FeaturedOperarecensie

Adams’ passiestuk biedt rauwe intensiteit

The Gospel according to the other Mary is de nieuwste samenwerking tussen de kunstbroeders John Adams en Peter Sellars. In dit passiespel vanuit vrouwelijk perspectief hervindt de componist enerzijds de ongenaakbaarheid van zijn jeugdwerken, maar voert anderzijds zijn diep bewogen stijl naar nieuwe hoogten.

Markus Stenz (foto: Catrin Moritz).
Markus Stenz (foto: Catrin Moritz).

Gospel vormt een tweeluik met het rond de eeuwwisseling geschreven kerstoratorium El Niño. Ook nu bestaat de tekst uit een collage van bijbelfragmenten en eigentijdse poëzie, voornamelijk van in Europa minder bekende dichters zoals de ‘native American’ Louise Erdrich. Prozateksten van radicale activisten als Dorothy Day en Dolores Huerta zorgen voor een verbinding met het heden en de voor Sellars zo kenmerkende sociale dimensie.

De Mary uit de titel is een samenstelling van Maria Magdalena en Maria van Bethanië, zus van Martha en Lazarus. De eerste akte verhaalt hun geschiedenis, waarbij Lazarus’ dood en opstanding een voorafschaduwing biedt van het lijdensverhaal in de tweede akte.

De uitingen van Christus worden verdeeld over het koor, de solisten en het trio van countertenoren, dat net als in El Niño als verteller fungeert. Waarschijnlijk deels uit respect maar wellicht ook om te tonen hoe het goddelijke in ons allen vertegenwoordigd is.

In feite betreft het hier een paaswerk, want ook Christus’ herrijzenis komt aan bod, echter niet met een triomfantelijke apotheose. Adams verklankt het nieuwe tijdperk op aandoenlijk naïeve wijze via het geluid van zich aan de modder ontworstelende kikkers. Mary’s herkenning van de tuinman als de opgestane Christus besluit het werk op ingetogen toon.

Na een niet onverdeeld gunstige ontvangst in 2012 zag afgelopen maart een enigszins aangepaste versie van dit werk het licht. Die toerde in een minimale enscenering van Sellars langs verschillende Europese steden. De Nederlandse première in de NTR Zaterdagmatinee (één van de opdrachtgevers) betrof helaas een concertversie.

Niet dat het werk zonder visuele ondersteuning aan impact tekort schoot. Integendeel, het was afgelopen zaterdag een overdonderende maar tegelijk ongemakkelijke luisterervaring. Adams, voorafgaand aan zijn omarming van minimal music een strenge discipel van de Europese avant-garde, benut een grimmiger idioom dan we van hem gewend zijn.

Striemende strijkers en onbarmhartige koperstoten teisteren bij vlagen het oor. Klaaglijke houtblazers en onaardse klanken in het laagste register roepen een bleke, mediterrane wereld op. Maar er zijn ook herinneringen aan de transparante betovering van El Niño, in mild wiegende koren met evocaties van vrouwelijke lieflijkheid of reinigende lenteregens.

Adams complementeert de traditionele orkestbezetting met een gevarieerd maar spaarzaam benut slagwerkensemble. Opmerkelijk is een soort continuo bestaande uit vleugel, harp, basgitaar en cimbalom, een met hamertjes bespeeld snaarinstrument dat een unieke klankkleur verleent aan vrijwel elke scène.

Ik werd vooral getroffen door het lijfelijke karakter van deze spirituele muziek. Gebeurtenissen als de opening van Lazarus’ graf en de aardbeving na Christus’ dood kregen een haast tastbare gestalte. Deze aardsheid verschilt hemelsbreed van de mystieke en transcendente benadering door Europese componisten als Arvo Pärt of John Tavener.

De kwaliteit van de door Markus Stenz geleide uitvoering was, door gebrek aan vergelijkingsmateriaal, voor mij lastig te beoordelen. In ieder geval was ik onder de indruk van de zangers van het door Edward Caswell ingestudeerde Groot Omroepkoor, die geacht werden hun klassieke opleiding even te vergeten. Met schijnbaar ongenoteerd gekreun begeleidden ze de opstanding van Lazarus en met vijandig gejoel Christus’ tocht naar Golgotha.

John Adams (1947).
John Adams (1947).

Die laatste passage leidde tot een niet meer door hedendaagse uitweidingen onderbroken opbouw, waarin ook het orkest zijn grootste intensiteit toonde. De spanning nam haast ondraaglijke vormen aan en hield stand tot de laatste wegstervende klanken van het cimbalom en de nu weldadig milde strijkers.

Mezzo Kelley O’ Connor vertolkte het kwetsbare personage van Mary op zeer indringende wijze. Haar emotioneel geladen zanglijnen, zowel in bereik als expressie bewegend tussen uitersten, werden ondersteund met een beeldende lichaamstaal. Dat de zangeres speciaal voor deze rol haar lange haren kortwiekte, bewijst haar gedrevenheid.

Elizabeth DeShong was met haar krachtige en stabiele mezzo de meer praktisch ingestelde Martha. De jonge tenor Zach Borichevsky leek als Lazarus in zijn eerste solo, een extraverte jubelaria met veel echo’s van Adams’ minimalistische stijl, zijn vocale grenzen te naderen. Maar met Primo Levi’s gedicht ‘Pasqua’, op weergaloos lyrische wijze getoonzet, raakte hij diepe snaren.

Hoewel er boventiteling aanwezig was, viel het mij zwaar zowel de poëtische teksten als de volstrekt nieuwe muziek in me op te nemen. Dit werk vraagt om een aandachtige luisterbeurt ‘met een (tekst)boekje in een hoekje’ en dus wacht ik gespannen op een cd- of dvd-uitgave. Tot die tijd is de uitvoering gelukkig terug te luisteren via internet!

Zie voor meer informatie over de concerten in het Concertgebouw www.concertgebouw.nl.

Vorig artikel

Opera in de media: week 24

Volgend artikel

Een sprankelende Willem Tell van Grétry

De auteur

Martin Toet

Martin Toet