Het Hongarije voor de operaliefhebber
Wat hebt u als operaliefhebber te zoeken in Hongarije? Ik weet het niet. Misschien gaat u wel veel liever naar New York, Parijs of Londen. En wie geeft u ongelijk: Hongarije en opera zijn immers geen overbekende combinatie. Maar misschien is het daarom wel goed een notendopje met tips te geven. Want er valt best wat te zien.
Om bij het begin te beginnen: je moet er eerst op een of andere manier komen. Aanbevelenswaardig is een vlucht van Malév, de Hongaarse vliegmaatschappij. Malév vliegt vier keer per dag rechtstreeks van Amsterdam naar Boedapest. De vlucht duurt ongeveer twee uur. Incluis vliegveldtijd ben je dus in een paar uur in Hongarije beland.
Mijn ervaringen met Malév zijn prima. Toegegeven, voor de mooie stewardessen hoef je niet te gaan, maar de broodjes kaas zijn aanraders en de stoelen zitten goed. En als u niet op een euro meer of minder kijkt, is de stap naar business class de moeite waard. Riante plaats, acceptabele maaltijd en uitstekende bediening. Je wordt als aan een infuus voorzien van eten en drinken, tot aan een lekker cognacje in de avonduren toe.
Malév is ook een goede manier om alvast een beetje in Hongaarse stemming te komen. Denk alleen al aan het vertrouwd raken met het onmogelijke Hongaars – werkelijk een taal waar geen touw aan vast te knopen is. Het blad Horizon is verder een goed medium voor een eerste oriëntiatie: daarin zijn de belangrijkste evenementen vermeld.
Eenmaal aanbeland in Boedapest zijn er vele wegen die leiden naar een aangenaam verblijf. Voor de operaliefhebber kan ik er in elk geval drie noemen.
1. Boedapest
U kunt natuurlijk Boedapest induiken. Vanaf het vliegveld is het ongeveer twintig minuten per taxi naar het centrum van de stad. Kosten: rond de 10 euro.
De stad heeft een prachtig operahuis, dat in september haar 125e verjaardag vierde en zeer bezienswaardig is. De kwaliteit van de voorstellingen wisselt, maar er staan zeker aardige dingen op het programma. Het leuke is dat de producties telkens maar kort draaien, zodat er elke maand veel verschillende werken te zien zijn.
In december zijn bijvoorbeeld Madama Butterfly, Don Carlos, La Bohème, Le nozze di Figaro en Die Fledermaus te zien. In januari volgen producties van Il barbiere di Siviglia, Tosca, Romeo and Juliet (Prokofiev), The Little Sweep (Britten) en Evgeni Onegin.
Boedapest kent diverse muziekfestivals. Daaronder het lentefestival eind maart/begin april. In de editie van 2010 staan er diverse opera’s van de componist Ferenc Erkel (vader van de Hongaarse ‘grand opera’) op het programma, waaronder de tophit Bánk bán. Verder zijn er onder meer producties van Der Rosenkavalier van Strauss en Le Comte Ory van Rossini.
Naast het operagebeuren zijn er nog tal van interessante plekken in Boedapest om uw programma mee op te vullen, maar dat spreekt voor zich in zo’n culturele stad. Meer informatie is te vinden op een Nederlandse toeristische website over Boedapest en de officiële website van Boedapest.
2. Miskolc
Zo’n 180 kilometer van Boedapest ligt Miskolc: een industriestadje met een elegante, sfeervolle hoofdstraat. Op het stadje zelf ben je vrij snel uitgekeken, maar de omgeving is de moeite waard. Niettemin zou ik een trip naar Miskolc alleen aanbevelen in de zomer. Dan vindt er een operafestival plaats.
Het festival is de moeite waard. De kwaliteit is niet altijd even denderend, maar de programmering is erg boeiend. Directeur Tamas Bator – voormalig bariton – zet ieder jaar gewaagde stukken op het programma. Deze zomer waren er bijvoorbeeld werken als Lulu, Wozzeck en Moses und Aron te zien. Voor de fans van Weense muziek een uniek gebeuren.
Het programma van 2010 is nog niet bekend, maar het zal in juni plaatsvinden. Op de website van het Miskolci Nemzetközi Operafesztivál – zoals het officieel heet – staat de laatste informatie.
Het operahuis in Miskolc is van eenzelfde pracht als dat in Boedapest. Een stuk kleiner, maar zeer fraai gedecoreerd.
3. Szeged
Szeged ligt in het zuiden van het land, vlakbij de grens met Servië en Roemenië, op ongeveer dezelfde afstand van Boedapest als Miskolc. Het biedt meer bezienswaardigheden dan Miskolc, waaronder enkele prachtige kerken en kathedralen en natuurlijk een schitterend operahuis.
Het stadje wordt gekenmerkt door een zeer uniforme bouwstijl, aangezien het na een vernietigende overstroming in 1879 in twee à drie jaar helemaal herbouwd werd.
Szeged is ‘de stad van de zon’ – vanwege het hoge aantal zonnige uren per jaar – en ook stad van de bekende Pick Salami, van paprika en vis (zelf gevangen in de rivier Tisza die door de stad stroomt).
Er zijn redelijk wat jongeren in Szeged, maar de sfeer is die typsiche Oost-Europese gelatenheid. Je ziet er weinig levenslust of opgewekte gezichten.
Szeged zou ik bij twee gelegenheden aanbevevelen: het finale-festival van de operacompetitie van Mezzo Television in november en het openluchtfestival in juli en augustus. Het eerste festival bestaat geheel uit opera’s, het tweede bevat ook andere onderdelen. Van beide festivals is het programma van 2010 nog niet bekend.
Het competitiefestival heeft een moderne programmering, met veel hedendaagse, onbekende opera’s. Het zomerfestival is klassieker. Dat vindt plaats op het grote plein voor de dom van de stad, een imposant bouwwerk.
Er is een prima Novotel in Szeged. De service is goed, het operahuis en andere bezienswaardigheden bevinden zich op loopafstand en met een beetje geluk heeft je kamer een mooi uitzicht over de Tisza en de stad. Verder zijn er wat kleinere hotels en pensions. Er zijn diverse restaurants, waar onder meer verrukkelijke lokale visgerechten worden bereid.
Net als Miskolc is Szeged goed per trein bereikbaar. De trip duurt twee uur en voert je door een haast Hollands aandoend plat landschap. De treinen zijn oud maar schoon. De prijzen vallen mee. De conducteurs zijn de somberheid zelve, maar bezorgen geen problemen.
De trein naar Szeged vertrekt vanaf een station naast het vliegveld. Daarvoor moet je wel na aankomst een taxi nemen van terminal 2 naar terminal 1. Kosten: rond de 8 euro.
Uiteraard kun je ook een auto huren. De snelwegen zijn prima, net nieuw. Dat geldt ook voor de reis naar Miskolc. Van files heb je bovendien geen last, hoogstens is het wat druk rond Boedapest.
Tot slot nog enkele wetenswaardigheden. In Hongarije heeft men (nog) niet de euro. Je betaalt met de Hongaarse Forint (afgekort HUF). Die is een stuk minder waard dan euro’s, dus schrik niet van biljetten van 1000. Met name buiten Boedapest zijn de prijzen laag.
Tenzij je het flink bestudeert, is er weinig van Hongaars te snappen. In Boedapest spreken veel mensen wel een woordje Engels. Wat betreft de andere steden: schiet vooral de jongeren aan.