Iain Paterson: The flying Scotsman
Bas-bariton Iain Paterson leerde dankzij de platen in de muziekbibliotheek van het conservatorium in Glasgow de muziek van Wagner kennen. Daar begon een jongensdroom: zingen in Bayreuth. Sinds twee jaar doet hij dat. Maar Paterson is op meer plaatsen in de wereld te horen. François van den Anker reisde naar Antwerpen voor een gesprek.
Bezoek uit Nederland in de Antwerpse kleedkamer van Iain Paterson. Hoewel hij die dag geen voorstelling heeft, studeert hij toch, aan de piano die in zijn loge ter beschikking staat.
Zijn carrière gaat goed. Hij wordt overal ter wereld gevraagd, maar zong nog nooit op een Nederlands podium. Toch weet de bas-bariton dat hij in Nederland moet zijn voor de wereldtop. “Assen, daar ben ik weleens geweest”, lacht de zanger. “Ik ben een groot liefhebber van motorracen en het circuit daar is echt één van de beste van de wereld.”
In het theater van Opera Vlaanderen aan de Frankrijklei zong hij in 2014 Don Giovanni en maakte hij op 20 oktober zijn roldebuut als de Holländer in Wagners Der fliegende Holländer. De serie voorstellingen in Antwerpen (en vanaf 15 november in Gent) begon met een verkouden hoofdrolzanger. Voor aanvang van de première liet hij zich verontschuldigen bij het publiek. Hij zou, zo meldde intendant Aviel Cahn voor het doek, toch zingen en zijn uiterste best doen. “Zoiets is me de laatste 25 jaar nog maar eenmaal eerder gebeurd”, zegt Paterson. “Het najaar is voor zangers altijd lastig. Bijna de hele cast is de afgelopen weken verkouden geweest.”
En het was al niet zo makkelijk om Holländer te worden, las ik op uw blog.
“Voor mijn stem is de Holländer een lastige rol. De hoogte en laagte kan ik goed aan, maar de tessituur is het probleem. Die zit precies op het punt van mijn ‘passagio’, de overgang in mijn vocale registers. In dat deel van mijn stem kan ik een noot open of gesloten zingen. Het is een keuze die je vooraf maakt, maar op een avond dat je stem niet optimaal is, kan al die voorbereiding het raam uit en probeer je je te redden. Ik heb ook rollen als Hans Sachs in Die Meistersinger en Wotan/Wanderer in drie delen van Der Ring des Nibelungen op mijn repertoire. Die zijn voor mij veel makkelijker te zingen.”
Hoe spannend was het om een contract te tekenen, geruime tijd geleden, voor die nieuwe rol van de Holländer?
“Als de uitnodiging komt, zing je zo’n rol door. Je neemt een besluit als je weet dat je met de tijd, en met studeren, ver genoeg kan komen. Dat geldt voor elke nieuwe rol: het is een uitdaging die nieuwe eisen aan je stem en je techniek stelt. Operahuizen begrijpen best dat het soms heel anders uitpakt. In zo’n geval zeg je netjes een jaar tevoren af. Ze zouden het veel erger vinden als je een paar weken voor aanvang van de repetities tot zo’n conclusie komt.”
“Af en toe denk ik: zouden ze niet weten dat ik het éigenlijk niet kan?”
U hebt van tevoren nagedacht over het karakter van uw Holländer, maar dan treft u hier in Antwerpen een regisseur met eigen ideeën. Hoe ging dat?
“Dat ging goed. Je discussieert en kijkt wat je wel en niet kunt doen. De partij van de Holländer heeft nauwelijks rusten, dus je kunt niet over het podium rollen zonder buiten adem te raken. Maar onze regisseur Tatjana Gürbaca kan het bevestigen: ik probeer alles uit en laat eventueel zien dat het niet werkt. Soms ontstaan daaruit weer nieuwe ideeën voor de enscenering.”
“Der fliegende Holländer is ook voor de regie een lastig stuk. Dat slot, als Senta van een klif springt, is metafysische, überromantische nonsens. Net als in Tristan trouwens. Ik zing de laatste tijd veel Kurwenal en in de meeste producties is er géén schip, maar ik zing dat er een schip is. Dat lieg ik dan. Deze regie van Holländer is abstract, maar ik heb niet het gevoel dat ik dingen moet doen die in het verhaal niet kloppen. Tatjana is trouw aan de figuren in het verhaal. Haar personenregie is logisch.”
“Operaregisseur Barrie Kosky zei laatst: als je een opera niet tot leven kan wekken met alleen de zangers op een leeg podium, moet je een ander vak kiezen. Ben ik met hem eens. Je moet het verhaal vertellen. Voor mijn part plaats je het ‘on the dark side of the moon’ (Paterson wijst op het T-shirt van Pink Floyd dat hij draagt), als je het verhaal maar vertelt en werkt met de relaties tussen de karakters. En dat doen we in deze Holländer.”
