Pieczonka: “Ik adoreer Poulencs muziek!”
Sopraan Adrianne Pieczonka staat sinds zaterdag op het toneel van De Nationale Opera als Madame Lidoine in Dialogues des Carmélites en presenteerde kort daarvoor in Den Haag een groot liedproject rond Erich Wolfgang Korngold. Place de l’Opera sprak met haar over die twee grootheden: Poulenc en Korngold.
Adrianne Pieczonka is één van de ‘leading ladies’ in de operawereld. De 52-jarige Canadese sopraan maakte haar operadebuut in 1988 en begon eind jaren tachtig, begin jaren negentig door te breken op de grote Europese tonelen, waar ze inmiddels niet meer weg te denken is.
De Financial Times noemde haar “een openbaring”, Opernglas vond het zien en horen van haar een “unieke ervaring” en The Guardian roemde haar als een “tour de force”. Op 7 november voegde ze een nieuw succes aan haar glansrijke carrière toe: Madame Lidoine in Dialogues des Carmélites bij De Nationale Opera in Amsterdam.
Dialogues des Carmélites beleefde een zeer succesvolle opening. Was het de eerste keer dat u de rol van Madame Lidoine zong?
“Het was de tweede keer. De eerste keer was in Toronto in 2013, in dezelfde productie van Robert Carsen.”
Hoe zou u Madama Lidoine omschrijven?
“Ze is de vervangster van de oude priores, Madame de la Croissy, die aan het einde van de eerste akte sterft. Mère Marie zou haar eigenlijk opvolgen, dus het is een verrassing voor alle karmelietessen dat ik de nieuwe priores word.
Lidoine is geen aristocrate, maar eerder een vrouw van het land. De manier waarop ik met de nonnen praat, is over het algemeen heel open en eerlijk, soms zelfs met wat humor. Lidoine is een hele sterke en liefdevolle vrouw. Ze is ook de eerste non die haar dood vindt bij de guillotine.”
Is het een zware rol om te zingen?
“Het is geen bijzonder lange partij. Lidoine heeft slechts twee grote scènes. Maar dat zijn wel erg belangrijke scènes. De laatste scène – waarin Lidoine afscheid neemt van de andere nonnen en hun vertelt dat ze van hen gehouden heeft als van haar eigen kinderen – is erg ontroerend. Je moet echt je best doen om die intensiteit op een zekere afstand te houden, want je wilt niet in huilen uitbarsten…”
Dat lijkt me een moeilijke opgave. Poulencs opera is zo’n intens, beklemmend werk…
“Absoluut! Als toeschouwer ervaar ik het ook zo. Ik herinner me dat ik de opera voor het eerst zag toen ik ongeveer 22 jaar was. Ik was uit het veld geslagen door de kracht van het stuk. Ik adoreer Poulencs muziek!”
Op uw agenda staat veel muziek van Strauss, Wagner en Puccini. Hoe is het om, in vergelijking, Poulenc te zingen?
“Het is een verademing! Het is goed voor mijn stem om een wat lyrischer rol te zingen en om het zwaardere repertoire van bijvoorbeeld Strauss en Wagner uit te balanceren. Voor mij is dat belangrijk, niet alleen vocaal gezien, maar ook qua interpretatie.
Verder zing ik niet zo vaak in het Frans; dat is een andere plus van deze rol. De Franse taal is prachtig. Heel anders dan het Italiaans of Duits. Ik houd van hoe het voelt om een Franse tekst te zingen.”
Eind oktober presenteerde u in Den Haag de opname van de volledige liederen van Korngold, waarvoor u samenwerkte met bariton Konrad Jarnot en pianiste Reinild Mees. Hoe raakte u bij dit project betrokken?
“Reinild en Konrad vroegen me om mee te werken. Een paar jaar geleden had ik al met Konrad samengewerkt in Ariadne auf Naxos in Bilbao. Hij zei toen dat hij graag samen een liedproject zou willen doen. Het duurde een tijd, maar het kwam ervan! Ik vond het geweldig om hier deel van uit te maken. Ik had de liederen van Korngold nog nooit gezongen, maar nu zet ik ze graag op mijn programma als ik recitals zing.”
Het heeft lang geduurd voordat Korngold de erkenning kreeg die hij verdiende. Wanneer maakte u zelf kennis met zijn werk?
“Ik zag enkele jaren geleden Die tote Stadt in Wenen. De muziek is natuurlijk schitterend, maar ik moet toegeven dat het verhaal me schokte. Marie is een complex karakter en er zit echt een element van kwaad en duisternis in het stuk.”
‘De volledige liederen’ klinkt als een flinke opgave. Hoeveel liederen zong u zelf?
“Konrad Jarnot nam het leeuwendeel voor zijn rekening. Ik heb er slechts negen opgenomen, waaronder ook ‘Marietta’s Lied’ uit Die tote Stadt.”
Hoe zou u de liederen van Korngold omschrijven?
“Ze zijn weelderig, romantisch en vaak intiem. Soms is het bereik erg uitdagend: van laag tot heel hoog in een paar maten tijd.”
Staat het lied vaak op uw lessenaar of ligt uw focus vooral op opera?
“Mijn carrière draait vooral om operavoorstellingen. Maar ik probeer zo vaak mogelijk recitals te zingen; misschien één of twee per seizoen. Het geven van recitals heeft iets heel bevredigends: het draait geheel om de zanger en de pianist. Tegelijk is het veel angstaanjagender dan een operavoorstelling. Er is geen kostuum of make-up en er zijn geen andere castleden: je voelt je enigszins naakt.
De directe band die je in een recital met het publiek hebt, is heel vitaal. Je kunt voelen of het publiek met je is, of ze je ondersteunen en van je kunsten genieten. In opera’s voel je meer afstand. Je hebt het grote orkest dat ertussen zit en het publiek zit in het donker. Maar ik zou geen van beide – opera en lied – willen opgeven. Het leven gaat om balans en recitals zorgen voor mij voor een hele goede balans naast mijn operavoorstellingen.”
Gaat u in de toekomst meer Korngold-recitals zingen?
“Ja, ik hoop dat ik samen met Konrad en Reinild in de toekomst wat Korngold-recitals kan geven. Misschien wel in het Concertgebouw!”
Dialogues des Carmélites is nog tot en met 29 november te zien bij De Nationale Opera in Amsterdam. De opname van de liederen van Korngold zijn uitgebracht bij het label Capriccio.