Jacobs en Mehta laten Orlando vlammen
Als de door Orlando (een weergaloze Bejun Mehta) aangestoken brand geen projectie was geweest, zou de Amsterdamse Stadsschouwburg maandagavond nog benauwder hebben aangevoeld. Maar het heilige vuur op deze broeierige Tweede Pinksterdag gloeide vooral in René Jacobs’ interpretatie van Händels meesterwerk.
Scheidend directeur van het Holland Festival Pierre Audi gunt in zijn laatste programmering een plek aan zijn eigen visie op Händels Orlando. Soms valt de regisseur het verwijt van artistieke eenzijdigheid ten deel, maar deze voorstelling, in 2012 voor de Brusselse Munt gecreëerd, getuigt van zijn diversiteit, zelfs binnen verwant repertoire.
Orlando verschilt sterk van Audi’s producties Alcina en Tamerlano bij De Nationale Opera en ook van zijn kijk op Vivaldi’s Orlando furioso, over dezelfde ridder die door zijn onbeantwoorde liefde voor prinses Angelica waanzinnig wordt. Hier geen zuiver psychologische benadering binnen een sobere, klassieke setting, maar een vervreemdend concept vol raadselachtige visuele effecten.
Audi’s portret van Orlando als pyromane brandweerman baseert zich op enkele librettodetails: zijn uitspraak dat liefde een spel met vuur is en zijn verwoesting van het huisje van Dorinda. Dit laconieke herderinnetje is verkikkerd op Medoro, de ware geliefde van Angelica, en zorgt voor de komische noot. Ze komt niet voor in Ariosto’s oorspronkelijke epos, evenmin als de tovenaar Zoroaster (hier Orlando’s commandant), die Orlando weer op het juiste heldenpad voert.
Christof Hetzers decors en Michael Saxers videobeelden werken in deze productie niet slechts ondersteunend, maar vertellen een eigen verhaal. De tweede akte, die we als publiek door de ogen van Orlando bekijken, blijkt een nachtmerrie die de grimmige ondertonen van het schijnbaar eenvoudige moraalspel blootlegt.
De onwrikbare pijl van de tijd is bij Audi eerder een windvaan: reeds in de eerste akte ligt Dorinda’s huisje in as, waarna in de derde akte een achterstevoren afgedraaid filmpje Orlando als dader onthult. De statische monologen (altijd een uitdaging bij barokopera) vult Audi in door de overige personages zwijgend te laten toeschouwen, alsof ze een rol spelen in een therapeutische reconstructie onder leiding van de alwetende Zoroaster.
Deze hoofdbrekende benadering intrigeert, maar leidt ook enigszins af van Audi’s subtiele en muzikale personenregie, waar gebaar en klank geregeld humoristisch samenvallen. Anderzijds past verwarring bij deze ‘magische’ opera waarmee Händel in 1733 de gangbare operastructuur op zijn kop zette.
De onconventionele duetten en opengebroken ariavormen zijn een kolfje naar de hand van René Jacobs en het jonge ensemble B’Rock, dat een sonore, donkere klank combineert met een sprankelende speelstijl.
Wat de Belgische dirigent ook aanpakt, het resultaat loopt steevast over van vitaliteit. Zijn geheim zit ‘m vooral in een ongekende differentiatie van tempo, volume en klankkleur, waarbij alle kansen op contrastwerking worden aangegrepen. Een purist is Jacobs niet: naast een zeer uitgebreid continuo voegde hij hier instrumentale stemmen toe aan enkele delen. Voor sommige liefhebbers zal dit te ver gaan, maar destijds was Händel zelf allerminst een scherpslijper…
De constante muzikale hoogspanning in de voorstelling, wellicht ten koste van de melancholie in sommige lyrische gedeelten, vond een weldadig rustpunt in Orlando’s sluimerscène. Vanuit een loge liet de delicate begeleiding van twee viole d’amore (als vervanging voor de niet meer bestaande violette marine) de tijd even stilstaan.
Bejun Mehta had deze aria wat mij betreft nog ingetogener mogen vertolken, maar dat is dan ook mijn enige kritiekpuntje. Zijn kruidige en opvallend krachtige countertenor kan behalve woede ook angst, medelijden en spot uitdrukken. In de grote waanzinscène lieten zanger en dirigent het publiek verbluft achter.
Mehta’s heldere en toonvaste geluid kent technisch nauwelijks grenzen, maar in zijn versieringen stond expressie voorop, tot gesnik en gegrom aan toe. Hij is ook een charismatisch acteur en zijn jongensachtige naïviteit maakte Orlando extra aandoenlijk. Het zal altijd een raadsel blijven hoe Mehta zich verhoudt tot de oorspronkelijke vertolker Senesino. Maar die ijdele castraat had er ongetwijfeld voor gepast de hele avond in een hansopje rond te banjeren!
De Nederlandse Lenneke Ruiten (Angelica) is de enige nieuweling in de cast. Haar elegante, kristallijnen sopraan kwam aanvankelijk wat aarzelend op mij over, maar met het huzarenstukje van twee kort op elkaar volgende contrasterende aria’s in de tweede akte maakte ze grote indruk.
Haar minnaar Medoro, bedoeld als travestierol, was in overtuigend mannelijke handen bij een hedendaagse specialist, de warme mezzo Kristina Hammarström.
Konstantin Wolff (Zoroastro) complementeerde zijn dreigende aanwezigheid met een weinig gepolijste maar imposante basstem. De charmante Sunhae Im was een Dorinda om direct verliefd op te worden. De capriolen en grillige tempowisselingen van Jacobs, op het randje van de goede smaak balancerend, maakten haar laatste aria tot een vocale topattractie. Zo kreeg ook de onmiskenbare entertainmentwaarde van Händels muziek in deze uitvoering het volle pond.
Orlando is nog op 11 en 13 juni te zien. Zie voor meer informatie de website van het Holland Festival.