Luik: Im weißen Rößl op z’n Frans
De Opéra Royal de Wallonie in Luik hernam afgelopen week haar productie van L’auberge du cheval blanc van Ralph Benatzky. Visueel niet onaardig, maar met teleurstellende zang.
Im weißen Rößl is een muziekstuk van Ralph Benatzky met gesproken dialogen. Meestal wordt het aangeduid als operette. Het werk ging in 1930 in Berlijn in première, maar werd in 1933 door de nazi’s verboden, waardoor het in Duitsland pas later blijvend succes kreeg.
De Franse versie ging in 1932 in première en werd ruim zevenhonderd keer achter elkaar opgevoerd. Die enorme populariteit zal mede te maken hebben met de aard van het stuk, dat sterk aanleunt tegen de ‘opéra bouffe’.
Het verhaal is beperkt van omvang, wat het mogelijk maakt om naar believen extra zang- en dansnummers in te schuiven. Zodoende kreeg het werk in elk taalgebied een andere invulling en mede daardoor een wezenlijk ander karakter.
De Duitse versie kent de belangrijke spreekrol van Wilhelm Giesecke, een cholerisch karakter die met ironie en sarcasme veel leven in de brouwerij brengt. In de Franse versie is dat Napoleon Bistagne, net als zijn evenknie Giesecke een fabrikant, niet uit Berlijn maar uit Marseille.
Waar Giesecke enigszins te vergelijken is met Ko van Dijks gedenkwaardige creatie Biels uit de radioserie Biels & Co doet Bistagne sterk denken aan Louis de Funes, in de jaren zeventig de populairste Franse komiek. Dat wil zeggen: lang uitgesponnen grapjes, veel stemmetjes en gebaren, een hoop drukte, maar weinig inhoud. Bistagne was in Luik veel aan het woord, te veel naar mijn smaak, maar ja, het was nu eenmaal de Franse versie.
De aankleding van regisseur Dominique Serron en ontwerper François Schuiten was betrekkelijk sober: een eenvoudig decor met een grote trap, aangevuld met losse zetstukken. De kostuums (Renata Gorka) waren een allegaartje. Eigenlijk liep alleen het personeel er een beetje normaal bij. Een uitzondering was de kostumering van de eigenaresse van de herberg: deze Josépha Vogelhuber was om door een ringetje te halen.
De choreografie was zonder meer eenvoudig – opvallend voor een stuk waarin naast dialogen veel afhangt van zang en dans. Kennelijk was de dans toegesneden op de kwaliteiten van het gezelschap, gelet op de veelal slordige uitvoering van de ingestudeerde bewegingen.
En de muziek? Als een operahuis een stuk brengt met eenvoudige muziek, een stuk dat op het repertoire staat van menig amateurgezelschap, dan mag je bijna perfectie verwachten. Daar stelde deze productie het meest teleur.
De enige die een acceptabel niveau bereikte was sopraan Alexise Yerna in de rol van Josépha. Haar directe tegenspeler François Langlois, die de op haar verliefde ‘maitre d’hôtel’ speelde, was meer een zingende acteur dan een echte zanger. Zijn stem kwam nauwelijks over de orkestbak heen. Natacha Kowalski kwam zingend redelijk uit de verf als Napoléons dochter Sylvabelle. De overige spelers moesten het voornamelijk van hun acteren hebben.
Het orkest van de Waalse opera, geleid door Jean-Pierre Haeck, was aardig op dreef, daar lag het niet aan. Maar op het podium liet men het op muzikaal gebied nogal afweten.
Al met al een teleurstellende uitvoering, iets wat ik niet in Luik gewend ben. Volgende keer maar weer gewoon goed, zou ik zeggen.
Zie voor meer informatie de website van de Opéra Royal de Wallonie.
1 Reactie
Kleine kanttekening:als de dans werkelijk op de kwaliteit van het ensemble was toegesneden zou de uitvoering juist acceptabel zijn geweest. Toch?