Dynamische tweede editie Alba Rosa Viva!
Twee jaar na de eerste, succesvolle editie was er gisteren opnieuw een lange dag Alba Rosa Viva! in Utrecht. Artistiek leider Reinild Mees koppelde origineel repertoire aan bekende musici en zangers en dat leidde tot een dag vol aantrekkelijke maar zelden gehoorde muziek. Place de l’Opera bezocht het avondprogramma.
De Utrechste Leeuwenbergh was gisteren vol met musici, jonge componisten die deelnamen aan de compositiewedstrijd en muziek die je niet vaak hoort. Aflevering twee van Alba Rosa Viva! vierde het werk van de vrouw naar wie het festival werd genoemd, Alba Rosa Viëtor, maar ook werk van collega-componisten. Het oeuvre van de Nederlandse Elisabeth Kuyper stond centraal.
Kuyper, in 1877 in Amsterdam geboren, vertrok in 1896 naar Berlijn om daar muziek te studeren. Enkele jaren later werd ze als eerste vrouw toegelaten tot de Meisterschule voor compositieleer, die geleid werd door Max Bruch. Kuyper creëerde veel werk en voerde dat uit met door haar opgerichte vrouwenorkesten. Haar composities werden ook gespeeld door onder meer het Koninklijk Concertgebouworkest, onder Willem Mengelberg. Ze overleed onder treurige omstandigheden in 1953 in Zwitserland aan de gevolgen van een ongeval in huis.
Over haar leven en haar vrijwel vergeten werk schreef Willem Jeths zijn doctoraalscriptie. “Ze had een mooi en sterk karakter, maar ze verkeerde niet in een omgeving waar haar talent voor muziek kon bloeien”, zo vatte Jeths haar leven samen in een gesprek met Maartje Stokkers tijdens de festivaldag in Utrecht.
In het middagprogramma van Alba Rosa Viva! klonken de Sechs Lieder (opus 17) van Kuyper, gezongen door Karin Strobos en Martijn Cornet. Die worden hier niet besproken, maar Omroep MAX was met onvolprezen inzet de hele dag aanwezig voor opnamen en een live-uitzending en die is terug te luisteren.
Nadat de prijzen van de aan het festival verbonden compositiewedstrijd waren uitgereikt (de 21-jarige Australiër Jack Frerer won zowel de jury- als de publieksprijs met een stuk voor klarinet, viool en piano) speelden violiste Rosanne Philippens en pianiste Nino Gvetadze de Vioolsonate van Elisabeth Kuyper, één van de weinige werken die ooit opgenomen werden.
Kuyper werd opgeleid voor het componistenvak door Max Bruch, die verschillende premières van haar werk dirigeerde. Hoewel zijn naam veel bekender is gebleven dan die van Kuyper, kennen we van het grote oeuvre van Bruch met name zijn vioolconcert en het werk Kol Nidrei. Bruch spiegelde zich aan Brahms. Kuyper koos – zo vermoedde Willem Jeths – vanwege haar precaire positie als vrouw in een mannenwereld voor betrekkelijk romantische muziek, zonder al te veel experiment.
Bruch schreef ook liederen en die waren – vermoedelijk voor deze gelegenheid – ingestudeerd door mezzosopraan Karin Strobos en bariton Marijn Cornet. Festivalleider Reinild Mees begeleidde de twee, die om en om een lied brachten, op de vleugel.
Als negenjarige componeerde Bruch zijn eerste lied, voor zijn moeder. Maar waar de liederen van vriend en collega Johannes Brahms veel worden gezongen, prijkt de naam van Bruch maar zelden op de programma’s van recitals. Extra waardering daarom voor Strobos en Cornet, die met Mees werk hadden gemaakt van dit repertoire.
Strobos zit in een drukke periode door haar rol in Ariadne auf Naxos bij de Nederlandse Reisopera. Maar dat ze – eigen waarneming – net voor twaalf uur de avond voor dit optreden wegreed bij het Zuiderstrandtheater en dat ze er al een recital in het middagprogramma op had zitten, bleek geen gevolgen te hebben voor haar hoge vocale en expressieve energieniveau. Haar eerste lied, op een tekst van Bruchs dochter Margarethe, zong ze met volle stem, met haar ogen en met haar lijf. Geen dagelijks repertoire, maar ze kwam in al haar liederen goed los van de partituur.
Haar collega Martijn Cornet had iets meer aandacht nodig voor zijn map met bladmuziek. Maar hij heeft een stem die het altijd lijkt te doen en die diepe kleuren en hoge waagstukjes goed aankan. Beide zangers werken al enkele jaren in het Duitse Essen, wat hun probleemloze Duitse uitspraak zal verklaren.
Acht solostukken werden om en om gezongen en het recital eindigde met een duet. Martijn Cornet maakte in zijn aandeel de sterkste indruk met het meest sfeervolle stuk uit de serie, ‘Kleonike’s letzte Wille’, op een tekst van Heinrich Kruse. De bariton bouwde de frases vaardig op en vond een mooie eenheid met de Fazioli-piano van Reinild Mees. De teksten waren niet beschikbaar, maar ze staan ook niet allemaal in de doorgaans volledige databse van Lieder.net. Kennelijk zeldzaam repertoire.
Een lied over “Zukunftsträumen” van een “müde Seele” die bedenkt dat morgen de zon weer opkomt, dat kwam er zelfs na een lange dag bij Karin Strobos nog stralend uit. Aan de basis van het lied ligt een tekst van Emanuel von Geibel, die door verschillende componisten op muziek is gezet.
Het duo eindigde met ‘Lausche, lausche!’ Die oproep om te luisteren kwam strikt genomen wat laat, aan het eind van het optreden. Maar je zou het kunnen opvatten als: luister, luister vaker naar de liederen uit het ruime oeuvre van Bruch en van zijn leerlinge Kuyper.
Voor wie dat meteen wil doen: de uitzending van het Avondconcert van gisteravond, zondag 2 oktober, staat inmiddels online op de website van Radio 4.