FeaturedOperarecensie

Een stijlvolle avond met Sarah Connolly

Trouwe fans van Sarah Connolly kwamen dinsdagavond in het Concertgebouw in Amsterdam volop aan hun trekken. De Britse mezzosopraan debuteerde in de Kleine Zaal. Stijlvol, naturel en zeer verzorgd. Vooral voor de pauze kon je een speld horen vallen.

Sarah Connolly (foto: Peter Warren).
Sarah Connolly (foto: Peter Warren).

Sarah Connolly, die zichzelf omschrijft als laatbloeier, is een veelgevraagd opera- en concertzangeres. De mezzosopraan heeft haar vroegere angst om te communiceren met haar publiek getransformeerd in een bijna liefdevolle houding tot haar luisteraars.

Aan het begin van de avond bracht Connolly indringende menselijke emoties over het voetlicht. ‘Veloursklanken’, zo noemde ze haar repertoirekeuze. Ze zong de overbekende Rückert-Lieder van Gustav Mahler en de cyclus Frauenliebe und -leben van Robert Schumann. Haar ontroerende vertolkingen deden hier en daar een traantje wegpinken. Tekstexpressie en uitbeelding zijn haar op het lijf geschreven en met haar donkere timbre weet ze uiterst vakkundig te nuanceren.

Na de pauze volgde een lichtere toon, vol ironie, met prachtige, naturelle beelden. Connolly, die graag contrast aanbrengt in een recital, koos daarbij voor onbekendere stukken, zoals de liederen van Albert Roussel en Ivor Gurney. Deze onbekende teksten en klanken voelden voor het publiek wat ongemakkelijker aan en er kwam meer onrust in de zaal.

Connolly’s vertolkingen hadden een sterke dramatische kracht. Haar stem heeft een grote omvang en zowel in de hoogte als in de laagte een diepe, warme klank. Ze zong zeer geconcentreerd en wist tot het uiterste uitgesponnen zachte passages af te wisselen met jubelende, extraverte fragmenten. Ze bleef met haar stem, mimiek en gebaren volledig en bewust aanwezig in het beeld dat ze wilde uitdrukken, tot de laatste toon had geklonken. Haar inleving in de teksten was expressief en fantasievol.

Vooral in de Schumann-liederen, over de gevoelens van een vrouw in verschillende hoogte- en dieptepunten van het huwelijksleven, kwam deze kwaliteit goed tot zijn recht. De climax lag in ‘An meinem Herz, an meiner Brust’. Een explosie van vreugde en gelukzaligheid golfde de zaal in.

Direct daarna volgden dissonanten en verstilde klanken in het laatste lied, wanneer de jonge vrouw de dood in de ogen heeft gekeken. Julius Drake sloot de cyclus af met de terugkeer naar de beginklanken van het schuchtere, eerste lied ‘Seit ich ihn gesehen’, terwijl Connolly verdroomd naar binnen blikte. Een ontroerend einde.

Iedere zanger zal zich Julius Drake als begeleider wensen. Hij volgde Connolly subtiel en geïnspireerd. In zijn geconcentreerde spel bij ‘Ich bin der Welt abhanden gekommen’ van Mahler ‘sprak’ hij bijna letterlijk toon voor toon uit. En door zijn fijnzinnige spel in ‘Um Mitternacht’, in combinatie met Connolly’s gekwelde vertolking, zat je aan je stoel genageld.

Volop ironie klonk door in Roussels ‘Le Bachelier de Salamanque’, dat hij vlak na de Eerste Wereldoorlog componeerde. Hier zagen we Connolly ontspannen en ondeugend schertsen. Ze genoot er duidelijk van.

Julius Drake (foto: Sim Canetty-Clarke).
Julius Drake (foto: Sim Canetty-Clarke).

In het volgende lied van deze veelzijdige componist, ‘Le jardin mouillé’, duidelijk geïnspireerd door het impressionisme, was Drake te horen met een elegante uitdrukking van voor iedereen herkenbare waterdruppels. Connolly bracht de fijnzinnige sfeer expressief op ons over.

Connolly sloot de avond af in haar moedertaal, met muziek van Britten, Gurney en Bennet. Dat ze de liederen van Gurney graag zingt, was daarbij wel duidelijk.

Gurney schreef zijn liederen vrijwel allemaal onder de erbarmelijke omstandigheden van de Eerste Wereldoorlog. ‘By a Bierside’, een dramatisch gezongen verhaal over leven, schoonheid en dood, ontstond bijvoorbeeld in de loopgraven. Drakes pianospel was hier te vergelijken met een plechtige kerkklok en Connolly’s dramatische kwaliteiten deden hun werk in de doordringende emoties van de liederen.

Met veel plezier begonnen Drake en Connolly aan hun laatste liederengroep: A History of Thé Dansant van Bennett uit 1994. De datum doet vermoeden dat het om een eigentijds werk gaat, maar in feite was een vergeeld fotootje uit de jaren twintig aanleiding voor de gedichten van Meg Peacocke, die door haar broer, de componist, op muziek werden gezet.

Met een brede glimlach stortte Drake zich op het eerste lied: ‘Foxtrot’. Met de wiegende, relaxte muziek van de foxtrot en de verleidelijke tonen van de tango werd de veelzijdige avond besloten. Staande en luide ovaties vielen de zichtbaar dankbare vakvrouw en haar pianist ten deel. Het bejubelde duo gaf nog een toegift met ‘Goodbye’.

Vorig artikel

Zürich brengt surrealistische Martinů

Volgend artikel

De Met presenteert Live in HD 2015/2016

De auteur

Jacqueline van Rooij

Jacqueline van Rooij

4Reacties

  1. Onno
    18 februari 2015 at 22:26

    Goede recensie! Twijfel alleen over de ‘encore’. Was volgens mij een nummer van Kurt Weill. Hoe dan ook, een heerlijke avond.

  2. Gert-Jan
    19 februari 2015 at 09:34

    Een heerlijke en inderdaad stijlvolle avond waarin Connolly vele facetten van haar stem en voordracht liet horen en zien. De beschreven onrust na de pauze heb ik niet zozeer ervaren. Volgens mij werd er de hele avond met de tekstblaadjes geknisperd. Onnodig want Connolly was uitstekend te verstaan. Zelfs Mahler en Schumann zong zij in perfect Duits, wat mij werd bevestigd door mijn Oostenrijkse buurman. Eerlijk gezegd vond ik Connolly’s stem juist in de liederen van Roussel en de Engelse liederen op zijn allerrijkst. Ik lees dat zij volgend seizoen Ariodante komt zingen, niet te missen!

  3. Sander
    26 februari 2015 at 15:18

    Wie kan mij helpen? Van welke componist was het toegift nou ook alweer, het ‘Goodbye’ bedoel ik. Het was een verrukkelijk concert!

  4. Onno
    27 februari 2015 at 20:39

    @Sander, niet om mijn gelijk te halen, maar volgens mij was de toegift toch echt Speak Low van Kurt Weill, een nummer dat Connolley eerder op cd heeft opgenomen en ook in de ‘setlist’ van het Concertgebouw staat vermeld.