Reijans: ‘Verder weg van Mozart’
Tenor Marcel Reijans treedt in november voor de twaalfde keer aan bij De Nederlandse Opera. Hij zingt Narraboth in Salome van Richard Strauss, een rol waarmee hij langzaamaan opschuift naar zwaarder repertoire. „Mijn stem rijpt. Ik ga verder weg van Mozart.”
Reijans was al 26 jaar toen hij aan zijn studie zang op het conservatorium begon. Het besef dat zingen zijn ding was, drong namelijk pas tot hem door toen hij al enige tijd met zijn studies politicologie en communicatiewetenschappen bezig was, en die wilde hij eerst afmaken.
„Het is zoals het is”, vertelt Reijans in de pauze van een repetitie voor Salome. „Soms denk ik wel eens: was ik maar eerder begonnen. Maar aan de andere kant: toen ik aan het conservatorium begon, was ik wel direct heel gefocust en gemotiveerd. Bovendien is dit een stessvol vak en dan is het feit dat je wat ouder bent nog zo slecht niet.”
Erg veel nadeel heeft Reijans in elk geval niet ondervonden van zijn leeftijd. Hij was bij vele operahuizen te gast. In Hamburg, Baden-Baden, Barcelona, New York, Lyon en vele andere steden stond hij op het toneel.
De Nederlandse Opera (DNO) neemt een speciale plaats in die opera-avonturen in. Hij stond er al in elf producties op de planken en op 10 november komt daar nummer twaalf bij. Dan gaat een nieuwe productie van Salome in première, waarin Reijans Narraboth zingt.
„Het is elke keer heel leuk om hier te werken”, zegt hij. „Het is leuk om ‘thuis’ te werken – ik woon in Hilversum en heb twee jonge kinderen. Bovendien zijn de werkomstandigheden bij DNO heel prettig en is het artistieke en muzikale niveau hoog.”
Onrust
Narraboth is een kapitein van de wacht van Herodes die verliefd is op prinses Salome, maar zijn liefde niet beantwoord ziet worden en zelfmoord pleegt. Reijans zong de rol eerder in Hong Kong, Brisbane en Montpellier. Alleen de laatste productie was geënsceneerd.
„Het is een nerveus karakter”, zegt Reijans. „Vanaf het begin voel je dat er iets niet in orde is in de opera. Narraboth is de belichaming van die onrust. Dat gaat door tot aan zijn dood.”
Een eentonig personage vindt de tenor het niet. „Zijn motivatie is zijn verliefdheid, maar hij is ook bezorgd, omdat hij de situatie uit zijn handen ziet glippen. En er is frustratie, want zijn verliefdheid wordt niet beantwoord. Er zijn veel nuances waar je wat mee kunt.”
‘Ik vind het leuk om les te geven. Op termijn zou ik dat best willen uitbouwen’
Reijans houdt van de rol en houdt van de opera. Ook vocaal gezien. „Het is een stapje verder dan een echt lyrische rol, zonder dat het te lang is om uit te houden. Ik heb de drie, vier jaar dat ik deze rol nu zing gemerkt dat het steeds makkelijker gaat. Mijn stem rijpt. Langzamerhand openen zich daarom andere mogelijkheden.”
De tenor doelt op een wat zwaarder repertoire, met bijvoorbeeld bepaalde Wagner-rollen. „Ik ga verder weg van Mozart. Niet dat ik morgen Siegfried zing, maar er begint zich nieuw repertoire aan te dienen. Daar moet ik voorzichtig mee zijn, want het is voor mij onontgonnen terrein. Ik moet het onderzoeken. Welke Wagner zing je wel, welke niet. Je moet niet ‘te zwaar’ zingen, zoals ze dat zeggen. Het moet gezond blijven.”
Wat de tenor in elk geval mee heeft, is dat hij van het repertoire houdt. „Als je een hekel aan Wagner hebt, heb je wel een probleem”, lacht hij.
Coach
Salome wordt geregisseerd door Peter Konwitschny, een Duitse regisseur met een reputatie. Dat wil zeggen: hij heeft een handje van provocerende producties.
„Het wordt heftig ja”, zegt Reijans, die voor het eerst met Konwitschny samenwerkt. „Het is een intelligente man en hij heeft een interessant concept. Het was een plezier om de repetitieperiode met hem door te maken.”
Iets meer dan een maand na de laatste voorstelling van Salome staat Reijans weer op het toneel in Het Muziektheater in Amsterdam, dan als Basilio in Mozarts Le nozze di Figaro.
Later in het seizoen gaat hij ook zijn debuut maken bij de Opéra National de Paris, als Froh in Das Rheingold. „Voor het eerst zal ik dan in de Opéra Bastille zingen. Dat is wel een uitdaging.”
Tussen zijn operaproducties door treedt Reijans regelmatig op met het ensemble Frommermann, waar hij artistiek leider van is. Verder geeft hij aan een aantal tenoren zangles. „Dat is heel leuk om te doen. Het ligt me ook wel volgens mij.”
„Het zijn nu nog allemaal tenoren, maar ik zou graag ook andere stemvakken coachen, dan kan ik daar expertise in opbouwen. Ik vind het leuk om les te geven. Op termijn zou ik dat best willen uitbouwen.”
Vooralsnog heeft Reijans echter nog genoeg dromen om als tenor na te streven. „Ik heb wel mijn uitdagingen. Het ideaal is natuurlijk om een zo hoog mogelijk niveau te halen. Een keer de Scala in Milaan of de Metropolitan Opera in New York zou wel heel leuk zijn. Dat zal ik niet ontkennen.”
