DNO’s Speler laat je niet koud
De Speler van Prokofjev kreeg zaterdagavond een solide première bij De Nederlandse Opera in Amsterdam. Het sombere werk moest wat op gang komen, maar uiteindelijk maakten regisseur Andrea Breth en dirigent Marc Albrecht er, met respect voor partituur en libretto, een knappe voorstelling van.
Voor een doorsnee operaliefhebber is De Speler van Prokofjev niet meer dan een naam. Geen wonder. Met zijn ingewikkelde en deprimerende verhaal, onsympathieke personages, nerveuze ritmes en weinig herkenbare melodiëen behoort de opera niet tot het standaardrepertoire. Het wordt dan ook maar weinig opgevoerd.
Zelf vind ik dat jammer: het libretto vind ik uitermate boeiend en de muzikale taal waarmee de componist de inhoud weet te ondersteunen bevalt mij zeer. De Nederlandse Opera in Amsterdam kon mij dan ook geen groter plezier doen dan de opera te programmeren.
Mijn verwachtingen waren hooggespannen. Na de meer dan enthousiaste verhalen die mij na de generale repetitie bereikten, had ik een absoluut volmaakte voorstelling verwacht. Maar dat was het niet.
Ik kende regisseur Andrea Breth alleen van haar Traviata in Brussel, die ik voornamelijk langdradig vond. Ook zaterdag raakte ik niet onmiddellijk geboeid, zeker niet in de eerste helft van de voorstelling. Het was allemaal een beetje voorspelbaar, braafjes, saai.
Breth bleef trouw aan de muziek en het libretto, en dat was een grote plus. De personages en hun handelingen waren herkenbaar en je hoefde je hoofd niet te pijnigen over verborgen concepten. Maar er zat geen vaart in en ik miste de verfijning in de personenregie. Misschien heeft de – ontegenzeggelijk goede – productie nog wat meer tijd nodig om te rijpen? Of wellicht behoeft het een paar dagen rust, zodat het wat frisser en verrassender kan ogen? Want ook overrepeteren kan dodelijk zijn…
Breth (en haar hele artistieke team – de geweldige decors van Martin Zehetgruber mogen absoluut niet onvermeld blijven) revancheerde zich met een buitengewoon spannende laatste akte. De reusachtige roulettetafels, door een vernuftig gebruik van spiegels nog prominenter aanwezig, bepaalden het beeld en je waande je lotgenoot van de kroelende en door elkaar schreeuwende, aan waanzin bezweken mensenmassa. Sterker nog: opeens was je Aleksej zelf en wilde je alleen maar doorgaan. Buitengewoon sterk.
De scène in de hotelkamer van Aleksej ontroerde mij. Daar toonde de regisseur hem op zijn zwakst. Op het moment dat hij Polina in de kamer ontwaarde, veranderde hij van een bezeten psychopaat in iemand met zowaar menselijke gevoelens, al was het maar voor even.
Ik moet bekennen dat ik grote moeite had met de invulling van de hoofdrol. John Daszak is een kanjer van een zanger en een echt theaterdier. Hij is begenadigd met een volumineuze en wendbare tenor, een indrukwekkend postuur, enorme toneelpersoonlijkheid en een charisma van hier tot Tokyo. Heb je hem ooit gezien, dan vergeet je hem nooit. Maar dat zijn allemaal eigenschappen die hem, volgens mij, juist ongeschikt voor de rol van de schizofrene Aleksej maken. Hij was te sterk, te aanwezig, te zeker van zichzelf. Nergens bespeurde ik de verscheurende twijfel, de angst en onzekerheid. Bovendien was hij zichtbaar te oud (Aleksej is maar 25!) Toch moet ik mijn hoofd buigen voor zijn enorme prestatie.
Sara Jakubiak was perfect gecast als de wereldvreemde Polina. Van haar kon je totaal geen hoogte krijgen en haar onevenwichtige karakter was bij Jakubiak in goede handen. Niet dat zij onevenwichtig zong. Integendeel, alle noten waren op hun plaats en haar bij vlagen ietwat scherpe sopraan kende ook fluisterende, verleidelijke tonen. Een toonbeeld van wat wij tegenwoordig een borderliner noemen.
Kai Rüütel (Blanche) had duidelijk last van premièrekoorts, maar de jonge mezzo liet zien dat zij heel wat in haar mars heeft. Haar zou ik nog een keer willen horen!
Renate Behle zette een fantastische Baboelenka neer: extravagant, uitdagend, onaangepast en vermetel. Provocerend en zonder remmingen waar nodig, maar ook meelijwekkend. De scène waarin zij nadat zij zowat haar hele vermogen heeft verspeeld, in de rolstoel wordt gehesen en met gebogen hoofd de belofte doet om een kerk te gaan bouwen, was buitengewoon ontroerend.
Pavlo Hunka was een prima generaal. Zijn welluidende bas-bariton is zeer solide en gefocust. Helaas kwam Gordon Gietz niet helemaal uit de verf als de sluwe markies, maar dat lag beslist niet aan zijn mooie, (te?) lichte tenor, met een zeer aangenaam timbre.
Buitengewoon goed vond ik de invulling van alle kleine rollen, met als uitschieters Roger Smeets als de werkelijk fenomenale Potapyts en Marcel Beekman als de door en door decadente vorst Nilski.
Marc Albrecht kan niets fout doen in Amsterdam. Al na de pauze kreeg hij een stormachtig applaus en bravo’s toegeroepen. Zelf vond ik zijn directie in de eerste drie aktes een beetje onevenwichtig. Het voelde alsof hij geen balans kon vinden tussen de nerveuze, bijna staccatoachtige muziek die Prokofjev zijn protagonisten serveerde en de meer lyrische fragmenten. Het maakte dat ik mij opgejaagd en niet helemaal op mijn gemak voelde. Maar misschien was het juist de bedoeling? Na de pauze werden de verhoudingen hersteld en opeens kwam ik terug in de mij zo vertrouwde partituur.
