Tataarse Butterfly heeft spierballen
Bepaald vlekkeloos verliep de Madama Butterfly van de Staatsopera van Tatarstan niet, gisteren in Den Haag. De regie was tamelijk doelloos en muzikaal vielen er heel wat steken. In en buiten de orkestbak. Maar met de nodige spierballentaal in de tweede en derde akte kreeg de voorstelling toch nog een hoogdramatisch einde.
De Staatsopera van Tatarstan gaat regelmatig met een operaklassieker op tournee door Nederland. Van 7 oktober tot en met 25 oktober trekt het door het land met Madama Butterfly, de Japans getinte opera van Giacomo Puccini. Gisteren deed het gezelschap het Lucent Danstheater in Den Haag aan.
Gaandeweg de voorstelling groeide in mij de stellige overtuiging dat regisseur Michail Pandzhavodze een enorme zenuwpees is. Man, wat een geschuif en gedraai op het toneel. En vooral: wat een doelloos geschuif en gedraai. Om de haverklap rolde er wel weer een paneel van links naar rechts of andersom. En om de haverklap tolde er een plateautje naar voren, of naar achteren.
Welke bedoeling Pandzhavodze hier nu mee had, bleef mij volkomen duister. In elk geval werden de personages er met geen mogelijkheid door gekarakteriseerd. Het vele gewandel en gesjouw brak zelfs ernstig in op een paar muzikale hoogtepunten. Direct toen Madama Butterfly bijvoorbeeld aan haar bekende aria ‘Un bel dì vedremo’ begon, kwam het decor weer in beweging. Irritant gewoon.
Jammer ook, want het decor zelf was mooi Japans en het licht – met veel bonte kleuren – was erg sfeervol. Met een beetje meer bedoeling achter de regie had de setting best kunnen werken.
Muzikaal leek de voorstelling ook vol gebreken te zitten. Leek, want er was een groot verschil tussen de eerste akte en de andere twee. Voor de pauze was eigenlijk geen enkele solist overtuigend. Bovendien speelde het orkest zonder veel beleving en liep het nu en dan uit de pas met de zang.
Nog nooit heb ik een tenor zo groots en hard hoge noten horen zingen
Na de pauze bleek dat de cast en het orkest tot veel meer in staat waren. Sandra Janusaite werd de ster van de avond als Madama Butterfly. Haar stem was niet uitzonderlijk en was een beetje te schel om als de vijftienjarige geisha door te kunnen gaan, maar het was knap hoe de sopraan ondanks dat haar partij tot leven wist te wekken. Met name bij het naderen van haar dood legde ze een diepe beleving en emotie in haar zang, met enkele harde, maar gevoelige noten. Eindelijk, er ging wat kloppen onder mijn overhemd.
Akhmed Agadi zong Pinkerton met een bulderende tenor. Er schortte nogal wat aan: hij gleed veel, was af en toe vals en gebruikte alleen bij de hoogste noten een fraai vibrato. Bovendien klonk hij soms zo geforceerd dat ik bang was dat hij bezig was zijn stembanden naar de mallemoeren te zingen.
Allemaal niet echt karakteristiek voor zijn rol. Maar wel boeiend. Want de stem zelf was ongelofelijk. Wát een volume. Ik heb denk ik nog nooit een tenor zo groots en hard hoge noten heb horen zingen. Onbewust toch wat kippenvel.
Andrey Breus zong netjes als Sharpless, maar ook bij hem gold dat zijn stem niet karakteristiek was voor zijn rol. Hij had meer weg van een onverschillige bikkel dan van de goedige consul die hij moest zijn.
Zoya Tsererina zong en speelde een prima Suzuki, met een dikke, ‘slavische’ stem. Jury Petrov zong nogal geknepen, soms zelfs lelijk, als Goro. Aydar Nurgayanov daarentegen baste heerlijk in zijn rol als commissaris bij de huwelijksplechtigheid van Pinkerton en Butterfly.
Het orkest was heel wat opgeknapt na de break. Er klonk veel meer emotie en dynamiek uit de bak en de finale werd zeer spannend gebracht. Knetterhard, maar misschien daardoor wel zo spannend. Zelfs nog een paar laatste rare ideeën van de regisseur konden niet verhelpen dat de opera zo een indrukwekkend einde kreeg.
De Butterfly van de Tataren is zeker niet de meest subtiele, indringende productie van het werk van Puccini. Maar als het gezelschap de spierballen laat rollen, ontstaat er een drama waar je moeilijk ongevoelig voor kunt blijven.