Live in HD: meesterlijke zang uit New York
Otto Schenks klassieke enscenering van Die Meistersinger von Nürnberg zal voor de vele liefhebbers van kostuumdrama een verademing zijn geweest. De productie van de Metropolitan Opera was afgelopen zaterdag live te zien in de bioscoop. Maestro James Levine maakte er een muzikaal feest van.
“And so we have come to the end of Wagners little moneymaker”, sprak ‘announcer’ Peter Allen met zijn kenmerkende sonore stem aan het einde van een live-radio-uitzending uit de Met, jaren geleden. Ik moest er onwillekeurig aan denken toen ik zaterdag rond middernacht het Pathé-theater in Rotterdam verliet.
Die Meistersinger von Nürnberg is Wagners enige komische opera, als we zijn jeugdwerk Das Liebesverbot gemakshalve buiten beschouwing laten, en was oorspronkelijk bedoeld om snel wat geld te verdienen. Probleem was bij Wagner dat snel werken en geld verdienen hem nooit gemakkelijk afgingen. Het gehele project nam zo’n zeven jaar in beslag en in plaats van een compact komisch werk ontstond er een stuk muziektheater dat 4,5 uur zuivere speeltijd vergt. Daarmee sloeg Wagner zijn eigen record.
Inclusief twee pauzes werd het publiek zaterdag exact zes uur beziggehouden. Die pauzes zijn beslist nodig om even op adem te komen. Er wordt druk geconverseerd en ruzie gemaakt in Die Meistersinger en dat vraagt om grote oplettendheid. Het volgen van de tekst is bij dit werk van het grootste belang, wil het niet tot een massieve bal geluid verworden. Je moet het zien en beleven.
Otto Schenk heeft dat prima begrepen. De Oostenrijkse regisseur staat bekend om zijn tekstgetrouwe ensceneringen en in deze productie uit 1993 doet hij die reputatie volledig eer aan. Geen moment raak je als toeschouwer de draad kwijt. Alles wat je ziet, is volledig in overeenstemming met tekst en handeling.
De eerste akte laat het voorportaal van een grote kerk zien. Door een deuropening is de congregatie zichtbaar. Walther krijgt zo de gelegenheid om te flirten met Eva, die binnen zit te zingen.
Zodra de dienst is afgelopen, speelt de handeling zich volledig in dit voorportaal af. Eerst zien we de ontmoeting van Eva en Walther, culminerend in ‘Fraulein, seid ihr schon Braut?’, en daarna het gewichtige gedoe van alle meesterzangers en het volledig mislukte optreden van Walther.
In de tweede akte is een straatje in Neurenberg het decor. Sachs en Pogner wonen aan weerszijden van de straat en dat maakt het gemakkelijk om even heen en weer te wippen. Eva zal dat al heel haar leven zo hebben gedaan. Maar als ze deze keer bij haar Betreuer langs gaat, krijgt ze niet te horen wat ze hoopte en loopt ze boos weg, de straat uit. Magdalena haalt haar echter terug. Dat moet ook wel, want straten in een decor lopen nu eenmaal altijd dood.
In het smalle toneelstraatje speelt zich ook de Prügelscène af. Deze blijft beperkt tot een paar ‘vechtende’ koppels, gadegeslagen door een verder statische groep omstanders. Dat doet niet echt recht aan de tekst, maar is wel zo realistisch. Zo gaat het toch meestal: sommigen slaan er lekker op los, de rest kijkt toe en moedigt aan.
Akte drie speelt zich grotendeels af in het getrouw vormgegeven huis van Sachs. Overal zijn schoenmakerspullen te zien. Het maakt een prettig rommelige indruk. Eva komt klagen over haar schoenen: te nauw, te wijd… Sachs laat blijken dat problemen met schoenen tot zijn beroep behoren, maar dat hij soms schoon genoeg heeft van de achterliggende moeilijkheden waarmee hij door zijn klanten wordt lastiggevallen.
Vervolgens wordt het toneel getransformeerd tot een klein terrein net buiten de stadspoort. Geen echte feestweide in deze productie. Ook is de menigte vrij beperkt van omvang. Schenk legt hier meer de nadruk op details in de personenregie dan op massaliteit.
