Serie: Het jonge talent van de Reisopera (3)
De Nationale Reisopera heeft aan het begin van dit seizoen een jong ZangersEnsemble geformeerd. Het talent krijgt de kans ervaring op te doen in heel verschillende producties. Place de l’Opera stelt in een serie gesprekken de leden van het ensemble aan u voor. In deel drie: bas-bariton Nicholas Crawley.
De start van zijn carrière als klassiek zanger is opmerkelijk. Toen hij net zeven was, werd Nicholas Crawley lid van het Cathedral Choir in zijn geboortestreek, in St. Albans. Tot aan zijn stembreuk zong hij daar koormuziek van Mozart, Brahms en Purcell, maar ook nieuwer materiaal dat koorleider Barry Rose bij het koor introduceerde.
Crawley had geen religieuze motieven om lid te worden van het koor en werd ook niet door zijn ouders gestuurd. Hij wilde zelf. “Mijn oudere broer zong in het koor en toen die met zijn eerste ‘salarisstrook’ thuis kwam, met een bedrag van wel 2 pond 50, dacht ik: dat wil ik ook. Dus toen ik oud genoeg was – je moest zeven zijn – heb ik auditie gedaan.”
“We zongen als professioneel kerkkoor tot wel acht diensten per week in de kathedraal”, herinnert de zanger zich, inmiddels getraind en afgestudeerd bas-bariton. “Als koorleden droegen we rode toga’s onder een witte superplie, een koorhemd. En daarop dan een kraag. Die schuurde verschrikkelijk in je nek van het stijfsel. Maar die koorperiode was een prima ervaring, met veel ruimte voor mijn muzikale ontwikkeling.”
Hieronder het jongenskoor van St. Albans, in 1990. Nicholas is de zanger die helemaal aan het eind in een korte close-up te zien is.
Chef-kok
Nicholas Crawley’s ouders waren liefhebbers van klassieke muziek. Zeker zijn moeder, die in verschillende orkesten viool speelt en zelf ook leerlingen opleidt. Maar Nicholas had ook andere voorkeuren. “Thuis draaiden mijn oudere broer en ik hardrock en grunge. Ik was fan van Nirvana. Nog altijd trouwens, ik draai nog graag de klassieke hardrock van bands als AC/DC.”
Op zijn dertiende verliet Crawley vanwege de stembreuk het koor, waarna zijn leven een andere kant op ging. Hij deed een opleiding tot chef-kok en was enige tijd sportcoach en mentor van jongeren.
“Ik was al een eind in de twintig, bezag mijn leven tot dan toe en voelde dat ik iets moest gaan doen dat me in mijn hele persoon zou raken. In die tijd speelde ik in een rockband, maar dat stilde niet voldoende mijn honger naar muziek, naar spelen. Ik besloot terug te gaan naar de klassieke muziek. Ik had goede herinneringen aan het zingen in het koor van de kathedraal, dus toen heb ik me voorzichtig eens georiënteerd op zangles en op de vraag of ik een geschikte stem had.”
Crawley vond iemand die de mogelijkheden van zijn stem hoorde en die hem hard aan het werk zette. “Klassieke muziek maakte in die periode helemaal geen deel uit van mijn leven, maar ik wilde dat muziek niet meer het zijpad maar de kern van mijn leven zou gaan vormen.”
Nicholas realiseerde zich niet hoeveel inspanning en hoeveel studie het zou vragen. Hij was nog nooit naar een opera geweest en had nog nooit grote partituren gelezen. “Maar toen ik die keus eenmaal gemaakt had, ging het best snel. Ik had ook zo veel in te halen. Ik ontdekte aria’s van Mozart uit Le nozze di Figaro en liederen van Schubert. Al die ontdekkingen en al die schoonheid hielden me in beweging. Ik heb nooit getwijfeld aan de juistheid van mijn keuze voor de muziek.”
Gedenkwaardig
Afgelopen juni studeerde Crawley af bij de Opera Academy van het Royal College of Music in Londen. En hij is nog niet helemaal los van de Academy en van zijn docenten daar. “Ik ben afgestudeerd, maar het voelt net alsof ik er nog ben. Ik heb nog steeds les van dezelfde docent. Je bent als zanger nooit uitgeleerd en ik heb zeker op technisch gebied nog wel dingen te leren. Het is een geruststellend idee dat op de Academy in Londen de deur altijd open staat.”