Zie voor meer informatie over de productie van Salome de website van De Nederlandse Opera. Zie verder ook de persoonlijke website van Marcel Reijans.
4Reacties
DER QUATSCHKAVALIER
Even over het “interessante concept” van Peter Konwitschny, die Salome regisseert. Eigenlijk is dat concept helemaal niet zo interessant, en al helemaal niet provocerend, omdat Konwitschny zich braaf aan alle voorgeschreven clichés van de Hedendaagse Regie houdt: Salome wordt in onze tijd geplaatst (wow! dat idiote kunstje hebben wij nog nooit gezien!), en het libretto wordt verkracht (dood personage is niet dood!), dus het is eigenlijk allemaal heel voorspelbaar. Ik heb zojuist een interview met Konwitschny gelezen (trachten te lezen) in ODEON, en nu begrijp ik weer waarom opera’s in Amsterdam ingeleid moeten worden. Hoewel, drie kwartier lijkt me nauwelijks voldoende om deze hoeveelheid humbug in een (psycho-neurotisch?) kader te plaatsen. Er is geen woord van de goede man te volgen. Zo is de dans van Salome “de uitdrukking van een verlangen zich buiten de samenhang van deze maatschappij te begeven”, en vernemen we dat “de ruimte verdwijnt aan het einde van de opera, hij implodeert”. Dat wordt dus oppassen geblazen.
Waarom schrijft en regisseert deze ijdeltuit geen opera over zichzelf in plaats van Richard Strauss ermee te verontreinigen? Een titel reik ik hem graag geheel kostenloos aan: Der Quatschkavalier.
10 november première: tomaten mee!
Ik begrijp dat menigeen zich weer zal opwinden over de op handen
zijnde Salomé premiere geregisseerd door Peter Konwitschny.
Ik was Aida in de productie Aida die Peter Konwitschny in Duitsland regisseerde en heb hem leren kennen als de meest oprechte, de muziek diendende, regisseur die ik in mijn loopbaan heb beleefd.
Hij is niet de profocerende egotripper die men graag van hem maakt. Hij tracht de muziek eer te doen (met de paplepel ingegeven overigens, zijn vader was de grote dirigent Franz Konwitschny)op zijn eigen wijze, en is als een kleine jongen gekwetst als hij niet wordt begrepen, als men het af wil doen als een profocerende egotrip.
Hij wil ons wakker schudden en ons met de neus op feiten drukken die wij wellicht niet zo 1 2 3 in deze opera/maatschappij zien.
Avond aan avond hebben we, na repetitietijd…, over de inhoud van de opera Aida en de rol zitten bomen, over de muziek en wat het uitdrukt, over het personage Aida en wat zij uitdrukt, waar ze vandaan komt hoe ze tegenover haar geliefde, haar vaderland, haar vader, Ameneris staat en waarom haar muzikale lijnen zo geschreven zijn en wat die muziek vertelt over haar.
Ik dacht met hem in de hemel gekomen te zijn, dacht dat vanaf dat moment in de “echte” operawereld alle regisseurs zo betrokken zouden zijn, hij was mijn eerste regisseur in Duitsland, Aida was mijn internationale debut. Helaas is er na hem geen regisseur meer geweest die zich zo allover met de muziek en de opera bezig hield en die de moeite nam om met ons solisten de partijen uit te diepen. Meestal mag je blij zijn als ze überhaupt een overkoepelende visie op het stuk hebben nog los van dat ze een idee hebben over het personage dat je moet spelen/zingen.
Meestal hebben ze een idee van hoe het eruit moet zien en komen ze niet verder dan uiterlijkheden. Als je dan als zanger die diepte niet zelf meebrengt wordt het een gewone poppenkast kijkshow…
Elke keer fascineert het me om te kijken met zijn ogen en de dingen vanuit een ander perspektief te zien.
Je kunt je altijd blijven opwinden dat de dingen niet zo zijn zoals men vindt dat ze moeten zijn, je kunt je ook openen om proberen te kijken met zijn ogen en proberen te vatten wat hij uit dit verhaal haalt en met dit verhaal doet, kortom wát hij tracht uit te drukken.
Persoonlijk hou ik er erg van als een regisseur meer uit de opera haalt als het ‘platte’ verhaal, als hij iets duidelijk wil maken, beyond de materie.
Peter Konwitschny komt van de DDR school en gelukkig zijn er nog een paar van deze regisseurs die aan den lijve hebben ondervonden hoe het is als je je mening niet mag zeggen in het dagelijks leven, en voor wie het theater een vrijplaats was om tussen de lijnen wél dingen te ventileren, en die dit nog steeds voortzetten!
Kortom: ik ben een totale Konwitschny fan!
Ga allemaal vooral kijken en laat je verrassen!
Gegroet,
Wiebke Göetjes
Een van de meest saaie producties die ik heb gezien in het Muziektheater. Het was zonde om (vocaal) talent zo te moeten zien ploeteren in een zeer voorspelbaar regieconcept. De zaal reageerde gepast, met gegaap en gesnurk tijdens de voorstelling en gelatenheid na afloop.
Het is een bijzondere verdienste van Konwitschny dat hij met zijn regie een van de meest opwindende partituren doodsloeg. Het effect van een biertje tappen in een vet glas. Het is jammer dat DNO in deze fratsen is getrapt en kostbaar geld heeft verspild aan nietszeggendheid en voorspelbaarheid. Konwitschny moet meester zijn in het goed kunnen verpakken en verkopen van gebakken lucht. Ik kijk uit naar een regie van zijn hand van L’Elisir d’Amore. Hij moet toch als geen ander affiniteit hebben met Dulcamare.
“Bier tappen in een vet glas.” Alles mee gezegd. Bravo.