Dr. Miracle: magische operapastiche
OPERA2DAY komt met alweer een nieuwe productie die op speelse wijze met het genre opera omgaat. In Dr. Miracle’s last illusion is er – na het sterk op gesproken teksten leunende Mariken in de tuin der lusten – vocaal veel te genieten en dat doet een meer traditioneel ingestelde operaliefhebber natuurlijk goed. De première in de Koninklijke Schouwburg oogstte waardering en bewondering.
De naam van de titelheld in deze door Serge van Veggel, artistiek leider van OPERA2DAY, samengestelde voorstelling is ontleend aan een personage uit Offenbachs Contes d’Hoffmann. Hij is één van de verschijningsvormen van Hoffmanns kwade genius, naast Lindorf, Coppelius en Dapertutto. Dr. Miracle is degene die Antonia ertoe brengt zich dood te zingen, iets wat in deze operapastiche wordt gecombineerd met het tragische einde van Coppelia.
Van Veggels Miracle staat model voor de magiërs die ruim een eeuw geleden furore maakten en die te vergelijken zijn met illusionisten als David Copperfield en Hans Klok. Het laten zweven en/of verdwijnen van vrouwelijke vrijwilligers was een vast onderdeel van hun routines. Als Dr. Miracle zo’n verdwijnillusie ziet mislukken – waardoor een vrouw overlijdt – meent hij een glimp op te vangen van haar beleving op de grens van leven en dood. In plaats van met pensioen te gaan na deze rampzalige gebeurtenis, gaat hij op zoek naar steeds weer nieuwe slachtoffers. Van nu af aan is het doden van deze vrouwen zijn eigenlijke doel, om zodoende meer mee te kunnen krijgen van de door hem waargenomen overgang. Of was dat slechts een illusie?
Het eerste slachtoffer wordt in de productie gekoppeld aan Offenbachs personage Coppelia. Daarna drogeert Dr. Miracle een andere vrouw, die hij al slaapwandelend op Bellini’s muziek uit La sonnambula in het niets laat wegzweven. Een danseres wordt levend verbrand op de muziek van Stravinsky’s Vuurvogel.
Dan gooit Miracle het over een andere boeg. Hij verschijnt als psychiater en weet een vrouwelijke patiënt door hypnose ervan te overtuigen dat ze hem heeft vermoord. In wanhoop doodt ze vervolgens zichzelf. Prachtig gevonden is de muzikale ondersteuning van deze scène: de aria ‘Una macchia’ van Verdi’s Lady Macbeth. Later wordt een seance waarin een moeder contact probeert te maken met haar overleden dochter van muziek uit Menotti’s The medium voorzien.
Uiteindelijk besluit Miracle tot de ultieme ervaring op het gebied van leven dat overgaat in dood: hij pleegt zelfmoord. In zijn waanvoorstelling wordt hij omringd door zijn vrouwelijke slachtoffers, waarvan er één zijn tocht naar het (illusionaire?) hiernamaals begeleidt door het zingen van Isoldes ‘Liebestod’.
Illusionist Woedy Woet nam de zwijgende titelrol voor zijn rekening; zeer overtuigend en bekwaam. Zijn gedachten werden vertolkt door Tom Jansen in een voice-over, helaas niet altijd even goed te verstaan. De toneeltechniek was zeer goed verzorgd. Zozeer dat de capriolen die met de verschillende dames werden uitgehaald er absoluut levensecht uitzagen.
Maar dan de onvermijdelijke vraag: muziek mooi? Grotendeels wel, kan ik stellen. Daniël Hamburger heeft aanvullende muziek gecomponeerd (hoofdzakelijk elektronisch) om de delen te verbinden en een unheimische sfeer op te roepen. Deze muziek speelt echter geen hoofdrol. De hoofdrol is voorbehouden aan (vrijwel origineel) werk van Verdi, Bellini, Wagner en consorten. Er is sprake van een operapastiche met grote nadruk op opera.
Zoals de illusionisten uit het verleden model stonden voor het ‘goochelaspect’ van de voorstelling, zo stond Adelina Patti model voor de wijze van zingen. Deze sopraan was eind negentiende eeuw een absolute wereldster. In 1905 maakte ze enkele plaatopnames, die ons in staat stellen om zelf een oordeel te vormen over haar wijze van zingen. De drie sopranen Lucie Chartin, Kristina Bitenc en Martina Prins waren tijdens het repetitieproces ondergedompeld in haar zangwereld. Dat leidde tot nadrukkelijk gebruik van portamento, zeer vrije tempi – ook binnen een enkele maat – en een bijna toneelmatige voordracht, omwille van maximale expressie. Ze hadden als het ware de vrije hand; het ensemble in de bak moest maar zien te volgen. Dat was voor de toehoorder wel even wennen, maar het had zijn charme en paste wonderwel in het opgeroepen tijdsbeeld.
Chartin zette onder meer een schitterende Coppelia neer en Bitenc een mooie dochter in Menotti’s Medium. Martina Prins gaf overtuigend gestalte aan haar Lady Macbeth-personage. En ook haar Isolde aan het einde wist te overtuigen.
In de orkestbak zat het twaalfkoppige New European Ensemble, dat onder leiding van dirigent Hernán Schvartzman goed raad wist met de begeleiding van de zangeressen die vrijwel geen acht op hen sloegen. De Dutch Don’t Dance Division was verantwoordelijk voor de choreografie. Danseres Violet Broersma liet zich levend verbranden na haar Vuurvogel-optreden en Femke Luyckx deed het ‘vliegwerk’.
OPERA2DAY heeft zich met deze productie opnieuw bewezen als talentvolle nieuwkomer in het Nederlandse operalandschap. Of eigenlijk is men die status inmiddels wel ontstegen en is er sprake van een gevestigd ensemble. Dat men die positie heeft weten te verwerven in het huidige tijdsgewricht, duidt op groot enthousiasme, veel talent en een enorm doorzettingsvermogen. Van Veggel en de zijnen zullen theaterliefhebbers in ons land in de toekomst zonder twijfel nog vaak verrassen met bijzondere producties op het grensgebied tussen opera en muziektheater. Maar voor nu gaat alle aandacht uit naar Dr. Miracle’s last illusion: gaat dat zien, gaat dat zien.
Dr. Miracle’s last illusion is vandaag, 25 juni, nog te zien in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag. Vanaf 5 september volgen er meer voorstellingen in Den Haag en in 2017 is er een grote tournee gepland. Zie voor meer informatie de website van OPERA2DAY.
Op YouTube staat een opname van ‘Ah non credea mirarti’ uit La Sonnambula, gezongen door Adelina Patti:
1 Reactie
Coppelia heet bij Offenbach trouwens Olympia.