Nieuwe Fledermaus Staatsoper stelt teleur
Als je graag oude Weense sfeer wilt snuiven en walsscènes wilt zien, zul je meer dan teleurgesteld zijn bij de nieuwe Fledermaus van de Staatsoper Unter den Linden in Berlijn. Het verhaal is verplaatst naar nu, maar zonder overtuigend resultaat. Schrale troost is de buitengewone muzikale leiding van Zubin Mehta.
Regisseur Christian Pade plaatst Die Fledermaus ergens in het Berlijn van vandaag, twintig jaar na de val van de muur, maar ook een jaar na de laatste financiële crisis. Je ziet een designkeuken in het huis van een parvenu, iemand uit de hogere klasse. Je ziet een discoscène waarin jonge freaks met hun geld strooien omdat ze te veel hebben en je ziet een surreële gevangenis met meubels tegen het plafond.
Het klinkt misschien interessant, maar in werkelijkheid kan de regisseur zijn vele ideeën niet laten samensmelten tot een succesvolle show. Het maakt tijdens de première op 21 november allemaal een niet-overtuigende, gemengde indruk en geeft geen nieuwe inzichten in deze 135 jaar oude operette.
Gelukkig is de buitengewone muzikale leiding van Zubin Mehta warm en magnetisch, met rijkheid aan klank en een onbeschrijfbare mix van vreugde en melancholie. Het roept de essentie van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk op die in de muziek van Johann Strauss besloten ligt. Maar toch, uiteindelijk staat de muziek in scherp contrast met de rare handelingen op het toneel.
De zangers zijn niet allemaal van dezelfde muzikale kwaliteit. Martin Ganter zet zich als Gabriel von Eisenstein briljant neer als een ‘nouveau riche’. Hij zingt met een hoge bariton en is overtuigend in zijn acteren.
Voor de rol van zijn vrouw Rosalinda is Silvana Dussmann perfect gecast, bijna een lookalike van de specialist in het huwen van miljonairs, Ivana Trump. Ze zingt en acteert met grote helderheid en is absoluut aangenaam om te horen, met uitzondering van een paar ruwe hoge noten.
Prins Orlofsky – voorgesteld als Bill Kaulitz van het Tokio Hotel – wordt met moeite gezongen door de mezzo Stella Grigorian, maar die is naar verluidt ziek.
Het tegenovergestelde geldt voor de frisse en grappige vertolking die Stephan Rügamer van Alfred geeft. Schaamteloos ook, wanneer hij in de eerste akte in schaars ondergoed uit een koelkast springt en zijn ‘Glücklich ist, wer vergisst’ zingt.
Helemaal niet grappig is de Dr. Falke van Roman Trekel. Hij is min of meer een idool van het Berlijnse publiek, maar die voorliefde deel ik alleen als het om zijn recitals gaat. Op het toneel komt hij nooit natuurlijk over, soms gewoonweg stijf. Iets wat fataal is bij operette.
Christine Schäfer, een zeer geliefde sopraan die vaak zingt bij de Staatsoper en zonder twijfel een specialist is in het moderne en liederenrepertoire, is geen geboren soubrette. Haar staccato en trillers zijn niet vloeiend genoeg in het hoge register en de rare klank van haar stem maakt haar geen muzikaal grappige Adele.
De gerenommeerde Duitse acteur Michael Maertens zet de gevangenisbewaarder Frosch neer als een proletariër, een alcoholverslaafde online verkoper van militaire artikelen van de DDR. Als je niet vloeiend bent in het Berlijns, is het moelijk te begrijpen waarom de anderen in het publiek lachen. De humor is vooral Berlijn-gerelateerd en bovendien nogal grof. Het maakt het begin van de derde akte een kwestie van doorbijten voor het publiek – en niet alleen voor operagangers van buiten Duitsland.
Het publiek bij de première gaf de zangers van de hoofdrollen een warm applaus en verheerlijkte de prestatie van Zubin Mehta. Er kwamen veel boe’s voor het productieteam en in het bijzonder voor het dansgezelschap MS Schrittmacher en de choreograaf Martin Stiefermann, wiens streetdance-interpretatie van de ‘Accelerationen Waltzer’ – toegevoegd in de tweede akte – niet goed ontvangen werd door de meeste mensen.
Eerlijk gezegd zou ik niemand adviseren naar Berlijn te gaan om deze productie te zien, tenzij je Zubin Mehta niet wilt missen. De productie is tot en met 6 december nog zes keer te zien. Zie voor meer informatie de website van de Staatsoper Unter den Linden.
Alessandro Anghinoni doet regelmatig verslag van interessante producties in Berlijn. Hij is Italiaans maar woont sinds 2000 in Berlijn. Hij is vertaler van beroep en schrijft regelmatig over opera. Voorheen voor bladen als Opernwelt, tegenwoordig op zijn blog Operello&Operella.
1 Reactie
What a pity! I think you can do a FLEDERMAUS in a non Viennese way (like Strauss himself did, when he re-wrote the piece for France), but it should then be executed accordingly. Especially as far as the music is concerend. If you don’t want to do that – then leave the piece alone. Or chose something else. (There are enough operettas out there that can be turned upside down – and audiences might have less trouble with an unknown piece than with a show so laden with expectations like the FLEDERMAUS.)