De ins en outs van Richard Strauss’ Arabella
Richard Strauss werd 150 jaar geleden geboren, op 11 juni 1864, in München. Dat maakt 2014 tot een jubileumjaar. Elk zichzelf respecterend operahuis zet dan ook één van zijn werken op het programma. De Nationale Opera kiest voor Arabella. Peter Franken geeft diverse achtergronden bij de romantische komedie.
In Nederland is Arabella een aantal keren te zien geweest bij de Nederlandse Operastichting. Bijvoorbeeld in het seizoen 1970/1971 in de Amsterdamse Stadsschouwburg, in een regie van Rudolf Hartmann en met Gerry de Groot in de titelrol.
Op 10 februari 1983 ging een nieuwe productie in première, deze keer in het Circustheater Scheveningen. Lotfi Mansouri regisseerde en de titelrol werd vertolkt door Ashley Putnam.
In het seizoen 1985/86 werd die productie hernomen, maar daarna werd het stil rond deze romantische komedie. Nu, bijna 30 jaar later, komt DNO met een Arabella die eerder te zien was in Göteborg en Frankfurt.
Over Hugo von Hofmannsthal
Arabella was de laatste Strauss-opera waar Hugo von Hofmannsthal het libretto voor schreef. Deze in 1874 in Wenen geboren schrijver/dichter bracht een zeer groot deel van zijn leven door in de zogenoemde Donaumonarchie, waarvan Franz Josef zowel keizer (van Oostenrijk) als koning (van Hongarije) was. Hij wist zich nooit goed van deze periode los te maken.
Stefan Zweig, die hetzelfde gymnasium in Wenen bezocht als Von Hofmannsthal, omschreef hem in de terugblik op zijn eigen leven als iemand die verdwaald was in een verkeerde tijd. Dat verklaart waarschijnlijk de immense melancholie die uit de romantische komedie Arabella spreekt. Von Hofmannsthal schreef als het ware een libretto dat gebaseerd was op de generatie van zijn eigen ouders.
De opera heeft hij nooit gehoord, want na zijn dood in 1929 duurde het nog ruim drie jaar voordat het werk op 1 juli 1933 in première ging aan de Semperoper in Dresden.
Von Hofmannsthal baseerde het libretto van Arabella grotendeels op zijn uit 1910 stammende komedie Lucidor. Dat gaat over een verarmde weduwe met twee dochters. De oudste (Arabella) heeft een rijke aanbidder in de persoon van Wladimir, maar zij moet niets van hem hebben. Verder is er een rijke oom die het niet erg op vrouwen heeft. Om die reden wordt de jongste dochter Lucile omgetoverd in een jongen, Lucidor. Met ‘hem’ zal de rijke oom het wel beter kunnen vinden en wellicht komt er dan wat geld los.
Ondertussen blijft Wladimir Arabella achtervolgen. Lucidor krijgt met hem te doen en treedt op als ‘postillon d’amour’. Hij gaat hem brieven schrijven, die zogenaamd van Arabella afkomstig zijn. Uiteindelijk belanden ze bij elkaar in bed, in het donker, zodat de illusie in stand blijft. Wladimir verwondert zich over de twee zo van elkaar verschillende Arabella’s, die van de dag en die van de nacht. De eerste koket, maar toch ook zeer afstandelijk, de tweede hartstochtelijk en gewillig.
Na enige tijd wordt Wladimir zich bewust van een zekere ‘Spaltung’ in zijn bestaan. Hij verandert als het ware in een dag- en een nachtmens. Alleen op die manier kan hij overweg met de conflicterende emoties die Arabella steeds weer bij hem oproept. Daarnaast is Lucille / Lucidor voor Von Hofmannsthal ook een aanleiding om het ‘moderne’ fenomeen ‘androgyn persoon’ te behandelen, dat bij het publiek in het toenmalige Wenen zeker bekend was. Hoe het afloopt vertelt het verhaal niet.
