Vrij associëren in interactieve Johannes
Met de vlotte herneming van haar Johannes Passion vertrouwt de Nederlandse Reisopera zowel op de onstilbare vaderlandse passiehonger als op de grote zeggingskracht van de productie. De doordachte aanzetten tot reflectie, gekoppeld aan ruimte voor eigen invulling, maken het tot een indringende ervaring.
In 2011 werd deze eerste geënsceneerde Johannes in Nederland met enige voorzichtigheid gelanceerd. Zou een natie met zo’n diepgewortelde passietraditie in de concertzaal en vooral in de kerk dit experiment accepteren? De ontvangst was echter vrijwel unaniem positief, met veel lof voor de terughoudendheid van regisseur Dale Duesing.
Voor mij was het vrijdag 21 maart in Enschede een nieuwe beleving, maar in mijn achterhoofd zat nog de productie van Peter Sellars die ik onlangs zag op de Digital Concert Hall van de Berliner Philharmoniker. Boeiend vergelijkingsmateriaal!
Vreemd genoeg was die uitzending vóór carnaval… Blijkbaar zijn vooral in Nederland Bachs passies specifiek aan de veertigdagentijd verbonden, zoals ook waarschijnlijk nergens anders hun liturgische functie zo serieus wordt genomen. Maar dat hoeft een theatrale versie allerminst in de weg te staan; het lijdensverhaal werd tenslotte al eeuwen voor de uitvinding van ‘opera’ visueel verbeeld in passiespelen. Niet alleen voor ongeletterde middeleeuwers, ook voor hedendaags publiek kan aanschouwelijkheid tot groter begrip en frisse invalshoeken leiden.
De contrastrijke aard en de nadruk op de evangelietekst maken de Johannes enerzijds geschikter voor een dramatisering dan de meer ‘moderne’ Matthäus, waar de bespiegelende aria’s de emotionele kern vormen. Anderzijds is Jezus bij Johannes een alwetende, de wereld deels reeds ontstegen figuur, wat medeleven met hem bemoeilijkt. Peter Sellars bracht in zijn volledig op de personenregie steunende Berlijnse ‘ritualisering’ het lijdzame aspect terug door de agressie tegen Jezus op bruut fysieke wijze te tonen.
Duesing ziet juist geheel af van geweldsvertoon, maar laat de beklemming deels spreken uit de vormgeving: een bibliotheek (bij Johannes staat immers ‘het woord’ centraal) in een spaarzaam verlichte bunker. Samen met de kostuums – ouderwetse, nette kleding in grauwe tinten – wekte dat bij mij associaties op met de donkerste jaren van de vorige eeuw. Het ensemble lijkt een vervolgde religieuze gemeenschap te vertegenwoordigen dat een passiespel wil opvoeren, waarbij elk een rol krijgt toebedeeld.
Quirijn de Lang (Jezus) straalde met zijn serene houding en warme stemgeluid veel innerlijke kracht en waardigheid uit. En wat een prachtige vondst om hem in plaats van de gebruikelijke bassolist geknield het arioso ‘Betrachte, meine Seel’ te laten zingen. Hierdoor kreeg Jezus’ angst en vertwijfeling een veel subtielere plaats in het geheel dan bij de hardhandige Sellars.
Een tweede sleutelmoment vond ik de basaria ‘Mein teurer Heiland’, door de Pilatus-vertolker gezongen naast de gestileerd vormgegeven kruisheuvel. Ik zag in hem direct de Romeinse centurio die sprak: “Waarlijk, deze was Gods zoon.” Misschien is dat helemaal niet Duesings insteek, maar dat maakt niets uit. Juist het ontbreken van een dwingend concept dat de toeschouwer moet ‘snappen’ maakt deze dramatisering zo geslaagd.
Muzikaal was de avond eveneens indrukwekkend, met een lichtvoetig en loepzuiver spelende Baroque Academy van het Nederlands Symfonieorkest. De relatief vlotte tempi van dirigent Klaas Stok, met veel aandacht voor de onderliggende dansritmes in menig deel, zouden enkele decennia geleden nog wenkbrauwen hebben gefronst. Maar dankzij uitgekiende vertragingen en rustmomenten bleef de gewijde sfeer volledig overeind.
Van de solisten sloot countertenor Owen Willetts in mijn oren daar het beste bij aan. Met zijn doordringende maar ronde timbre en uitstekende adembeheersing liet hij in ‘Es ist vollbracht!’ de tijd stilstaan. Het tegenovergestelde effect bereikte de energieke jonge bas Nicolas Crawley met een haast buiten adem gezongen ‘Eilt, ihr angefochtnen Seelen’.
In de vibratorijke, forse stemmen van tenor Yves Saelens en bas Vitali Rozynko miste ik een zekere verstilling en tederheid. De sopraanaria ‘Zerfließe’ dubbelde hier als rouwzang van de door verdriet verscheurde Maria en dat maakte Hanneke de Wits vrij extraverte benadering juist toepasselijk.
Tenor Robert Burt raakte aan de uiterste grenzen van zijn expressiviteit, verend tussen schrille uitroepen en fluisterzachte verzuchtingen. Zijn enorme betrokkenheid, zowel vocaal als scenisch, maakte de Evangelist van neutrale buitenstaander tot kloppend hart van de avond.
Het voor de opruiende volkskoortjes verantwoordelijke deel van het Nationaal Opera en Concert Koor liet venijnig acteerwerk niet ten koste gaan van de complexe meerstemmigheid. Deze haatzaaiers stonden geleidelijk hun plaats af aan het eerst afzijdig blijvende koraalkoor. De tot slot weer verenigde ‘gemeente’ mengde in een troostrijke grafleggingsscène Joodse en christelijke symboliek, om het allerlaatste koraal rechtstreeks tot de helaas niet uitverkochte zaal te richten.
Niet elke liefhebber zal zich gewonnen geven voor scenische uitvoeringen van de beide Bach-passies en uiteraard heeft deze onvergelijkelijke muziek geen visuele ondersteuning nodig. Maar de bijzondere energie die vrijkomt tijdens een dergelijke ‘interactieve’ vertolking versterkt in mijn beleving slechts het sacrale element.
De Johannes Passion is nog tot en met 18 april te zien in diverse theaters. Zie voor meer informatie de website van de Nederlandse Reisopera.