Guy Coolen: “Fier op onze geuzennaam”
Onder het festivalmotto ‘(R)evolutie – Broederschap’ verzamelden artistiek directeur Guy Coolen en zijn staf meer dan honderd voorstellingen voor de komende Operadagen Rotterdam. Place de l’Opera sprak met de festivalleider na de presentatie van de plannen afgelopen week.
De in Antwerpen geboren Guy Coolen is sinds 2007 artistiek directeur van Operadagen Rotterdam. Vorig jaar werd het spannend voor de organisatie toen een grote korting dreigde op de subsidie en er voortekenen waren van een festival dat als biënnale en met veel minder festivaldagen zou doorgaan. Maar het tij keerde: dit jaar zijn er negen festivaldagen en volgend jaar zelfs tien.
Coolen presenteert dit jaar een programma dat hij als een staalkaart ziet van muziektheater, “met de laatste nieuwe ontwikkelingen, maar zonder dogmatiek en met de ruimte dat verschillende benaderingen naast elkaar kunnen bestaan”.
“Een deel van het programma is klassiek repertoire in een nieuw kleedje”, formuleerde de festivaldirecteur in zijn presentatie. “De ‘broederschap’ uit het motto slaat op de inhoud van voorstellingen rond de ridders van Arthur of die van Parsifal, maar verwijst ook naar de groepen, de collectieven, die hun werk tijdens ons festival uitvoeren. Ook die kun je als ‘broederschappen’ beschouwen.”
Die naam, Operadagen Rotterdam, knelt die weleens als je zo veel vernieuwend muziektheater brengt?
Guy Coolen: “In het begin meer dan nu. Het is eigenlijk een soort geuzennaam geworden voor waar we in dit festival mee bezig zijn. Heel veel jonge makers noemen hun werk ook opera, al is het dan vaak geen opera in de klassieke zin. De ‘voetbalopera’ Hi Ha Hondenlul die we dit jaar brengen is daar een goed voorbeeld van.
Ik merk bij jonge makers een zekere fierheid om hun werk als ‘opera’ te bestempelen. Het past ook wel bij ons (R)evolutie-thema om dit festival voor muziektheater juist Operadagen te noemen. Maar vergeet niet: er zijn in het programma van dit jaar ook weer operabewerkingen die zich baseren op het grote repertoire. Dat element koesteren we ook.
De grote klassieke producties programmeren we niet meer, zo hebben we een paar jaar geleden besloten. Dat kunnen we nooit even goed of beter doen dan wat men in bijvoorbeeld Amsterdam brengt. Inmiddels hebben we een beeld opgebouwd van Operadagen Rotterdam, waarbij die naam ook een knipoog is naar ons programma.”
La voix humaine was een succes in 2011 en komt terug. Wat is er nu anders?
“Die productie was in een grote vorm te zien met Cora Burggraaf en het Rotterdams Philharmonisch Orkest in de Doelen en komt nu terug met pianobegeleiding, maar wel weer geproduceerd door Mirjam Koen en Gerrit Timmers van het voormalige Opera OT, waarmee we de productie indertijd coproduceerden.
Het was een pijnlijke situatie toen Opera OT, één van onze partners, vorig jaar geconfronteerd werd met een subsidiestop. Gerrit en Mirjam wilden wel graag verdergaan met kleinschalige producties. La voix humaine was één van onze mooie herinneringen en daarom wilden we die voorstelling opnieuw brengen, in deze andere vorm. La voix humaine is een voorbeeld van wat het regieduo de komende jaren wil brengen.
We doen overigens nog een ander Cocteau-project, Un Ballet Réaliste, en we brengen een productie van de Diamantfabriek, net als La voix humaine gebaseerd op een telefoongesprek: Conversations with my mother, dat hier ook goed naast past.”
Conversations with my mother gaat over de relatie tussen moeders en zonen. Waar zou jij je moeder mee naartoe nemen in dit komende programma?
“Oh jee, mijn moeder wil altijd mee naar het meezing-evenement Van smartlap tot opera op de Koeweide in Crooswijk. Ze zingt zelf in een amateurkoor, dus dat vindt ze geweldig. Maar ik denk dat ik haar naar Macbeth mee zou nemen. Ze is geen gigantische opera-addict, maar ze houdt er wel van. Deze Macbeth, in de bewerking door Brett Bailey, die we in het Nieuwe Luxor brengen, zal ze zeker kunnen waarderen.”
Een pijler onder het programma zijn de bewerkingen van klassieke opera’s. Welke zou je zelf nog eens willen produceren?
“Daar moet ik echt even over nadenken. Het zou niet makkelijk zijn, want ik heb heel veel respect voor de muziek en hoe die is geschreven door de componist. Die mag je geen onrecht aandoen.
Ik heb zelf al wel bewerkingen gemaakt van opera’s uit de barok, omdat die meer vrijheid geven. Stukken van Vivaldi, Purcell of Monteverdi lenen zich hier goed voor. Ook Die Entführung aus dem Serail heb ik ooit bewerkt, maar dat zou ik nog weleens willen doen. Die opera is vrij open en van zichzelf al een beetje rommelig. En nog actueel.
We brengen dit jaar dus die Macbeth in een kleiner ensemble, met elf zangers. Maar veel Verdi-opera’s zijn zo mooi, daar kun je gewoon niet aankomen. We zijn met Operadagen geen beeldenstormers, maar we gaan met de dingen aan de slag. NT Gent heeft weleens iets met Aïda gedaan. Zoiets zou kunnen. Maar als het de kern en de fragiliteit van een werk verstoort, dan moeten we het zeker niet doen.”
Over welke productie van de komende editie zal het meest worden nagepraat?
“Ik merkte al veel discussie in Brussel toen Arthur daar onlangs in première ging. De power van de tekst en de muziek zal verrassen, zeker ook op de bijzondere locatie van de Onderzeebootloods. In die productie van Veenfabriek en Muziektheater Transparant komt alles samen: Capella Amsterdam is prachtig, er is het orkest B’rock, Claron McFadden zingt en er zijn goede acteurs. Het is een symbiose van alles waar we voor staan.”
Zie voor meer informatie de website van Operadagen Rotterdam.