De tijd vliegt in fantasierijke Siegfried
Bij De Nederlandse Opera eindigde het zomerreces met de première van Siegfried. Voor het derde deel van de Ring-tetralogie nam componist/librettist Wagner zijn tijd, een dikke vijf uur, maar dankzij een gedetailleerde, fantasierijke regie en prima zang draaide tijdens de klok tijdens die uren snel.
Het nieuwe seizoen bij De Nederlandse Opera (DNO) begon vroeg dit najaar. In het weekend van de Uitmarkt konden operaliefhebbers al de eerste première meemaken. Het was een lange avond. Wie op tijd wilde zijn voor de inleiding door Hein van Eekert – die mooi vertelt en niet voorleest – moest al rond half vijf bij Het Muziektheater zijn.
Twee vragen zaten in het hoofd bij het betreden van het Amsterdamse Muziektheater: is het concept van Pierre Audi, dat uitstekend werkte in Rheingold en Die Walküre, ook een bodem voor Siegfried? Met andere woorden: functioneert de abstracte benadering, ingebed in staal en glas, ook bij het meest sprookjesachtige deel van de Ring-cyclus? En de andere vraag: hoe pakken de toch wat langdradige scènes waarmee de opera begint en eindigt uit?
Decorontwerper George Tsypin had voor dit derde Ring-deel de grenzen van de mogelijkheden weer wat verder afgetast. Met grote lijnen was het speelvlak de zaal ingetrokken, het orkest zat ditmaal aan de linkerkant van het podium. Het effect was dat de zaal nog minder leek op wat hij normaal is en dat de uitvoering intiem was, met de zangers dicht op het publiek.
Zo klein en dicht op het publiek kreeg dirigent Hartmut Haenchen nog wat extra gelijk in zijn terughoudende orkestklank, zijn aandacht voor details en zijn beperking in grote effecten. Het orkest ging nog het meest ‘los’ in het derde bedrijf, toen Brünnhilde heel langzaam, liggend op oplichtende tl-balken, het podium op schoof. Zelden een zangeres gezien die met zo weinig beweging zo stijlvol haar entree maakte.
Dat begin van het slottafereel van het derde bedrijf – als Siegfried zijn ultieme coming-of-age-ervaring heeft en met grote verbazing constateert: “Das ist kein Mann!” – was wat mij betreft het hoogtepunt van de voorstelling. Voor wie Wagner wel een beetje stevig en vet mag zijn viel hier het meest te genieten.
Brünnhilde en Siegfried draaiden lang om elkaar heen, maar het gevaar van langdradigheid werd moeiteloos bestreden door alleen al de vocalen van het duo. Stephen Gould is een stevige verschijning, zoals zo veel Siegfrieds, en lijkt daarmee wat weinig op de puberende knaap van wie in het libretto sprake is. Bij zijn eerste opkomst, met de net gevangen beer aan een lijn, was het verschil tussen jager en prooi daardoor nogal klein.
Getraind door een enorm aantal vlieguren, die hij alleen al bij zijn drieduizend avonden Phantom of the Opera maakte, deed zijn stem voortdurend wat die moest doen. Aan het begin, maar ook nog toen hij met een zware orkestpartij achter zich zijn toenadering tot Brünnhilde moest zoeken. En eerder had hij al een breekbare Siegfried laten horen, toen die zich voorstelde hoe zijn moeder eruit zou kunnen zien.
Catherine Naglestad liet in het vorige deel een perfecte Sieglinde horen en zong na haar late, langzame entree op het podium meteen met een vol, emotioneel geluid. Haar stem en optreden brachten in het laatste uur wat extra power. In het volgende deel van de Ring-cyclus, Götterdämmerung, zal Naglestad niet te horen zijn, en dat is jammer.
Het ging er in deze Siegfried behoorlijk sprookjesachtig aan toe. Pierre Audi, die in zijn regies naar abstractie neigt, verraste me met die laatste scène tussen Brünnhilde en Siegfried, maar ook met de Waldvogel.
In sommige Ring-versies is de vogel, die Siegfried de weg wijst naar Brünnhilde, alleen een stem. Heel zichtbaar en heel aanwezig was Jules Serger, jongenssopraan van de Chorakademie Dortmund. De elfjarige had een stralend geluid en was als Waldvogel een spierwit gekuifd vogeltje dat je in een kleiner formaat zo in de kerstboom zou hangen. Hij had flink wat te doen, ook in een uitgebreide choreografie, en beleefde zijn ‘finest moment’ in de manier waarop hij spectaculair het podium verliet. Bijna echt vliegend.
Een scène waarin een tenor en een heldentenor een uur of wat samen op het podium staan, dat komt in de operaliteratuur niet veel voor. Wagner zette de stemmen bij elkaar om Mime en Siegfried voor te stellen. Mime, Wolfgang Ablinger-Sperrhacke, zag eruit als een grote insect, met kleine, beweeglijke handjes, die op momenten van spanning nerveuze bewegingen maakten. Hij schilderde vocaal en in zijn spel een onaangename, berekenende Mime, die in het geniep een dodelijke toverdrank bereidt voor zijn ‘pleegzoon’ Siegfried. De ingrediënten waren in elk geval dodelijk smerig.
