Luca Pisaroni: the boy was back
Nauwelijks ouder geworden, maar wel rijper en met nog meer beheersing van de materie: Luca Pisaroni is nog altijd jongensachtig, maar weet zijn publiek ook met zwaarte en melancholie te raken. Zijn recital in het Muziekgebouw aan ’t IJ op vrijdagavond stond bol van de klassieken.
De yuppie-achtige Figaro die de maten van zijn kamer in het kasteel van de graaf in zijn pc invoerde, de speelse Guglielmo in het zonnige Così-vakantieoord en de larger-than-life Ercole in de opera van Cavalli: Amsterdam heeft Luca Pisaroni in zijn eerste jaren goed leren kennen. De ‘opera-Pisaroni’ dan wel.
Maar zijn engagementen werden groter, zijn pad voerde naar onder meer Salzburg, New York en Wenen en Amsterdam werd van de stad waar hij maanden achtereen woonde en tientallen opera-uitvoeringen gaf de plaats waar hij eenmaal per jaar één schamele avond op het podium staat. Al is er, zo bleek aan de zijlijn van een interview dat Place de l’Opera afgelopen zomer met hem had voor Libretto, een klein aanwijzinkje dat hij in de toekomst mogelijk… eventueel… Enfin, geheim nog.
Maar de ‘lied-Pisaroni’, die krijgen we in elk geval eenmaal per jaar te zien. Vrijdag 10 oktober stond hij op het podium van het Muziekgebouw aan ‘t IJ, in die zaal waar geen coulisse en geen architectonisch versierelementje in de weg staat om het vocale geluid, en dat van de piano, tot in de finesses over te laten komen.
Pisaroni is – op weg naar de 40 – nog altijd jongensachtig. Een jongen die voor zijn recitaltournee heel klassiek koos, met materiaal dat niet meer dan 50 jaar liedhistorie omvatte. De levenslustige Italiaan kwam met ‘weltschmerzige’ Heine-teksten en bracht zijn optreden in een heel traditionele vorm. Een nog jeugdige zanger die met bij zijn leeftijd horend enthousiasme juist alle moderniteiten achterwege laat en de wetten en traditie van het liedgenre omarmt: bijzonder, en door die tegenstellingen extra interessant.
Mozart, Beethoven, Mendelssohn
Met Wolfram Rieger aan de vleugel opende Pisaroni met Mozart, Beethoven en Mendelssohn het optreden. Die laatste leverde het meest recente lied in de lijst, ‘Morgengruss’ uit 1893. Mozart zit de bas-bariton rond de stembanden gegoten. In zijn operawerk staat die componist centraal en dat maakte de openingsliederen een hoorbaar makkelijk te nemen horde. Al was er eigenlijk tijdens het hele concert geen sprake van horden. De zanger hoeft niet te knijpen en te duwen en er zijn geen aanloopjes nodig: hij zingt met het gemak van een goed en zorgvuldig geschoolde zanger.
Na Mozart bleven zanger en pianist op het podium voor het Beethoven-deel. De muzikale sfeer veranderde van licht naar wat zwaarder, al was het einde van ‘Der Kuss’ bijna operatesk en had de vette knipoog die volgde ook heel goed van Leporello kunnen komen.
Op dat lichte element na bracht Pisaroni het Beethoven-repertoire met wat andere kleuren in zijn geluid en zorgde ervoor dat de tekstboekjes dicht konden blijven – het ultieme succes van de liedzanger. Zijn fraaie uitspraak van het Duits en zijn voordracht volstonden om mee te kunnen leven als publiek. Het segment Beethoven eindigde met ‘Adelaide’, Beethovens bekendste lied. Het vaak terugkerende woord ‘Purpurblättchen’ maakte het ook voor inzingen heel geschikt.
Meer complex waren de Mendelssohn-liederen op teksten van Heine, die erg hield van de muziek van Mendelssohn, net als dat de componist erg van zijn teksten hield. Hier was het geluid van Pisaroni subtieler, zijn intonatie nog zorgvuldiger en zijn voordracht gelaagder. ‘Gruss’, vol verlangen, eindigde in een gedragen: ‘Sag, ich lass sie grüssen.’
Schubert
Hoe mooi Mozart, Beethoven en Mendelssohn ook waren, na een paar minuten in het tweede deel van het recital was voor mij overduidelijk: bij dit duo, Rieger en Pisaroni, is Schubert de held van het lied. Aan zijn werk was het hele gedeelte na de pauze gewijd, met een serie liederen uit de cyclus Schwanengesang op teksten van Heine, gevolgd door op muziek gezet werk van Goethe.
Getergd klonk ‘Der Atlas’, waarin de dichter zich vergelijkt met de mythologische figuur die het hemelgewelf torst. ‘Die Stadt’ klonk donker en ‘Der Doppelgänger’ letterlijk inktzwart. Dat lied vormde het dramatische hoogtepunt van de avond. In de tekst beschrijft de dichter hoe hij van een afstand zichzelf bekijkt, diep bedroefd door verlies. Doodstil was het. De stem en de diep ingeleefde voordracht leidden tot bijna hoorbare rillingen.
Net wat minder woest-romantische lading hebben de liederen die Schubert op teksten van Goethe componeerde. ‘Erlkönig’ klonk wel stevig, maar was niet het meest gedenkwaardige lied van de avond. In het verstilde ‘Wanderers Nachtlied II’ liet Pisaroni zijn stem en de akoestiek fraai samenwerken.
In de samenwerking tussen een zanger en zijn pianist valt altijd van alles waar te nemen. Bij Malcolm Martineau, eerder deze week in Amsterdam te zien, zijn het z’n ogen die spreken onder het spelen. Bij Wolfram Rieger is het zijn mond die soms lijkt mee te bewegen met de tekst. Waar Pisaroni het geluid en de plaatjes maakte, zorgde Rieger voor een voortdurend zich aanpassend, intelligent muzikaal decor.
Twaalf liederen van Schubert, bijna een cd vol, klonken in dit tweede deel van het optreden. Als er dan iets aan te merken zou zijn op dit programma, dan was het dat die andere ongeveer 588 liederen van Schubert niet werden gezongen. Ik was er graag voor blijven zitten.
Het recital van Luca Pisaroni opende de Serie Grote Zangers. Het volgende concert in die serie geven Vesselina Kasarova en Hansjörg Albrecht, op 25 november. Zie voor meer informatie de website van het Muziekgebouw aan ’t IJ.
2Reacties
ben erg nieuwsgierig en laat me niet zo in het ongewisse door te zeggen er zit iets in het vat maar is geheim ooo zeg dan niets.
ja pracht stem deze LUCA Pisaroni,genoten van zijn Figaro in Le Nozze.mooie stem em mooie man.
Vond zijn concert geweldig.
..en al even mooi als (stem)acteur, die Luca.