Als het gaat om acteren is Beckmesser zonder meer de belangrijkste rol. Johannes Martin Kränzle vertolkte deze partij met verve: een nogal vals mannetje in de eerste akte en een wanhopige vrijgezel die steeds meer zijn decorum verliest in de twee volgende akten. Kränzle zong uitstekend, ook daar waar hij zogenaamd ‘niet goed’ moest zingen. Eerder vertolkte Kränzle deze rol in Glyndebourne en hij is hard op weg ‘de nieuwe Beckmesser’ te worden.
Walther hoeft het wat minder van acteren te hebben en met Johan Botha in die rol was dat maar goed ook. Botha kent twee gelaatsuitdrukkingen: lachend, met veel tanden, en afwachtend. Botha deed zijn best er bewegend wat van te maken en dat lukte aardig. Zijn zang was daarbij van grote klasse, dus geen kwaad woord over deze populaire tenor.
Een jong talent uit het opleidingscircuit van de Met, Paul Appleby, was een uitstekende David. In de pauze vergeleek hij in een interview zijn partij met het zingen van liederen, omdat er zo veel nadruk op het duidelijk uitspreken en intoneren van de tekst ligt, zij het dan met het volume dat een operatheater vergt. Ik had altijd de indruk dat het wel meeviel met David, maar zo gesteld lijkt het me een nachtmerrie om in te studeren.
Davids tegenspeelster Magdalene werd sympathiek neergezet door Karen Cargill, ook wel in de Met te horen als Brangäne. Hans-Peter König gaf verder gestalte aan Pogner, de goudsmit die het slachtoffer dreigt te worden van zijn ijdelheid. Goed geacteerd, goed gezongen, maar verder niet opvallend.
Pogners dochter Eva wist daarentegen de show te stelen in alle scènes waarin ze zich mocht vertonen. Annette Dasch, terug van het zwangerschapsverlof dat haar noopte om Arabella in Amsterdam te laten schieten, leefde zich geheel uit in haar rol van het groot geworden kind dat nog sterk hangt aan haar tweede vader, buurman, fantasieminnaar, eigenlijk haar alles: Hans Sachs, maar dat op slag verliefd is geworden op Walther toen die een keer bij haar vader langskwam. Als echte puber wil ze er met hem vandoor gaan als het ‘van thuis niet mag’. Dasch is een ideale Eva: haar zang was prima verzorgd, maar vooral haar acteren maakte haar tot de ster van de show.
De vrouwelijke ster natuurlijk, want onder de mannen zette Michael Volle een fantastische Sachs neer. Goed doserend wist hij van begin tot eind zijn partij op hoog niveau te zingen. Geen moment maakte je je als toeschouwer zorgen of hij het einde wel zou halen. Aan het slot was hij nog even fris als aan het begin. En ook acterend was hij goed op dreef. Hij liet een breed scala aan emoties zien.
James Levine gaf geïnspireerd leiding aan zijn orkest en liet de zangers zich op prettige wijze uitleven. Het was een feest om naar te kijken en ik kreeg de indruk dat het voor de medewerkenden ook een feest was om te doen.
De volgende live-vertoning vanuit de Metropolitan Opera is Die lustige Witwe, op 17 januari 2015. Zie voor meer informatie de website van de Metropolitan Opera. Zie voor het boeken van kaarten onder meer de website van Pathé. Pathé vertoont de voorstellingen van de Met in vele vestigingen.
2Reacties
Helemaal eens met Peter Franken. Inderdaad een modeluitvoering. Beter kan m.i. bijna niet. Volgens mij stonden daar de beste Sachs en Stolzing van dit moment samen op de planken. En dan nog aangevuld door de fantastische rest van de cast, het geweldige koor en orkest van de Met en natuurlijk last but not least James Levine, een Wagnerspecialist bij uitstek. Wat een weelde!!
Ook een pluim voor Cinemec Ede. Deze geweldige ‘gastheer’ zorgt steeds weer dat Maarten Jan Dongelmans een meer dan interessante inleiding verzorgt. En de tegen een minimale vergoeding verkrijgbare heerlijke stamppotmaaltijd met drank naar keuze in de eerste pauze was een aangename verrassing. Oosterse Gastfreundlichkeit zullen we maar zeggen. Waande me als het ware op de grüne Hügel in Bayreuth. Nou ja, wellicht een beetje vergezocht … laten we er maar Bayreuth aan de A12 van maken. Hulde!
Leuke reactie Herman Molendijk. Inderdaad: een memorabele avond. Wordt vervolgd op 17 en 18 januari. Dan wanen we ons met The Merry Widow (Die lustige Witwe) van Lehár in het Parijse Maxim’s aan de A12!