Al met al: de productie is, ondanks de wat saaie eerste helft, zonder meer solide en met veel respect voor de opera zelf gemaakt. Ik zou zeggen: ga en oordeel zelf. Het is geen avondje dolle pret, al zorgen de komische accenten voor de nodige ontspanning, maar de opera zelf kan je niet koud laten, daar blijf je nog lang over nadenken.
10Reacties
Het verhaal (Dostojevski), de nerveuze opwindende muziek (Prokofiev) en het waarachtige decor van hotel en casino (Martin Zehetgruber) deden mij een boeiende avond beleven.
De faam van regisseur Andrea Breth is mij echter na deze voorstelling vooralsnog onduidelijk. Deze regie is adequaat maar geenszins van een uitzonderlijk niveau. In de Speler houdt Breth zich herkenbaar aan het verhaal zonder dat voor mij de psychologie van de personages beter invoelbaar werden.
Prokofiev zei over de voorlaatste scène (in het casino): “Vanwege het even snelle als complexe verloop stelt deze scène de hoogste eisen aan de regie.” Niettemin was ik Aleksej in deze scène even helemaal kwijt. Had ik beter moeten opletten? Of was het de bedoeling dat Aleksej opging tussen de andere spelers? Of had de personenregie verfijnder gekund?
Ik moet denken aan Janacek’s Uit een Dodenhuis in de regie van de betreurde Patrice Chéreau. Dat is een opera met complexe scènes van vele gevangenen. Chéreau slaagde in zijn regie wonderlijk de hoofdfiguren daartussen permanent zichtbaar te houden.
Zo te lezen was de laatste akte het meest de moeite waard. Ik heb het zo lang niet uitgehouden. Reikhalzend zag ik uit naar de pauze, waarin ik weg kon. De Speler liet mij volledig koud ondanks de niet geringe inzet van dirigent, orkest en zangers. Basia schrijft over het ingewikkelde en deprimerende verhaal, de onsympathieke personages, de nerveuze ritmes en de weinig herkenbare melodiëen. Precies daarom vond ik het een vervelende vertoning.
Ga 23/`112 kijken. Hou van Prokovjev, ook van Dostojevski, ik ken het verhaal. De muziek lijkt me geweldig, daar ga ik voor.
Ga a.s. vrijdag kijken. Houd mijn hart vast want ik heb de opera laatst op dvd gezien (Staatsoper Berlin / Barenboim) en ik vond de muziek verschrikkelijk en het verhaal ook niet bepaald aansprekend. Kan eigenlijk dus alleen maar meevallen…
Bedankt voor de mooie recensie Basia. Prima voorbereiding voor morgenavond, ben erg benieuwd. Ik hou ook van Prokofjev. Het ingewikkelde verhaal kun je opvangen door vantevoren te lezen, het deprimerende niet.
Wat een mooie, heldere recensie, Basia!
Ik ga 23 december.
Mezelf kennend ben ik bang dat ik het einde van de voorstelling niet zal halen.
Wanneer een opera me in de eerste helft niet ‘grijpt’ loop ik vaak weg in de pauze.
Het is natuurlijk nooit slim om in de pauze weg te lopen en zeker niet bij deze fenomenale Speler van Prokofjev.
Juist die laatste akte is fantastisch vorm gegeven en laten we eerlijk zijn, als er zo goed gezongen en gespeeld wordt en het Residentie Orkest onder leiding van Marc Albrecht werkelijk op z’n best musiceert, dan moet je de opera en jezelf de kans geven om de twee uur die het hele werk duurt uit te zitten.
Gisteravond naar De Speler geweest. Van te voren had ik het boek gelezen. Dat kan ik aanraden, want het maakt het verhaal veel makkelijker te volgen. Je krijgt namelijk geen tijd om even warm te lopen, maar valt pats boem midden in de muziek en het verhaal.
Vanaf het moment dat Baboelenka verschijnt komt de vaart er goed in en na de pauze is de scene in het casino echt geweldig! Met dank aan de dirigent, de musici en de zangers. Wat een prestatie!
Jammer van het saaie, drabbige bruin dat de hoofdmoot van het decor vormt. Ook jammer dat op dit grote operatoneel een aantal passages zich afspeelden in een uiterst hoekje – buiten zicht, zelfs vanaf de derde rang.
Mevrouw Breth staat in het programmaboekje omschreven als een gevierd regisseuse, en er zaten zeker goedgetroffen momenten in de voorstelling – zoals de scene waarin Baboelenka haar vermogen vergokt – maar waar die reputatie van gevierdheid verder aan te danken is, is mij niet echt duidelijk geworden.
Zou ik deze voorstelling aanbevelen? Ja, al met al wel. Maar doe wat huiswerk van tevoren. En ga niet als je op zoek bent naar een feestelijke, vrolijke decembervoorstelling. Want wat dat betreft is de programmering mij een raadsel.
Maandag 23 december zal ik de voorstelling bij de Nederlandse Opera bijwonen en ik heb daar veel zin in. Ik heb de roman van Dostojevski als voorbereiding gelezen en vanmiddag heb ik veel muziek uit de opera beluisterd via YouTube. En voor mij is het duidelijk: ik vind het schitterende muziek, zang en orkest vullen elkaar geweldig mooi aan en het drama druipt er van minuut tot minuut van af. Reken maar dat ik de uitvoering maandag tot de laatste minuut met veel genoegen zal uitzitten.
Basia Jaworski bedank ik van harte voor de zeer leesbare en heldere recensie.