De tweede akte van het libretto baseerde Von Hofmannthal grotendeels op zijn volkskomedie Der Fiaker als Graf uit 1924. Verder liet hij zich waarschijnlijk ook inspireren door Molières Le Dépit amoureux.
Over de plot
In de opera heeft de rijke Wladimir plaats moeten maken voor de arme Matteo en een trio welgestelde graven. De rijkdom staat op de stoep in de persoon van Mandryka, een grootgrondbezitter uit Slavonië (tegenwoordig Noordoost-Kroatië).
Deze prins op het witte paard is weliswaar steenrijk, maar heeft de manieren van een plattelandspotentaat. Hij is verliefd geworden op Arabella’s portret en zij ziet in hem de gedroomde ‘Fremde Mann’. Ze stemt vrijwel zonder vragen in met een verbintenis. Meer dan “Wie kommt mann eigentlich da drunten in Slavoniën zu einem Bild von mir?” krijgen we niet te horen. En zijn antwoord – “Wie mann zu einem Bild – Das ist ja gleich” – spreekt boekdelen. Mandryka is niet gekomen om te praten, maar om te trouwen en zij reageert conform zijn wens: “Und du wirst mein Gebieter sein, und ich dir untertan.”
Natuurlijk gaat het direct mis tussen deze twee volslagen onbekenden, die ook nog eens in alle denkbare opzichten elkaars tegenpolen zijn. Maar uiteindelijk loopt alles toch goed af, zoals het hoort in een romantische komedie.
Over Richard Strauss
Aanvankelijk componeerde Strauss uitsluitend instrumentale muziek. Denk aan zijn symfonische gedichten als Tod und Verklärung en Ein Heldenleben. Zijn vader was hoornist en ook Strauss had een duidelijke affiniteit voor dit instrument. Behalve aan zijn twee hoornconcerten is dat goed te merken aan de werkelijk hyperromantische hoornsolo aan het slot van Capriccio. En ook in het intro van de slotscène van Arabella is de inbreng van de hoorn sterk sfeerbepalend.
Zijn hele werkzame leven componeerde Strauss liederen, met Vier letzte Lieder als onovertroffen afscheid. Met opera begon Strauss pas toen hij al bijna 30 was. Zijn eersteling, Guntram, ging in 1894 in première, zonder veel succes overigens. Pas Salome in 1901, zijn derde opera, bracht hem succes en wereldfaam.
Arabella was Strauss’ tiende opera en volgde direct op Die Ägyptische Helena, een werk dat hem op kritiek kwam te staan, als zou hij zichzelf alleen nog maar herhalen. Dat herhalen speelt ook wel een beetje een rol bij Arabella, waarbij dan wordt gesteld dat het niet veel meer is dan een verdunde versie van Der Rosenkavalier.
Persoonlijk ben ik het daar hartgrondig mee oneens. Ik vind Arabella veel interessanter dan Rosenkavalier en na mijn eerste kennismaking met het werk zo’n twintig jaar geleden is het uitgegroeid tot mijn favoriete Strauss.
Over Arabella in Salzburg
Tijdens de Salzburger Festspiele, waar Strauss al vanaf 1920 nauw bij betrokken was, zou zijn opera Die liebe der Danae ten doop worden gehouden. Op last van Joseph Goebbels werden echter alle theaters gesloten, waardoor ook deze Festspiele geannuleerd moest worden.
Toen het festival in 1947 werd hervat, wilde Strauss zijn Danae alsnog in première laten gaan. Hij stond er echter op dat Clemens Kraus, die in 1944 ook al de generale repetitie had gedirigeerd, de muzikale leiding zou krijgen. Maar Kraus had een dirigeerverbod zolang hij nog niet officieel ‘entnazificiert’ was, waardoor Danae uiteindelijk pas in 1952 in Salzburg zou worden uitgevoerd, drie jaar na Strauss’ dood. Overigens in een regie van dezelfde Rudolf Hartmann die in de aanhef van dit artikel werd genoemd.