Zeer massief klonk bas-bariton Jan-Henderik Rootering, die grommend de draak/Fafner zong. Jammer was dat zijn drakengeluid dof en met te veel afstand vanaf het zijtoneel klonk. Door zijn plaatsing ergens in de coulissen liepen beeld (de draak midden op het podium) en geluid niet helemaal synchroon.
Oermoeder Erda, die Wotan/Der Wander terugstuurt naar Brünnhilde, werd ook nu gezongen door Marina Prudenskaja. Iets minder statig dan ik me zou wensen, maar wel met een overtuigende felheid. De zangeres had door een jurk die bleef haken wat moeite met haar aftocht van het podium. Dat ijzervlechtwerk heeft zijn nadelen.
Wellicht is het de rol, de muziek of de tekst, die in Das Rheingold te weinig materiaal bood aan Thomas Johannes Mayer om met charisma Wotan neer te zetten. Maar als Der Wanderer liet hij niets te wensen over in vocale kracht en aanwezigheid op het podium.
Siegfried is tot en met 21 september nog vijf keer te zien in Het Muziektheater. Zie voor meer informatie de website van De Nederlandse Opera.
4Reacties
Stephen Gould een echte heldentenor!! Haal vlug een kaartje, want hij zingt de rol van Siegfried nog maar vijf keer in het Amsterdamse Muzietheater.
Tijdens de complete Ring Cyclus in januari/februari volgend jaar wordt hij alweer vervangen.
De kans om Siegfried werkelijk meer dan grandioos te horen en te zien in de superproductie van Pierre Audi wordt steeds kleiner.
Ik zag alle Siegfrieds in de afgelopen jaren in Amsterdam, maar Stephen Gould laat geen enkele wens onvervuld en steekt met kop en schouders (letterlijk) boven alle voorgaande vertolkers uit.
De hele voorstelling zaterdagavond straalde kracht, pracht en tomeloze energie uit. Brünnhilde van Catherine Nagelstad en Mime van Wolfgang Ablinger-Sperrhacke, beiden nieuw in de rol in Amsterdam, waren absoluut fantastisch in zang en spel. De manier waarop Pierre Audi de rol van de Waldvogel heeft uitgewerkt is werkelijk uniek en dan ook nog zo krachtig gezongen door de jongenssopraan Jules Serger. Spatzuiver en briljant gespeeld.
Over Hartmut Haenchen en z’n Nederlands Philharmonisch Orkest is alles al zo vaak gezegd, dus volsta ik met Fenomenaal! Zo’n orkest in een operahuis kom je niet snel tegen.
Siegfried aan de Amstel is werkelijk een belevenis. Mis het niet!
Helemaal mee eens, een fantastische Siegfried ! Overigens komt Gould nog wel terug voor Götterdämmerung in november. Hij zingt alleen niet in de geplande cycli.
Ik was verder zeer te spreken over Naglestad, ze kan ook zacht zingend moeilijke passages doorkomen, niks gillende dramatische sopraan. Naglestad was feitelijk een invaller voor Foster omdat die Brünnhilde deze zomer in Bayreuth zonmg en zodoende niet beschikbaar was voor de repetities in Amsterdam. Overigens heeft Naglestad nog nergens de andere Brünnhildes gezongen, deze in Siegfried was de eerste.
En Tomas Johannes Mayer is weer in goede doen, dat zal ook wel blijken uit de wijze waarop hij Wotan In Rheingold over een paar maanden gestalte gaat geven, althans dat hoop ik.
Gould is inderdaad een uitstekende heldentenor die zich met kracht door de zangpartij van Siegfried ‘heenslaat’. ‘Der Wanderer’ vond ik iets minder, hij zat vooral te brullen. Het blijft moeilijk bij Wagner om enige lyriek of menselijke emotie te behouden, dat miste ik wel. Het orkest onder leiding van Haenchen speelde fantastisch, een stuk preciezer en welluidender dan enige tijd geleden bij de Meistersinger.
Wat de regie betreft is dit een van de betere van Audi. Ik ben zelf al blij als hij alleen de poppetjes goed neerzet en helaas ontbreekt het daar nog wel eens aan. De scène waarin Brünhilde ontwaakt was juist lachwekkend, omdat de pronte borsten (siliconen? push-up bh?) van Brünhilde al een kwartier zichtbaar waren voordat Siegfried stamelt ‘Das ist kein Mann!’. Enige tijd later rolt de forse Siegfried met Brünhilde op het podium, ook niet bepaald een heldhaftig beeld (behalve voor Brünhilde dan). Dat moet je niet laten gebeuren als regisseur. Ook was er teveel ingezet op het komische (Mime), dat vind ik niet zo spannend, er moet wel een dreiging blijven. Het onder een podium rollen van een paar lijken is ook eerder komisch.
Al met al valt er veel te genieten en is het een mooie voorstelling met goede tot zeer goede zang.
Over deze Siegfried kunnen we eigenlijk heel kort zijn: BRAVO!