Flórez vlamt in Pesaro’s nieuwe Tell
In een tot operazaal omgebouwde sporthal buiten de stad bracht het Rossini Opera Festival van Pesaro dit jaar een nieuwe productie van Guillaume Tell, in een regie van Graham Vick. Een cast met voorop publiekslieveling Juan Diego Flórez maakte er onder leiding van Michele Mariotti een bijzondere avond van.
Guillaume Tell is gebaseerd op het gelijknamig toneelstuk van Friedrich Schiller, dat twee ‘historische gebeurtenissen’ met elkaar verbindt. Op 1 augustus 1291 sloten vertegenwoordigers van de kantons Uri, Schwyz en Unterwalden het Eedverbond, waaruit later de confederale staat Zwitserland zou ontstaan. En in 1307 zou de eenvoudige boer Willem Tell geweigerd hebben de hoed van de wrede Oostenrijkse landvoogd te groeten, waarop die hem dwong een appel van het hoofd van zijn zoontje te schieten.
Tell, die nadien met zijn boog de Oostenrijkse landvoogd naar de andere wereld hielp, groeide uit tot de held van de opstand tegen de Oostenrijkers. Het sluiten van het Eedverbond is een ‘echte’ historische gebeurtenis, het ‘appelverhaal’ is dat niet.
Graham Vick haalt de handeling weg uit de dertiende eeuw, maar behoudt wel het Zwitsers kader, door op de achtergrond een berglandschap te gebruiken. Hij verplaatst het geheel evenwel naar de tijd van de arbeidersstrijd, een kleine honderd jaar geleden, en brengt naast het verhaal van de ontvoogdingsstrijd van het Zwitserse volk ook het verhaal van de sociale strijd buiten de strikt Zwitserse context.
Dat het streven van een volk naar erkenning en vrijheid ook een sociale strijd kan zijn van het ‘gewone volk’ tegen de ‘betere’ of zich ‘beter wanende’ (over)heersende klasse, is voor deze Vlaming van dienst een evidentie, maar was voor een deel van het publiek kennelijk iets nieuws, zodat Vick aan het einde van de premièreavond wat boegeroep moest trotseren.
Niettemin bracht hij zijn visie zonder al te opdringerig in overdrijving te vallen. Het was in elk geval boeiend om het een keer op die manier te zien, na de toch eerder traditionele enscenering van Pierre Audi in Amsterdam de voorbije winter.
In de kostumering werd een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de Zwitserse boeren in armoedige plunjes en de Oostenrijkers, die uitgedost waren in schitterende outfits, waar je zo op een dure party de charleston mee kon gaan dansen.
Arnold, de Zwitser die verliefd is op de Oostenrijkse Mathilde en niet goed weet in welk kamp hij thuishoort, heeft in het begin een soldatenkostuum aan, net zoals de Oostenrijkse soldaten. In de tweede akte krijgt hij te horen dat zijn vader door de Oostenrijkers is gedood en sluit hij zich in een machtig terzet aan bij de Zwitsers. Ondertussen doet hij zijn vest uit. Na de pauze zien we hem terug in een boerenplunje.
Ook Mathilde, die bij haar entree is uitgedost in een luxueuze oufit en later terugkeert in een goudkleurige ‘charlestonjurk’, zal helemaal aan het eind bij de Zwitsers opduiken in een sobere, lange mantel.
Bij het begin van het tweede bedrijf staat de scène vol paarden, die een jachtpartij suggereren. Tussen die paarden duikt Mathilde op. Marina Rebeka, die ook in Het Muziektheater van de partij was, herhaalde haar prachtprestatie. Een schitterende stem, die de grote zaal helemaal kon vullen. Alleen jammer dat er van haar Frans geen woord te verstaan was.
Na haar entreearia volgde het fantastische duet met Arnold, waarvoor Juan Diego Flórez – lieveling van het festivalpubliek – naar Pesaro was afgezakt. Hij blijft verbluffen en van alle zangers was hij de enige die vlekkeloos en perfect verstaanbaar Frans zong.
Nadat Mathilde vertrokken is, krijgt Arnold van Tell en Furst te horen dat zijn vader door de Oostenrijkers werd gedood. Zijn hartverscheurende jammerklacht over zijn dode vader gaat naadloos over in het reeds vermelde terzet, waarin hij zich definitief aansluit bij het verzet.
Ondertussen worden de paarden één voor één op hun zij gelegd. Uiteindelijk vormen drie ‘hopen’ paarden barricades, waarbij en waarop de vertegenwoordigers van Uri, Schwyz en Unterwalden zich groeperen om te zweren dat ze de bezetters zullen verdrijven. Tijdens deze verwijzing naar het Eedverbond laat Vick rode vlaggen wapperen en arbeidersvuisten in de lucht gaan.
In de derde akte komt de ‘appellegende’. Voor hij de appel van het hoofd van zijn zoontje Jemmy moet proberen te schieten, zingt Jemmy een uitgesponnen – in Amsterdam gecoupeerde – aria, die de Amerikaanse Amanda Forsythe, die er helemaal als een jongentje uitziet, de kans geeft haar stem én haar techniek te etaleren.
Nicolà Alaimo (ook uit de Amsterdamse cast) speelt overtuigend de rol van de getormenteerde vader, maar lijkt moeite te hebben om zijn stem in de zaal te projecteren, want hij is niet altijd goed te horen. Maar dat kan ook te maken hebben met de akoestiek van de sporthal.
In het vierde bedrijf keert Arnold terug naar het huis van zijn vermoorde vader. Flórez steekt de zaal in brand met de beroemdste aria uit de opera, ‘Asile héréditaire’. Op de achtergrond laat Vick een filmpje spelen van een vader die stoeit met zijn zoontje.