Hij woont al sinds 2001 in Londen en zag tijdens zijn muziekopleiding heel veel opera. “Met studentenkortingskaarten waren er allerlei mogelijkheden bij Covent Garden en bij de English National Opera. En ik ging ook naar kleinere gezelschappen om voorstellingen te zien.”
Op de vraag naar een hoogtepunt, een gedenkwaardige ervaring als bezoeker aan een opera, komt het antwoord snel: “Don Carlo van het Royal Opera House, zonder twijfel. Het was een productie met Ferruccio Furlanetto en verder namen als Simon Keenlyside en Jonas Kaufmann. Dat was het machtigste, het meest ontroerende dat ik ooit heb gezien.”
“Verdi, maar ook Mozart en Wagner, weten met hun werk zo veel emotie op het podium te brengen. Daarom vind ik opera zo’n geweldige kunstvorm. Het combineert muziek, tekst, vormgeving, eigenlijk alle kunsten. En als die combinatie klopt, dan creëert het iets onvergetelijks.”
Andersom kent Crawley die ervaring ook, zelf staand op het toneel. Hij vindt dat je hard moet werken om wat er in een repetitieperiode tot stand wordt gebracht om te zetten in een pakkende voorstelling. “En om dan magie te laten ontstaan, is een extra stap nodig, waarvan ik niet zou durven zeggen wat de ingrediënten zijn. Maar soms gebeurt het.”
“Ik heb ook van die momenten gekend, zoals een keer in een scène uit Billy Budd van Britten. In de cast voelde iedereen het moment in het verhaal, in de tekst die we speelden. Dat kregen we ook terug van het publiek, er was die avond echt chemie.”
Droomrollen
Sinds deze zomer is Nicholas Crawley verbonden aan de Reisopera. Hij deed een jaar geleden auditie voor de productie van The Fairy Queen van Purcell, die vanaf februari 2014 in de zalen te zien zal zijn. “Ik heb een agent in Londen die me op die audities wees, zo kwam ik er terecht. Nicolas Mansfield, de directeur van de Reisopera, bood me aan meer rollen te zingen dan alleen in de opera van Purcell.”
“Ik ben zeer tevreden met die keuze. Het zijn voor iemand als ik allemaal heel goede projecten. Ik kan nu Rossini zingen, daarna volgt Purcell en dan doe ik Bach, in de geënsceneerde Johannes Passion.”
“In Il barbiere di Siviglia, waarvan de première op 22 november is, ben ik Don Basilio, de zangleraar. De bekende aria van Basilio, La Calunnia, stond op de cd die mijn eerste zangdocente me gaf, vol aria’s die geschikt voor me waren. Toen dacht ik: die wil ik ooit nog eens op een podium zingen. En dat gaat nu gebeuren.”
De bas-bariton heeft nog meer droomrollen op zijn verlanglijstje. “Leporello en later ook de titelrol in Don Giovanni van Mozart. Ik heb tot nu toe alleen wat kleine scènes gedaan. Begin dit jaar heb ik Gremin gezongen, in Jevgeni Onjegin. Dat was ook een droomrol. En als ik eraantoe ben Philips II in Don Carlo natuurlijk.”
Hij heeft geen seconde spijt gehad van zijn keuze voor de klassieke muziek, ook al vraagt het vak veel. “Ik heb vanwege mijn werk het nodige gemist. Een trouwerij van vrienden bijvoorbeeld of een feestelijke gebeurtenis waar je niet bij bent omdat je verplichtingen hebt. Dit vak vraagt opofferingen.”
Hij werkt hard en vindt ontspanning in bijvoorbeeld darten. Tot zijn genoegen hangen er veel dartborden in de Enschedese horeca. Londen is thuis, maar hij went al aardig aan Nederland. Dat blijkt als we na het gesprek afscheid nemen. “Tot ziens”, zegt hij. “Enne, doei!”