Frans duo triomfeert op het IVC
Mezzosopraan Adèle Charvet en pianist Florian Caroubi hebben vijf van de zeven prijzen van het Internationaal Vocalisten Concours (IVC) 2016 gewonnen. Vrijdagavond klopten ze tijdens de finale in de Grote Kerk in Den Bosch drie andere, eveneens voortreffelijke liedduo’s.
“Ze zou zomaar dit IVC op haar naam kunnen schrijven”, schreef collega François van den Anker dinsdag na afloop van de halve finale van het Lied Duo Concours van het IVC. Het was een rake voorspelling.
Tijdens een volle nazit in Hotel Central werden mezzosopraan Adèle Charvet en haar begeleider Florian Caroubi eerst voor de Junior Jury Prijs naar voren gehaald en vervolgens nog vier keer teruggeroepen voor achtereenvolgens de engagementsprijs van de Vrienden van het Lied, de Persprijs, de Diorapthe Compositie Prijs en de hoofdprijs: de naar de overleden Eugène Pannebakker vernoemde Lied Duo Prijs. Opgeteld 10.750 euro.
Voor de andere finalisten restte 2.750 euro. Daarvan ging 1.500 euro naar de halvefinalisten Michael Wilmering en Javier Rameix (Prijs van de Vrienden van het IVC) en 1.250 euro naar de Britten Henry Neill en Frederick Brown (Publieksprijs).
Ben je het ermee eens? Dat is natuurlijk de vraag die je jezelf stelt nadat de jury, dit jaar onder voorzitterschap van Jard van Nes, zijn verdict heeft uitgesproken. Mijn antwoord: ja en nee. Charvet gaf een solide optreden en doet met haar jonge leeftijd (geboortejaar 1993) veel beloven voor de toekomst. Compagnon Caroubi toonde zich een uitmuntende begeleider; de beste van de avond. Twee waardige winnaars dus. Maar maakten ze wat los in het publiek? Henry Neill en Frederick Brown slaagden daar mijns inziens beter in. Niet voor niets wonnen zij de Publieksprijs en kregen zij het luidste applaus.
Verstilling en stilering
De zevenkoppige jury begon een week geleden aan de lastige taak om een startveld met achttien liedduo’s uit te dunnen tot vier finalisten. Het leidde tot een paar onmogelijke keuzes, liet Jard van Nes weten. De halve finale was in haar ogen al als een finale, zo hoog was het niveau. Eigenlijk had de jury niemand van de negen halvefinalisten naar huis willen sturen.
Er zal veel wikken en wegen aan te pas gekomen zijn, maar het kwartet dat vrijdagavond in de Grote Kerk tevoorschijn kwam, was een schot in de roos. Vergeleken met een regulier liedrecital was het programma lang en de kerk kookte nog altijd van de nazomerhitte, maar het programma bood zo veel afwisseling en vertier dat de klamme omstandigheden geheel naar de achtergrond verdwenen. Iedere finalist was goed bij stem, iedere finalist varieerde mooi tussen Engels, Frans en Duits, en iedere finalist wist te communiceren met het publiek.
De IJslandse bariton Oddur Jónsson beet met de Oostenrijkse Judith Valerie Engel het spits af. De diepte in zijn stem en zijn levendige, ongeremde présence spraken me aan. Zijn Don Quichot in Ravels driedelige reeks was heerlijk romantisch en met het bekende ‘Erlkönig’ gaf hij een daverende uitsmijter – wellicht iets te daverend.
Adèle Charvet en Florian Caroubi zochten hun kracht veel meer in verstilling en stilering. Hun rondgang langs Debussy, Haydn, Schumann, Brahms en Wolf was kunstig en goed verzorgd, maar voor mij soms iets te clean. Eén van de grote uitdagingen van liedzang is tekst en muziek hun werk laten doen, en daar blonken ze in uit, maar sommige liederen kunnen mijns inziens best een snufje extraverte expressie gebruiken, zoals Jónsson dat aan de dag legde.
Erg meeslepend en indrukwekkend was wel het spel van Caroubi. Hij was wellicht zelfs de sterkste kracht in dit duo. Met ongekende souplesse en vol Franse elegantie en charme wekte hij de liederen tot leven.
Het Poolse duo van Artur Rozek en Tomasz Pawlowski mocht net voor de pauze een korte entree maken om mee te dingen naar de Diorapthe Compositie Prijs voor beste uitvoering van het verplichte werk ‘Lunam, ne quidem Lunam’ van Monique Krüs. Fraai was hun interpretatie, maar ze konden zich niet meten aan Charvet en Caroubi, die na de pauze hetzelfde stuk vertolkten, met meer nuance en gevoel, en uiteindelijk ook met de eer (en het geld) gingen strijken.
Grandioze bariton
Charvet en Caroubi waren niet het enige Franse duo: ook Marie Perbost, een stralende sopraan, en Joséphine Ambroselli Brault, een geëngageerde pianiste, traden aan. Ze vormden een glanzend stel, wat goed matchte met hun openingslied ‘Ständchen’, waarin ze een geurige wolk Strauss-parfum de zaal in bliezen. Ook Strauss’ ‘Meinem Kinde’ vond ik zeer geslaagd, maar Schubert en Wolf bleven voor mijn gevoel te veel aan de oppervlakte. En hun uitsmijter, Bolcoms swingende ‘Amor’, was wel héél andere koek vergeleken met de rest van de avond…
Met de Britten Henry Neill en Frederick Brown had ik de beste klik. Neill greep met zijn vermakelijke mimiek direct je aandacht, deed de teksten recht met een voortreffelijke dictie en liet daarbij een grandioze baritonstem horen, die je niet meteen aan zijn jongensachtige uitstraling zou verbinden. Wat zou ik hem graag een keer opera willen horen zingen!
Hier en daar was Neill vocaal wellicht iets te gretig, op het riskante af, maar toegewijd en ingeleefd waren hij en Brown in ieder lied, en dat voelde je. Ontroerend stil was ‘Auf dem Kirchhofe’ van Brahms en lichtvoetig en grappig was ‘Tom der Reimer’ van Carl Loewe.
Zat ik in de jury, dan was mijn stem naar dit fraaie duo gegaan. Maar de wegen van jury’s zijn ondoorgrondelijk en eerlijk is eerlijk: met hun laatste oordeel valt goed te leven. Een zangeres die op zo’n jonge leeftijd al zo’n excellente beheersing van het liedgenre tentoonspreidt en een pianist die zo pril in zijn carrière al zo fabelachtig kan begeleiden, die verdienen het om gehuldigd te worden.
Eén van de prijzen die mee terug naar Frankrijk gaan, is een engagement voor drie concerten bij de Vrienden van het Lied. Houd het in de gaten, want het is een duo om beslist eens kennis mee te maken. Zondagochtend kan dat ook al. Dan treden Charvet en Caroubi op in de Spiegelzaal van het Concertgebouw (10.00-11.00 uur). ’s Avonds (18.10-19.10 uur) zijn ze te zien en te horen in Podium Witteman op NPO 2.