Academy maakt hippiehappening van Alcina
Seks, drugs en opera… De tijd van flowerpower herleefde in de productie van Händels Alcina door de Dutch National Opera Academy. Het publiek wachtte echter op zangpower en werd allerminst teleurgesteld. De lichtvoetige regie bood de jonge sterren volop ruimte om te schitteren.
Na de recente Amadigi Remixed in Rotterdam klonk maandag en dinsdag in het Amsterdamse Compagnietheater opnieuw Händel-zang door studenten. Deze Alcina van de Dutch National Opera Academy (DNOA), een tweejarige masteropleiding voor toptalenten, betrof echter een aanzienlijk hoger niveau. Hier stonden jonge zangers die de stap naar een professionele carrière grotendeels al hebben gemaakt, bijvoorbeeld met concerten en kleine rolletjes bij De Nationale Opera.
Toch kan alleen een dragende rol in een geënsceneerde productie het potentieel van een aanstormend operazanger onthullen. Daarom verzorgt DNOA geregeld voorstellingen die net als concoursen een showcase vormen voor belanghebbenden uit het operawereldje. In het publiek meende ik dirigent Ed Spanjaard te ontwaren, vast op zoek naar de sterren van morgen…
Regisseur Javier López Piñón, hoofd drama bij DNOA, overgoot Alcina’s magische eiland met de hippiesferen van de jaren zestig. Een ironisch uitgangspunt: van free love is immers geen sprake wanneer alle personages slaaf zijn van de tiran Amor. Dat geldt nog het meest de titelheldin zelf, die haar minaars tot beesten maakt, maar lijdt onder een oprechte liefde voor de betoverde Ruggiero.
Gekleed in camouflagepak maakten Ruggiero’s verloofde Bradamante en zijn leermeester Melisso een eind aan de bedrieglijke idylle. Gaandeweg wierpen de langharige nietsnutten hun begoocheling, in de vorm van hasjpijp en lsd, van zich af. Met hoorbaar mitrailleurvuur en helikoptergeraas kondigde de Vietnam-oorlog zich aan. Toch was het geen bitter slot; omringd door de blote basten van haar net bevrijde slachtoffers zong de tovenares vrolijk mee met het slotkoor.
Dit bescheiden concept kreeg een even bescheiden visuele component. Plankieren op diverse hoogten vergrootten het speelvlak en een gevarieerd belicht achterdoek creëerde fijnzinnige sfeerwisselingen.
De kostumering was ongetwijfeld een feest van herkenning voor liefhebbers van de musical Hair. Maar nergens werd de aandacht afgeleid van de kern, de jeugdige musici.
De hoofdrollen waren dubbel bezet maar op maandag vertolkte Hrafnhildur Arnadottir de titelrol. Een warm lyrisch geluid, gaaf in alle registers, met mooi zacht genomen hoge noten. Twee van haar aria’s moesten sneuvelen, maar de vier resterende werden gelukkig volledig uitgevoerd (wat niet bij alle personages het geval was). Juist in de da capo’s wekte de sopraan mijn bewondering door fantasievolle versieringen, met gewaagde uitstapjes in zowel de laagte als de hoogte.
Arnadottirs stembanden maakten Alcina’s emotionele scala tussen passie en wanhoop volledig invoelbaar. Alleen ‘Mi restano le lagrime’ miste tragiek, maar dat sloot aan bij de lichte toon van de voorstelling. In visueel opzicht was haar passieve houding echter weinig charismatisch. Wellicht een mismatch met haar temperament of simpelweg een kwestie van nervositeit.
Ook de Ruggiero van Sidsel Eriksen kwam scenisch niet geheel uit de verf, deels door een weinig heroïsch, tenger postuur. Haar stemomvang was eveneens aan de kleine kant, met een hoorbare overgang naar het hoge register. Maar ze groeide gedurende de avond in zelfvertrouwen en bood in ‘Sta nell’ircana’ dapper weerwerk aan de schallende hoorns.
Aan doortastendheid geen gebrek bij Ingeborg Bröcheler, een donkergetinte mezzo met een stoere uitstraling, geknipt voor de als man vermomde Bradamante. Ze aarzelde niet om haar borstregister een ruig randje te geven, maar raakte hier en daar verstrikt in de rappe versieringen. Het meest ontspannen klonk ze in haar lyrische laatste aria, nu op en top vrouw met de haren los.
Bij de mannen bleek bariton Clément Dionet aan de lichte kant voor de baspartij van Melisso. Mogelijk het gevolg van het tekort aan lage stemmen bij DNOA, waar Piñón op de radio over vertelde.
Jan Willem Schaafsma was een krachtige Oronte, samen met Alcina’s zus Morgana het komische stelletje van de opera. Misschien is zijn tenor geschikter voor later repertoire, maar hij reeg alle nootjes vakkundig aan elkaar en kreeg de lachers op zijn hand met groovy dansbewegingen.
Lilian Farahani was werkelijk onweerstaanbaar als leeghoofdige hippiechick Morgana. Tegelijk liet ze subtiel doorschemeren hoe daaronder een kwetsbaar burgermeisje schuilging. Zij kwam op mij het meest professioneel over, door de wijze waarop ze haar stralende geluid en moeiteloze coloraturen volledig in dienst stelde van de expressie.
Niemand minder dan Kenneth Montgomery leidde op soepele en meevoelende wijze het twintigkoppige instrumentale ensemble, deels ook bestaande uit conservatoriumstudenten. Ervaren krachten uit het Orkest van de Achttiende Eeuw boden ondersteuning, zoals Richte van der Meer, die een beeldschone cellosolo ten beste gaf.
Slechts de tijd kan leren of deze zangers werkelijk tot de grote namen gaan behoren. Maar dat hun carrières net als Alcina’s toverrijk in rook opgaan, lijkt ondenkbaar met zo’n jaloersmakende samenballing van muziek- en acteertalent.
Zie voor meer informatie over de Dutch National Opera Academy www.opera-academy.nl.
3Reacties
Bedankt voor de mooie recensie. Ik vond Farahani inderdaad prachtig, zowel de stem als het acteren. Ook de Alcine was goed.
Ik had ook moeite met de versieringen van Bradamante, was gewoon niet goed.
Maar dit mocht de pret niet drukken. ‘Hair’ heb ik helaas niet herkend, wat een leuk idee !
Door het kleine theater zit je met je neus boven het orkest, ik zat heel dicht bij de cello. Helaas kon ik nauwelijks (zoals vaker) de theorbe horen.
Prachtige avond, hopelijk was het op dinsdag ook uitverkocht.
Ik ben naar de voorstelling van dinsdag geweest en ik heb genoten!
Prachtige muziek en zang. Deborah, Zinzi, Jan Willem, Florieke en alle anderen, prachtige voorstelling! Bedankt!
Wat een heerlijke muziek in deze opera.en wat een gereserveerd publiek.volgens mij mag je bij opera je gevoel laten blijken als een italiaan.het duurde wel even voordat men het durfde om te klappen.het orkest was goed op drreef olv de bescheiden dirigent.grote klasse wat hij deed.en dit alles in een fraai theater midden in de stad.de cello had zijn glorie.de hoorns maakten een feestje.de zangers werden steeds beter naarmate de voorstelling zich ontwikkelde.de strijkers speelden do fraaie harmonien met plezier.een fantastische avond.jammer dat er maar 2uitvoeringen waren