Even later is het aan Jemmy om brand te stichten: hij steekt zijn ouderlijk huis in brand als signaal dat de opstand kan beginnen. Tijdens de opstand schiet Tell de kwaadaardige landvoogd dood en Vick laat de hemel opengaan en een grote trap tevoorschijn komen, terwijl gezongen wordt: ‘Liberté, redescends des cieux’. Het is Jemmy – de jeugd, de toekomst – die als eerste de trap opgaat naar een hopelijk betere toekomst in vrijheid.
Het is doodjammer dat Rossini, amper 37 jaar oud, de resterende veertig jaar van zijn leven niet heeft gebruikt om nog méér van dit moois te maken…
Dat het een bijzondere avond was, was mede te danken aan Michele Mariotti, die het orkest en koor van het Teatro Communale Bologna de ziel uit hun lijf liet spelen en zingen. Het publiek schreeuwde zich de ziel uit het lijf om hem toe te juichen!
2Reacties
Ik heb op 17 augustus de derde voorstelling bezocht. Anders dan de recensent heb ik – en velen met mij – geen enkel concept in de enscenering kunnen ontdekken. Het enige, dat als verwijzing naar de klassenstrijd zou kunnen worden beschouwd was de in Stalinistisch-realistische stijl afgebeelde vuist aan het begin. De enige verwijzing naar Zwisterland als plaats van handeling bestond uit berglandschappen op de achtergrond waarin de Matterhorn, ver verwijderd van het Vierwoudstedenmeer, het beeld domineerde. Wat was de diepere betekenis van het massaal uit- en aantrekken van de schoenen bij een dorpsbruiloft? De namaakpaarden waren er met de manen bijgesleept. Waar sloeg het paard met het afgehakte hoofd op? Wat was de bedoeling van de vloerboenscene? Uiteraard was er ook weer het “nodige” geweld bv. de uiterst gewelddadig neergezette moord op Melcthal, die vervolgens ook nog werd opgehangen en konden vunzigheden als (kinder)verkrachtingen niet ontbreken. Het ballet was een aanfluiting, waarna ik voor de tweede keer in mijn (opera)leven hartgrondig “boe” geroepen heb. De trap voor de laatste 30 seconden van de opera heeft naar verluidt € 15000 gekost!Boventiteling – een nuttige hulp bij slecht verstaanbaar Frans – was, naar verluidt, door de regisseur verboden. Waarom? Al met al een enscenering, waarmee Graham Vick zich moeiteloos plaatst in het gezelschap van Peter Konwitschny en Calixto Bieito en die ik geen tweede keer hoef(de) te zien. Zwitserse (opera)vrienden hadden tot hun grote spijt – zij voelden zich zelfs beledigd door de manier waarop Zwitsers waren neergezet – voor alle 4 (uitverkochte!)voorstellingen gereserveerd. Gelukkig was het muzikaal allemaal veel beter. Nicola Alaimo heeft mijn indruk uit Amsterdam bevestigd: hij is geen Guillaume Tell. Hoe fraai zijn bariton op zich ook is, de stem is niet dominant genoeg voor de rol. Andrew Foster-Williams was in Bad Wildbad geloofwaardiger. Marina Rebeka en Amanda Forsythe als Mathilde en Jemmy waren uitstekend (in het latere Verdi-concert was eerstgenoemde nogal eenvormig). Juan Diego Flórez was als Arnold briljant als altijd. Waarom hij naar Pesaro “afgezakt” zou zijn ontgaat me: hij is er zijn carrière begonnen, treedt er vrijwel ieder jaar op en hij heeft er een huis. De andere vocalisten voldeden op zijn minst goed. Dat gold ook voor het koor. Het orkest heeft nog wel wat steekjes laten vallen. Michele Mariotti – zoon van de intendant van het festival en afkomstig uit Pesaro – kan daar geen kwaad doen. Hij kreeg het meeste applaus van allemaal. Kritiek leveren op hem is ter plaatse niet ongevaarlijk, maar hier durf ik wel te zeggen, dat ik hem weleens beter heb “gehoord”, bv. in “Matilde di Shabran” in Pesaro en “La donna del Lago” in Londen. Hoogtepunten van het festival waren voor mij dit jaar “L’Occasione fa il ladro” (in de recensie daarvan kan ik mij vrijwel geheel vinden), het Concerto di Belcanto van de tenor Yijie Shi en de concertante “La donna del lago”, geleid door de 84-jarige, nog steeds zeer energieke maestro Alberto Zedda, een uitvoering die helaas moest worden onderbroken vanwege een onwelwording van de dirigent, maar die hij gelukkig na een vervroegde en verlengde pauze tot een goed einde heeft kunnen brengen. Van het programma van volgend jaar zijn “Aureliano in Palmira”, “L’Inganno felice”(helaas met Graham Vick als regisseur) en “Armida” al bekend.
Ook ik was in Pesaro voor dezelfde voorstelling. Ik kan mij volledig achter de stelling van de Heer de Haan scharen. Jammer van een Graham Vick die de gewoonte heeft het publiek uit te dagen tot boegeroep en scenes inschakelt waardoor je met een jeugdig publiek met veel moeite naar de voorstelling kunt.
Ook alle andere kritieken over concerten en voorstellingen zijn tot op de draad juist. Een klare kijk en een goed gehoor van een ervaren operabezoeker.
Waarom de ervaren artistiek directeur (dirigent Alberto Zedda) Graham Vick volgend jaar terug laat komen is voor mij onbegrijpelijk vooral daar het een bestaande productie (1994)betreft en door mijnheer Vick zal bewerkt worden. ????
Laten we toch de beweging tegen dergelijke regisseurs steunen. Allen die met opera begaan zijn weten waarover we praten.