genieten. Door een flinke koortsaanval moest hij een verplichting in augustus laten varen, zodat hij nu maar liefst drie weken vrije tijd heeft.
Hoe hij die plotselinge ruimte in zijn agenda vult? Hij vertoeft met zijn vrouw in zijn zelfgebouwde huis in Zuid-Polen, leest veel, zoekt paddestoelen in het bos, speelt wat golf en sleutelt aan zijn Jaguar uit 1958, die hij volgend jaar opgelapt hoopt te hebben. „Het is hier een paradijs.”
Doorgaans ademt Beczala’s leven niet zoveel rust. Hij en zijn vrouw (die haar eigen zangcarriere stopte om overal met hem mee naartoe te gaan) vormen een permanent reisgezelschap. De Metropolitan Opera in New York, Covent Garden in Londen, de Scala in Milaan; ze staan allemaal regelmatig op het programma. Naast nog tal van andere operahuizen en concertzalen.
‘Leven voor de kunst’ is de Pool wat dat betreft niet vreemd. En dat leven wordt getekend door een streven naar altijd beter. Het is haast als een natuurwet in hem verankerd: altijd moet hij zich verder ontwikkelen. „Je stopt nooit met beter worden”, zegt hij. „Dat is niet iets waar ik moe van word, het is juist een uitdaging. Geen vooruitgang boeken, dáár word ik pas moe van.”
„Er komt een moment in je carrière dat je in staat bent je stem te controleren. Dat is een kritisch moment. Sommigen stoppen dan met zich te ontwikkelen. Als je dat doet – als je tevreden bent met jezelf – dan ga je onvermijdelijk achteruit. Ik ben nooit echt blij met mezelf. Niet dat ik ongelukkig ben met wat ik doe, maar mijn ego is niet zo groot dat ik tevreden kan zijn. Dat is mijn filosofie.”
‘Snelle carrières – zangers die in twee jaar van niets naar de top gaan – houden niet stand’
Noten leren
Met die onverminderde verbeteringsdrang als bodem onder zijn werk heeft Beczala zich naar de top gewerkt. Peter Gelb, de directeur van de Metropolitan Opera, noemde hem ‘de mooiste lyrische tenor van deze tijd’. Als je zo’n compliment uit de mond van de baas van ’s werelds grootste operahuis krijgt, mag je carrière wel geslaagd heten.
Maar er zijn jaren van werken overheen gegaan voordat Beczala die erkenning kreeg. Hij groeide op in een industriestadje in het zuiden van Polen, als oudste van drie kinderen. Tot zijn studietijd deed hij weinig met muziek. Hij leerde zichzelf een beetje gitaar en accordeon spelen, „maar dat was niet serieus”.
Met opera kwam hij al helemaal niet in aanraking, niet in het minst omdat het dichtsbijzijnde operagebouw zo’n tachtig kilometer rijden was. Het duurde tot zijn negentiende, toen hij als student naar Katowice was vertrokken, voor hij een opera zag. „Dat was L’Elisir d’Amore“, herinnert hij zich. „Ik weet niet meer wie de tenor was, maar hij was vast heel slecht.”
Rond die tijd nam hij deel aan een zomerschool in Italië. Het was de eerste keer dat hij in het Westen kwam. Een vrouwelijke dirigent raadde hem het conservatorium aan. Eigenlijk vond hij het een maf idee, want hij wist niets van zingen, maar toch ging hij de uitdaging aan.
In acht maanden moest hij zich voorbereiden op het toelatingsexamen. Hij kon geen noten lezen, laat staan dat hij enige muziektheoretische kennis had. Maar hij nam zangles, zette zich aan de klus, maakte uit gebrek aan beter zijn eigen muziekpapier om enkele passages te transponeren, en werd aangenomen.
De zesjarige studie die aan het conservatorium van Katowice volgde, was een zeer moeilijke tijd. „Soms dacht ik dat ik het niet kon, maar ik heb het uiteindelijk afgemaakt”, zegt hij.
Na zijn afstuderen volgden masterclasses en een eerste aanstelling bij het Landestheater Linz in Oostenrijk. Daar draaide hij vijf jaar mee en zong hij alle mogelijke rollen. „Stap voor stap realiseerde ik me wat het was om operazanger te zijn.”
‘Eén of twee verkeerde keuzes en je doet tien stappen terug’
Zijn eerste grote productie was Così fan tutte, waarin hij Ferrando zong, maar zelf ziet hij een generale repetitie van Die Entführung aus dem Serail als zijn echte doorbraak. Na de repetitie kwam er een agent van de opera van Zürich naar hem toe en vroeg of hij diezelfde avond in Il Trittico van Puccini wilde zingen.
Beczala ging akkoord, keek een keer of vier een dvd van de opera ter voorbereiding, en deed zijn ding. Na de voorstelling kreeg hij een contract aangeboden. „Dat was echt geweldig”, zegt hij. „Het verschil tussen Linz en Zürich is als het verschil tussen een Fiat Punto en een Jaguar.”
New York
Ondertussen ging hij met een coach in Salzburg aan de slag om zijn verkeerd getrainde stem helemaal te ‘herbouwen’. Hij leerde de belangrijkste les voor de rest van zijn carrière: het gaat er niet om waar je zingt, maar wat je zingt.
„Het is zo belangrijk om de goede keuzes te maken in je rollen”, legt hij uit. „Eén of twee verkeerde keuzes en je doet weer tien stappen terug. Ik heb meer nee gezegd dan ja. De eerste twee voorstellen van zowel de Metropolitan Opera als de Scala heb ik bijvoorbeeld afgewezen. Ze wilden dat ik Tamino uit Die Zauberflöte ging zingen, maar dat is niet meer mijn repertoire.”
