FeaturedOperarecensie

La troupe d’Orphée: oude tijden herleven

Zelden heeft oude muziek zo nieuw geklonken als momenteel in de Grote Kerk in Den Haag, waar OPERA2DAY met La troupe d’Orphée een geweldige voorstelling creëert. Zang, dans, spel en scenografie vormen een perfect geheel, waarin oude tijden op glansrijke wijze herleven.

Scène uit La troupe d'Orphée (foto: Hans Oostrum).
Scène uit La troupe d’Orphée (foto: Studio Oostrum).

Opera werd niet altijd in speciaal daarvoor gebouwde operahuizen gespeeld. Vanaf het midden van de zeventiende eeuw brachten rondreizende, veelal Franse gezelschappen van zangers, musici en dansers regelmatig opera’s op de meest onwaarschijnlijke locaties in Nederland. Deze ’troupes’ wisten plekken als kaatsbanen en pikeurschuren theatraal optimaal te benutten. Ze brachten er hun muziektheater, al dan niet in de tijdens de barok populaire vorm van de ‘pastiche’, een opera die samengesteld is uit werken van diverse componisten.

Het jonge Haagse gezelschap OPERA2DAY doet met de pastiche La troupe d’Orphée in de Grote Kerk in Den Haag deze oude tijden herleven. Met groot succes.

De Grote Kerk is door middel van gordijnen in twee ruimtes opgedeeld. In de ruimte waar het publiek binnenkomt, zijn jas ophangt en borrelt is voor aanvang van de voorstelling al van alles gaande. Op een verhoging worden kleine rekwisieten afgestoft, er zit een zanger in te zingen, er wordt met instrumenten gesleept en een aantal dansers doet rek- en strekoefeningen. In zekere zin is de voorstelling al begonnen.

Wanneer de troupe klaar is met deze voorbereidingen gaat de voorstelling van start, nog steeds in de ruimte waar het publiek is binnengekomen. De leider van de troupe, monsieur Apollon (Lionel Meunier), heet het publiek vanaf een verhoging welkom, waarna enkele speelse dansen en liederen de avond openen.

Wanneer Orphée, de bijzonder ongelukkig ogende zoon van monsieur Apollon, door zijn vader gemaand wordt om ook een bijdrage te leveren aan deze vrolijke voorstelling, antwoordt deze dat hij liever iets betekenisvols wil zingen. Vervolgens heft hij een ‘air de cour’ (een losstaande seculiere aria uit de vroege barokperiode) aan over de liefde die niet te ontvluchten is.

Tijdens het zingen van de aria komt plotseling een jongedame tevoorschijn, blijkbaar de geliefde waar deze zanger niet aan kan ontsnappen. De grenzen tussen de troupe en hetgeen ze spelen vervaagt.

Monsieur Apollon geeft zijn zoon toestemming om met Euridice, zoals de jongedame heet, te trouwen in de tuin, waar de troupe zijn voorstelling zal voortzetten. De gordijnen gaan open en het publiek wordt verzocht om zich naar de andere kant te begeven, waar een tribune met zitplaatsen staat, die inderdaad uitkijkt op een ‘tuin’: een van grasmatten voorzien speelvlak. Hier klinkt de opera die de kern van de voorstelling vormt: La Descente d’Orphée aux Enfers van componist Marc-Antoine Charpentier.

Euridice sterft tijdens het bruiloftsfeest door de beet van een slang (prachtig uitgebeeld door één van de dansers van de Dutch Junior Dance Division). Vervolgens daalt Orphée af in de onderwereld, waar hij na een ontroerend optreden van Proserpine (Stephanie True) en Pluton (Geoffroy Buffièr) toestemming krijgt om zijn geliefde mee terug te nemen naar het land der levenden – zolang Orphée tijdens de tocht naar boven niet omkijkt.

Hier eindigt de opera van Charpentier, al dan niet zo bedoeld. In La troupe d’Orphée is het tragische einde echter onvermijdelijk: Orphée kijkt om, verliest Euridice en stort zelf ongelukkig neer. De troupe sluit af door nogmaals de ‘air de cour’ over de onontkoombare liefde te zingen.

Scène uit La troupe d'Orphée (foto: Hans Oostrum).
Scène uit La troupe d’Orphée (foto: Studio Oostrum).

In alle mogelijke opzichten is La troupe d’Orphée een verfrissende voorstelling. De ruimte van de Grote Kerk wordt optimaal gebruikt. Zo wordt het kerkorgel met groots effect ingezet wanneer Pluton ten tonele verschijnt en wordt het ietwat pompeuze (graf)monument voor de tijdens de Tweede Engelse Oorlog gesneuvelde admiraal Van Wassenaer Obdam door ingenieuze belichting een sfeerbepalend decorstuk in de onderwereld.

De omlijsting van het verhaal van Orpheus en Euridice door het verhaal van een troupe die zich verliest in haar spel – of die door te spelen herbeleeft wat zij heeft meegemaakt – werkt wonderwel en voorziet de karakters van extra diepgang.

De selectie van de muziek die La Descente d’Orphée aux Enfers omlijst is ook uitstekend. De melancholieke ‘air de cour’ (‘Nos esprits libres et contents’, van een anonieme componist) is van een wonderschone en ontroerende eenvoud en ook de ingevoegde aria van Euridice in de onderwereld, ‘Ah! Laissez-moi rêver’ van Charpentier, heeft grote dramatische impact.

De zang wordt verzorgd door leden van het Belgische vocale ensemble Vox Luminis, die vooral in samenzang tot grote hoogten stijgen, maar ook solistisch over niet geringe kwaliteiten beschikken. Reinoud van Mechelen (Orphée) en Sophie Junker (Euridice) vormen met hun warme, heldere zang en uitstekende acteerwerk een uiterst geloofwaardig liefdeskoppel.

Meer nog dan de fraaie zang is het het perfect geïntegreerde geheel van zang, dans, spel en scenografie, knap begeleid door het Barokensemble OPERA2DAY onder Hernán Schvartzman, dat deze voorstelling tot leven brengt. Het is te hopen dat deze troupe de Hofstad (of de rest van Nederland) in de toekomst nog eens aandoet.

Vanavond (7 mei) is de laatste voorstelling van La troupe d’Orphée. Zie voor meer informatie de website van OPERA2DAY.

Vorig artikel

Seizoen Opera Vlaanderen 2014/2015

Volgend artikel

Sir George Christie overleden

De auteur

Laura Roling

Laura Roling