Zeldzame Massenet terug in Palais Garnier
Bijna honderd jaar lang was Le Cid niet bij de Opéra National in Parijs te zien. Op vrijdag 27 maart keerde de opera van Jules Massenet terug op het toneel van het beroemde Palais Garnier. Een wat wisselvallige productie, met echter een glansrol voor dirigent Michel Plasson.
Le Cid ging in 1885 in première in het Palais Garnier, het prachtige operahuis dat bij velen bekend zal zijn van The Phantom of the Opera (hoewel die liefhebbers waarschijnlijk niet vaak op deze website belanden). Het werk viel goed bij het publiek en werd vele malen opgevoerd, tot het na 1919 volledig uit beeld verdween.
Le Cid is gebaseerd op het gelijknamige toneelstuk van Pierre Corneille. Hoofdpersoon is de historische, middeleeuwse ridder Rodrigo Diaz de Bivar, die door zijn heldhaftige optredens El Cid Campeador werd genoemd, ook wel El Cid.
De opera gaat niet zozeer over de veldslagen van Rodrigo (of op z’n Frans Rodrigue), maar vooral over de wijze waarop de ridder en zijn geliefde Chimène bij elkaar komen. Nazaten uit dit huwelijk zijn overigens terechtgekomen in de Franse, Engelse en ook Nederlandse koningshuizen. Er loopt een direct lijntje naar koning Willem-Alexander.
Als we het verhaal van Corneille mogen geloven, had het weinig gescheeld of Rodrigue en Chimène waren niet met elkaar getrouwd. De vader van Chimène (de Comte de Gormas) is teleurgesteld over het feit dat de vader van Rodrigue (Don Diègue) benoemd wordt tot gouverneur en beledigt Don Diègue op straat. Rodrigue neemt het voor zijn vader op en dood Chimènes vader in een duel.
Als gevolg van dit voorval stort de ridder zich op de nodige veldslagen, nadat hij gepassioneerd afscheid heeft genomen van Chimène. Aan het slot van de opera veronderstelt iedereen dat Le Cid is gesneuveld tijdens zijn laatste veldslag, wat voor Chimène aanleiding is om haar liefde voor Rodrigue openbaar te maken. Als even later de ridder als overheerser het toneel betreedt, duurt het niet lang voordat de koning de twee toestemming geeft om te trouwen. Eind goed, al goed.
De première van afgelopen vrijdag was wat wisselvallig. De beroemde tenor Roberto Alagna zong de titelrol. Zijn eerste grote scène mondt uit in de zeer lastige aria ‘O noble lame étincelante’. Daarin leek Alagna nog niet helemaal ingezongen te zijn. De aria, die qua intensiteit te vergelijken is met ‘Di quella pira’ uit Il trovatore, is ook wel erg ongelukkig vroeg in de opera geplaatst. Jean de Reszke (de titelrolvertolker in 1885) zong de hogere noten waarschijnlijk met ‘voix mixte’. Wellicht had Alagna er beter aan gedaan dat ook te doen, want nu was de aria een wat valse start.
In het grote duet met Chimène en daarna in de beroemdste aria uit het werk, ‘O souverain, o juge, o père’, revancheerde Alagna zich echter helemaal. Het is naar mijn mening één van Massenets mooiste aria’s en Alagna zong hem met prachtige, honingachtige stem.
De Chimène van Sonia Ganassi was wisselend. De Italiaanse viel in voor Anna Caterina Antonacci, die zich een aantal maanden geleden terugtrok. Ze heeft een mooie, romige stem, die gek genoeg soms enigszins slavisch overkomt. Vocaal bleek ze echter niet altijd krachtig en dramatisch genoeg voor deze rol. Haar aria ‘Pleurez, pleurez mes yeux’ kwam daardoor niet helemaal goed uit de verf. In het lange duet dat daarop volgde was ze wél goed op dreef. Een hoogtepunt van de voorstelling.
De beide vaders werden uitstekend gezongen door Paul Gay (Don Diègue) en Laurent Alvaro (Comte de Gormas). Annick Massis zong verder de dankbare rol van L’Infante – iets wat ze wellicht beter eerder in haar carrière had kunnen doen, aangezien een jeugdige stem beter bij de rol past. De charmante aria ‘Plus de tourmets et plus de pein’ zong ze niettemin met sprankelend gemak, wat veel bijval opleverde van het publiek.
De enscenering, die een aantal jaren geleden al in Marseille opgevoerd werd, was voor mij wat aan de saaie kant. Regisseur Charles Roubaud had het geheel naar het begin van de twintigste eeuw verplaatst. De decors hadden wat weg van het begin van de fascistische periode. De link met die tijd was voor mij niet geheel duidelijk en werd verder ook niet uitgewerkt. Ondanks dat werd het verhaal op een prima manier verteld en zagen de kostuums er prettig uit. Het geheel was wel aan de statische kant, maar dat ligt voor een deel ook aan de opera zelf.
Het meest interessante onderdeel van de avond speelde zich af in de orkestbak. Het orkest speelde de prachtige muziek van Massenet wonderlijk schoon. Dat was voor een groot deel te danken aan de inspirerende directie van Michel Plasson, die met zijn 81 jaar nog altijd dirigeert alsof hij in de bloei van zijn leven is. De muziek van Massenet staat hem op het lijf geschreven. De partituur glansde van begin tot eind!
Zie voor meer informatie de website van de Opéra National de Paris.
1 Reactie
Ik heb de voorstelling van do 2 april bijgewoond. Ik ben het grotendeels eens met de recensie. Alle lof voor Alagna, inderdaad zeker in de prachtige aria “O souverain, o juge, o pêre”, en voor Massis (!) en de rest van de bezetting. En ik had toch liever Anna Catarina Antonacci gehad, dat een passioneel theaterbeest is (haar Cassandre en haar Carmen!) en die ik me heel goed als Chimène kon inbeelden. Maar de enscenering vond ik wat aan de sfeerloze kant. Bij zulk een werk vind ik een transpositie trouwens een beetje nutteloos (wat niet wil zeggen dat dat soms niet kan meevallen). Trouwens, waarom lopen de soldaten er in moderne fascistische uniforms rond terwijl de islamitische gezanten er dan weer heel taditioneel-historisch bijlopen? Maar inderdaad alle hulde voor ‘veteraan’ Plasson! Het slotapplaus was wel maar heel lauw, wat de sfeerloosheid nog versterkte. Nietemin een goede zaak, dat dit werk opnieuw wordt opgevoerd!
De volgende dag heb ik in de Bastille RUSALKA bijgewoond in de enscenering van Carsen, die ik nog niet gezien had. Dit vond ik dan wel interessant en mooi (ik ben wel een bijna onvoorwaardelijke Carsen-fan!). Zeer (psycho)analytisch maar met hele mooie beelden – de waterplas in I, die daarna moet plaatsmaken voor een slaap(?)kamer met bed (met helaas een technische storing die de voorstelling even lam legde bij deze decorverandering) – ook de spiegeleffecten in II… En prachtige bezetting. Svetlana Aksenova (ook een vervanging) zong op hemelse wijze de tittelrol (haar maanlied!) en Pavel Cernoch was een prachtige prins en ook de rest zong heel goed – ik zat trouwens bijna op de ‘uil’ en het viel me op hoe prachtig de akoustiek van de Bastille klinkt-ik moest haast aan Bayreuth denken te meer omdat de orkestratie van Dvorak vaak aan Wagner doet denken… En het orkest klonk fantastisch!… En hier wel overdonderend applaus, ook voor Carsen (klapvee? enfin, ik deed ook met plezier mee…).