Offenbach vindt weg naar Luikse keuken
Wat is het toch jammer dat Jacques Offenbach zo weinig aandacht krijgt in de operatheaters! Les Contes d’Hoffman is voor mij één van de prachtigste Franse opera’s en naast dit meesterwerk schreef de in Duitsland geboren componist nog iets van honderd Franse opéra-bouffes (komische opera’s). Deze maand staat daarvan La Grande-Duchesse de Gérolstein op het affiche bij de Opéra Royal de Wallonie in Luik.
La Grande-Duchesse de Gérolstein handelt over een jonge hertogin, die verloofd is met de sullige prins Paul, maar er alles aan doet om verliefd te worden op een ander. Zo zet ze haar zinnen op de knappe soldaat Fritz, die ze binnen no time bevordert tot veldheer in haar leger.
Na een strijd met de vijand wordt Fritz binnengehaald als overwinnaar (hij voert het vijandige leger dronken). Als dank biedt de hertogin al haar diensten aan, maar Fritz heeft alleen maar oog voor zijn geliefde Wanda. De hertogin laat het er niet bij zitten en ontslaat hem uit het leger. Erg vindt hij dat echter niet, want dan kan hij vaker bij Wanda zijn.
Nadat ze ook nog verliefd wordt op een getrouwde man met vier kinderen besluit ze toch maar met prins Paul te trouwen, waarbij zij de gevleugelde woorden uitspreekt: “Quand on n’a pas ce que l’on aime, Il faut aimer ce que l’on a” (als je niet kunt krijgen wat je leuk vindt, moet je maar leuk vinden wat je al hebt!).
De voorstelling van deze komische opera in Luik verliep echter geheel anders. Het begon met een aankondiging op een groot televisiescherm, dat het de avond was van de apotheose van een succesvolle televisieserie: ‘La Guerre des chefs’. De hele opera was verplaatst naar de keuken van het paleis van de Grande-Duchesse.
Hiervoor moest regisseur Stefano Mazzonis de Pralafera (die eerder dit jaar verantwoordelijk was voor de uiterst charmante Guillaume Tell van Grétry) de tekst behoorlijk herschrijven. Generaal Boum van het leger was nu de chef-kok, die ten behoeve van de bevordering van Fritz (de knappe afwasjongen) gedegradeerd werd.
Hoe Fritz de kookwedstrijd vervolgens wist te winnen met zijn duidelijk matige brouwsel werd mij niet helemaal duidelijk. Maar hij won, net als in het origineel. Verder verliep het verhaal synchroon, met de nodige aanpassingen.
Ik ben zelf geen groot voorstander van het totaal herschrijven van een libretto, maar in dit geval vond ik het niet storend, deels ook omdat ik deze komische opera niet goed ken. Maar stel je voor dat een Zauberflöte of een Tristan und Isolde volledig herschreven wordt. Maak dan liever volledig nieuwe opera’s…
In dit geval pakte het echter wonderlijk goed uit, vanwege de aanstekelijke en sprankelende muziek van Offenbach. Bij een komische opera gaat zo’n ‘make-over’ waarschijnlijk ook beter, omdat de handeling minder van belang is, maar juist de grappen tellen. Door een libretto te herschrijven kun je de grappen actualiseren. De voorstelling schurkte dicht tegen de komedie van de lach aan. En zo kwam het dat de jonge Fritz na zijn ontslag zijn heil zocht als verkoper van zakken Belgische patat.
De voorstelling zelf zag er verzorgd uit, met een speels decor, dat gebruikt maakte van eenvoudige middelen om van scènes te wisselen. Zo klapten de zijcoulissen makkelijk open, waarmee direct een nieuwe kamer zichtbaar werd, en werden fornuis en bed makkelijk en snel omhoog getakeld.
Muzikaal was de voorstelling in orde, maar – eerlijk gezegd – niet meer dan dat. De hoofdrolzangeres Patricia Fernandez (invalster voor Sonia Ganassi) had een aardige stem, met een wat schrale hoogte en wat ruwe kantjes. Ze speelde de rol leuk, maar een publiekslieveling zal ze niet snel worden.
De rol van Fritz werd verdienstelijk neergezet door Sébastien Droy, die onlangs nog een aantal kleine rollen zong in Armide bij De Nederlandse Opera.
De beste vocale prestaties werden neergezet door de Belgen zelf. De geliefde van Fritz werd gezongen door de prachtige jonge sopraan Sophie Junker. Met haar lichte soubrette zong ze stralend de kleine passages die haar toebedeeld waren. Een zangeres om in de gaten te houden! Volgend seizoen zingt ze Pamina in Die Zauberflöte in Luik.
De andere Belg die een goede prestatie neerzette, was Lionel Lhote, die de rol van Boum met grote vocale présence neerzette. Hij heeft een prettige, krachtige bariton, die zich goed leent voor het lichte Franse repertoire – vergelijkbaar met een Jules Bastin. Het geheel stond onder leiding van de jonge Cyril Englebert.
De gehele voorstelling werd ondersteund door een groep leuke dansers en danseressen, die de vrolijkheid van de muziek van Offenbach extra benadrukte. Dit leverde hilarische momenten op, met als uitsmijter aan het eind van de opera, geleend uit een andere opera van dezelfde componist, nog even de cancan.