Beczala maakte uiteindelijk als de Hertog van Mantua in Rigoletto zijn debuut in New York. Een rol die bij hem paste en waar hij dus mee uit kon blinken. Dat deed hij dan ook, en hij werd vele malen vaker teruggevraagd door de Met. Alleen het afgelopen seizoen zong hij er al drie verschillende rollen (wederom de Hertog van Mantua, Lensky in Evgeni Onegin en Edgardo in Lucia di Lammermoor).
„De Metropolitan Opera is het belangrijkste in de wereld”, zegt Beczala. „Als New York je vraagt, kun je overal heen. Voor mij als Pool was mijn debuut ook heel belangrijk, omdat de twee belangrijkste zangers in de beginjaren van de Met Pools waren. Voor mij is het ongelofelijk dat ik in hun voetstappen mag treden.”
Inmiddels is Beczala een zanger waar Peter Gelb rekening mee houdt als hij het operahuis runt. „De toekomst van de Met is nu ook mijn toekomst. Daar ben ik heel trots op.”
Glamour
Beczala is blij dat zijn weg om bij die gerespecteerde positie te komen zo lang was. „Het is als lopen in de bergen. Als je de Mont Blanc per voet beklimt, houd je het op de top veel langer uit dan wanneer je er met een helikopter gebracht wordt. Als je loopt, raak je gewend aan de ijle lucht, aan de hoogte. Als je met een helikopter komt, ben je helemaal niet gewend aan die omstandigheden.”
„Snelle carrières – zangers die in twee jaar van niets naar de top gaan – houden niet stand”, vervolgt hij. „Je hoeft er niet zo lang over te doen als ik, maar tien jaar is het minimum. Het móet een lange weg zijn.”
Feit is wel dat tenoren met een flitsende carrière, zoals Rolando Villazón, een stuk meer bekendheid genieten. De naam Beczala zal velen weinig zeggen, terwijl hij minstens even welluidende reacties oogst als andere tenoren aan de top. Zit hem dat niet dwars?
„Er is een groot verschil tussen andere tenoren en mij”, zegt hij resoluut. „Ik ben onafhankelijk, zij niet. Zij zijn deel van de grote labels, van een hele industrie. Ik wil geen slaaf zijn, geen product van een groot bedrijf. Niemand kan mij dwingen iets te doen: ik ben vrij.”
„Natuurlijk, het resultaat is dat ik niet in de grootste kranten sta of op de covers van glamourbladen pronk”, vervolgt hij. „Maar voor de echte liefhebbers sta ik op hetzelfde niveau. Dat de massa mij niet kent, maakt mij niet uit. Ik werk voor het operapubliek.”
Geld en succes houden Beczala weinig bezig. Wat hij veel belangrijker vindt, is zijn verantwoordelijkheid voor de nieuwe generatie zangers. „In mijn jonge tijd keek ik op naar Pavarotti, Carreras en Domingo. Nu moet ik die taak overnemen. Ik wil met mijn verhaal laten zien dat het mogelijk is om in je eentje zo’n lange weg af te leggen en in het Scala en de Met te zingen. Daar heb je niet alleen geluk en de gave van God voor nodig, maar je moet er ook hard voor werken.”
Amsterdam
Het komende seizoen zal Beczala beginnen in Wenen, waar hij de titelrol in Faust van Gounod zingt. Met diezelfde rol vliegt hij vervolgens naar de Chicago Lyric Opera en de opera van Bilbao.
Hij vervolgt zijn seizoen met een andere rol die hem op het lijf geschreven is: Rodolfo in La Bohème van Puccini. Hij zingt de partij eerst in Londen bij het Royal Opera House (in december en januari) en daarna in San Diego, New York en Wenen.
Tijdens het slot van zijn seizoen verkeert hij met name in Zürich, waar hij Lenski zingt in Evgeni Onegin, de prins in Rusalka en Alfredo in La Traviata.
Rondom de productie van Rusalka staat de uitgave van zijn tweede solo-cd gepland. Zijn eerste (Salut!) bevatte Franse en Italiaanse aria’s en kwam in 2008 uit. Het nieuwe album waar hij aan werkt, vult hij met werken uit het Slavische repertoire.
Er is weinig hoop dat Beczala binnenkort nog eens Nederland aandoet. Een productie van La Bohème vijf jaar geleden was de laatste keer dat hij hier zong. „Het punt is dat ik momenteel bezig ben met de planning van seizoen 2014/2015, terwijl ze in Amsterdam nog niet zo ver zijn. Als ze me vragen, ben ik al volgeboekt.”
Wel jammer, want Beczala heeft goede herinneringen aan Nederland. „Toen ik er was, heb ik door het hele land gereisd. En ik zeg je: nergens in de wereld hebben ze zulke goede spareribs als in Katwijk aan Zee. Zal ik je het adres geven?”
2Reacties
Bravissimo, Jordi, voor dit leuke interview met Piotr Beczala. Je hebt hem zeer raak getypeerd! Als pianiste heb ik intensief met hem samengewerkt bij recitals en cd-opname van de liederen van Piotr’s landgenoot Karol Szymanowski. Dat was een hele leuke ervaring, zoals je zult begrijpen. Laten we hopen dat hij toch nog weer eens naar Nederland komt…Hartelijke groet, Reinild Mees
Inderdaad, Szymanowski ..
Piotr maakte negen jaar geleden zijn debuut in Amsterdam als pasterz (de herder) in diens Krol Roger. Toen heeft hij ook de liederen van Szymanowski opgenomen, voor Channel Classics. De box met 4 cd’s (CCS 19398) bevat alle liederen van de componist en is een absolute must voor een liefhebber. Niet in de laatste plaats door de piano begeleiding. Recensies zijn te vinden op http://www.songfoundation.com/stg_reviews_szy.htm