Alt Sonia Prina: “Ik ben altijd een vent”
Op het toneel van De Nationale Opera is ze als de verraderlijke Polinesso in Händels Ariodante een echte, zij het nogal weerzinwekkende vent. In haar kleedkamer treffen we een elegant geklede vrouw met een hip kapsel. “Ik speel op het toneel graag dat wat ik zelf niet ben.” Sonia Prina over het zangersleven als alt.
Sonia Prina begon op school als trompettiste. Ze haalde haar diploma met het instrument, maar zingen was gemakkelijker, vond ze, en daarom ging ze dat doen. Ze ontdekte een hele lage stem in zichzelf. “Ik probeerde Cherubino in Le nozze di Figaro, maar dat lukte me niet. Ik ging naar mijn keelarts en vroeg: ‘Waarom kan ik dit niet?’ En hij antwoordde: ‘Jouw instrument is geen mezzosopraan, maar een alt.’”
“De stembanden van een alt zijn langer dan die van een sopraan of een mezzo. Met mijn stembanden kan ik heel laag, maar er is niet zo veel geschreven voor hele lage vrouwenstemmen. Ik ben zeer geschikt voor castraatrollen.” Ze pauzeert even en dan, in een lachsalvo: “Gelukkig bestaan er geen castraten meer.”
Voor haar stem zijn er een paar rollen bij Donizetti en een paar in opera’s van Mozart, zoals de titelrol in Ascanio in Alba en Farnace in Mitridate. “Een fantastische rol, maar die heb ik nog niet gedaan omdat ze daar steeds een countertenor in casten. En dat is verschrikkelijk, want ik wil hem graag zingen!”
Rossini schreef ook mooie altpartijen. Prina behaalde veel succes in een bijzondere productie van La pietra del paragone:
Een walgelijk karakter
Polinesso in Ariodante, de rol die Sonia Prina in haar debuut bij De Nationale Opera zingt, is niet geschreven voor een castraat, maar voor de zangeres die tevens de vrouwenrol van Bradamante in Händels Alcina creëerde.
In de enscenering van Richard Jones is Polinesso een louche en agressieve man die een domineesgewaad gebruikt als verhulling voor zijn getatoeëerde armen, zwarte t-shirt en spijkerpak. “Het is de eerste keer dat ik zo’n walgelijk karakter speel. Mijn vorige Polinesso was in een fraaie enscenering van John Copley in San Francisco. Hier in Amsterdam ben ik een echt gemene vent en dat vind ik erg leuk. Al van jongs af aan houd ik van mijn baan als zangeres, omdat ik op het toneel kan overbrengen wat ik in het echte leven niet ben.”
Prina speelt de rol heel viriel en dat vraagt om specifieke inspanningen. “Ik observeer mannen: hoe ze zich gedragen en hoe ze handelen. En ik concentreer mij in mijn gedachten op het man-zijn. Ik heb van deze regisseur geleerd om stil te staan en mijn kracht op een andere plek in het lichaam te focussen, bijvoorbeeld op mijn buik. Wij vrouwen zijn wat meer hectisch: we zwaaien met onze armen. Het is voor mij best lastig om coloratuuraria’s te zingen zonder veel te bewegen, maar de regisseur drong erop aan dat ik het zo deed.”
Prina lijkt veroordeeld tot het spelen van mannen. “Als ik met collega’s iets leuks ga doen buiten de voorstelling om, zijn ze altijd verbaasd over hoe anders ik ben.” Haar toneelpersoonlijkheid achtervolgt haar dan wel: “Een collega gaf me een zoen en zei dat het leek alsof hij een man gekust had. Ik weet natuurlijk niet of ik dat wel zo leuk vind.” Prina lacht er hartelijk om.
Maledizione
Er is een man die zeer kritisch is op haar uitdossing als Polinesso: haar zoontje. “Hij is het er totaal niet mee eens. ‘Mama, sei brutta, je bent lelijk’, zei hij. Ik liet hem bij Ariodante een stukje van de eerste akte blijven, maar toen moest hij naar huis, want ik wil niet dat hij ziet dat ik Dalinda sla en haar slecht behandel en ook niet dat ik in de derde akte sterf. Dan gaat hij maar lekker stripverhalen lezen of een spelletje doen. Ik ben zijn mama, maar op toneel heeft hij me – op mijn concerten na – nooit in een jurk gezien: ik ben altijd een vent. Ik heb weliswaar Bradamante gedaan, maar zij is ook al verkleed als man. Dit is mijn maledizione.”
Toch waren er al drie grote regisseurs die die vervloeking hebben willen doorbreken. “Ik speelde mannenrollen voor hen en deed dat zo goed mogelijk, maar ze kwamen naar mij toe en zeiden: ‘Ik wil Carmen van Bizet met je doen.’ En ik antwoordde: ‘Werkelijk? Jullie zien me als een vent en nu willen jullie me zien als vrouw?’ Ze pikken dan toch iets van mij op dat naar die rol wijst. Ik heb mezelf nooit als femme fatale gezien.”
Als Polinesso gaat er echter een soort sensuele, zij het zeer vervaarlijke, kracht van haar uit. “Misschien is het dat wel en het feit dat ik ook vaak de held speel en er dan altijd een vrouw is die verliefd op mij is. Dan is er toch een zekere spanning. Carmen zou wel een grappige ervaring zijn: zolang ik dan maar niet meer macho ben dan Don José.”
Sonia Prina wil graag naar De Nationale Opera terugkomen. “De mensen in dit theater zijn echt heel aardig, iedereen is fantastisch. Ik hoop dat ik hier in een andere Händel-opera wordt gecast. Het is bovendien gemakkelijk om heen en terug te gaan naar Milaan, waar ik de mama ben.”
Aan het eind van het interview is het half zes: tijd om Polinesso te worden. “Het duurt wel even voordat ik hem ben, met alles wat er moet gebeuren. Dat is maar goed ook, want ik ben een vrouw.”
Ariodante is nog tot en met 3 februari te zien bij De Nationale Opera in Amsterdam.