In plaats van Danae werd besloten een Arabella te programmeren met Karl Böhm als dirigent. Van de voorstelling op 12 augustus 1947 bestaat een opname met Maria Reining als Arabella, Hans Hotter als Mandryka en niemand minder dan Lisa della Casa als Zdenka. Laatstgenoemde zou later uitgroeien tot de ultieme Arabella.
Hieronder een twee fragmenten uit die Salzburger productie. ‘Aber der richtige’ met Reining en Della Casa en ‘Das war sehr gut, Mandryka’, met Reining en Hotter.
Ter aanvulling hieronder een latere Arabella-productie uit Salzburg, met Lisa della Casa in de titelrol en Fischer Dieskau als Mandryka. Ze zingen ‘Und du wirst mein gebieter sein’.
Over het Strauss-jaar
In de steden die het meest met Strauss verbonden zijn, wordt uiteraard veel aandacht besteed aan diens 150e geboortejaar. In Dresden, waar het merendeel van zijn opera’s in première ging, vindt in het najaar een compleet Strauss-festival plaats, waarin onder meer Daphne, Arabella en Capriccio worden uitgevoerd. In het lopende seizoen staan nog Guntram, Feuersnot, Elektra en Ariadne auf Naxos op het programma.
In München wordt eind september het relatief onbekende werk Die Schweigsame Frau opgevoerd in de regie van Barrie Kosky. En tijdens het operafestival in 2015 gaat een nieuwe Arabella in première. In Salzburg staat verder deze zomer een Rosenkavalier op het programma. Voor Straussianen dus genoeg om naar uit te kijken: “Teschek, bedien dich!”
3Reacties
Ik hou ook meer van Arabella dan van Rosencavalier. Laatstgenoemde mag dan enkele sublieme momenten bevatten (presentatie van de roos, trio op het einde), ik heb het altijd een langdradig om niet te zeggen zaagwerk gevonden, waar Strauss duidelijk niet altijd wist wat hij met de enorme hoeveelheid tekst van Hofmannsthal aanmoest wat soms tot lang ‘muzikaal gebabbel’ leidt. Ook vind ik de intrige nogal zoeterig en de ‘grap’ met Ochs veel te lang… (wat natuurlijk niet wil zeggen dat ik het werk niet af en toe graag hoor). Dan vind ik bij Arabella de intrige (en de personnages) ‘sympatieker’ en het totaal geheel aangenamer om horen… maar ik kan me voorstellen dat zeker niet iedereen het daarmee eens is…
Tijdens de Salzburger Festspiele van 1944 zou Strauss’ 80e verjaardag luister worden bijgezet met de opvoering van zijn opera Die Liebe der Danae. Hierboven was te lezen dat deze Festspiele werden afgelast in verband met (het verloop van) de oorlog. Dat betekent echter niet dat die 80e verjaardag onopgemerkt is verlopen. Op 11 juni 1944 werd deze gevierd in de Weense Staatsoper met een concert waarin onder meer het tweede deel (de feitelijke opera) van zijn Ariadne auf Naxos werd uitgevoerd. De prima donna werd gezongen door de grote ster uit die jaren, Maria Reining. Een andere grootheid, Max Lorenz, zong de Bacchus en Karl Böhm dirigeerde.
https://www.youtube.com/watch?v=085YDH3eX7k
De Dresdner productie van Arabella gaat komende maand tweemaal tijdens de Osterfestspiele in Salzburg met Renée Fleming in de titelrol. Haar Mandryka is niemand minder dan Thomas Hampson die naar aanleiding hiervan een zeer boeiend interview gaf waarin hij zijn visie geeft op de rol van Mandryka en vertelt over zijn ervaringen tot nu toe met deze rol.
http://www.osterfestspiele-salzburg.at/en/interview_thomas_hampson_john_allison_cont
Mooi verhaal, bedankt! In Amsterdam was er ook nog Edo de Waart, met de fantastische Dagmar Schellenberger, en Jard van Nes als Adelaide. Volgend jaar in Keulen is Maria Bengtsson in de rol te zien.