Voor het publiek begint een opera echt bij de ouverture, zeker bij die van Der fliegende Holländer. Werkt dat voor u ook zo?
“Oh nee, bij het begin wil ik helemaal niks horen. Het is zo’n lastige opkomst. Achter het podium is net voor we beginnen heel veel drukte, maar ik ben in mijn rol een outsider en dat begint voor mij al voor aanvang. Soms gaat het anders: vorig jaar deed ik in Bayreuth mijn eerste Kurwenal in Tristan und Isolde. Ergens tijdens de ouverture werden we al op het podium verwacht, met het doek nog dicht. Ik zorgde dat ik daar vóór de eerste noot al stond. Hoe vaak heb je de kans om Christian Thielemann in Bayreuth de prelude te horen dirigeren? Dat was een kleine traktatie, waar ik iedere avond even van genoot.”
“Naar mijn mening is één van de belangrijkste dingen die we met het ‘regietheater’ verloren hebben magie”
Begint Bayreuth na twee zomers al te wennen?
“Niet echt. Af en toe moet ik mezelf in de arm knijpen en denk ik: zouden ze niet weten dat ik het éigenlijk niet kan? Bayreuth, dat voor mij in 2015 begon met Kurwenal en waar deze zomer Wotan in Rheingold nog bij kwam, betekent een lange zomer van huis. Met mooi weer is het een heerlijke plek. Iedere keer dat ik daar op de bühne sta denk ik: wow! Ik gun dat iedereen. Het gebeurt regelmatig dat ik met Katharina Wagner, die Tristan regisseert, een biertje sta te drinken en dan kan ik het niet laten ‘spontaan’ wat namen van collega’s te noemen. Dan zeg ik: je moet eens naar die en die luisteren, die zou hier heel goed passen.”
“Tristan und Isolde is ook voor mij als Kurwenal een lange voorstelling. In de regie van Kartharina is de tweede akte heel fysiek, en dan weet je dat in akte drie het grote zingen nog moet komen. Haar enscenering van Tristan is erg effectief. Naar mijn mening is één van de belangrijkste dingen die we met het ‘regietheater’ verloren hebben magie, toneelmagie, bijna goochelaarsmagie. Onverklaarbaar verdwijnen en er dan ineens weer staan; dat soort effecten. Katharina brengt in Tristan und Isolde, die ook in 2017 te zien zal zijn in Bayreuth, iets van die magie terug.”
De muziek van Wagner maakt inmiddels een groot deel van uw repertoire uit. Waar begon die liefde?
“Mijn adoratie voor Wagner is ontstaan tijdens mijn studie aan de Royal Scottish Academy of Music and Drama. De opleiding was erg academisch, maar ik had niet veel zin om essays te schrijven over Monteverdi. Om dat te ontlopen, bracht ik veel tijd door in de muziekbibliotheek. Die beschikte over een grote collectie opnamen, vaak nagelaten door overleden oud-studenten. Liz, de bibliothecaresse, wist dat ik van Wagner hield en legde nieuwe aanwinsten voor me apart.”
“Ik herinner met nog het moment dat ik George London voor het eerst hoorde. Dit is buitenaards, dacht ik, zo heb ik nog nooit iemand horen zingen. Het meeste indruk maakte het einde van Die Walküre, Wotans Abschied, op me. Ik luisterde naar een opname van Erich Leinsdorf met London als Wotan. Vóór mijn muziekstudie was ik erg bezig met heavy metal en rock en ik hoorde in de muziek van Wagner veel daarvan terug. Die had, net als die heavy metal, ‘balls’. Een opera als Parsifal heeft zijn eigen magie. Ik lees graag science fiction en daar herken ik soms wat in van Parsifal.”
“Hij kreeg die avond een kind en ik zong mijn eerste Wagner”
Als beginnende bas zong u vermoedelijk niet meteen het zware Wagner-repertoire?
“Ik zeg altijd: mijn techniek is een ‘work in progress’. De zangdocent die me twintig jaar begeleid heeft, was heel nuchter over mijn vocale kwaliteiten: je hebt één goede noot, vond hij. Van daaruit zijn we verder gaan werken. Ik heb tien jaar baspartijen gezongen als Sparafucile in Rigoletto. In de auto, als ik alleen was, zong ik Wotans Abschied, maar op het podium was het toen nog Colline in La bohème.”
“Mijn allereerste Wagner-rol op een podium was Biterolf. Ik was in een productie van Tannhäuser understudy voor de bas Clive Bayley. Op weg naar het theater hoorde hij dat bij zijn vrouw de weeën waren begonnen en hij keerde om. Hij kreeg die avond een kind en ik zong mijn eerste Wagner.”
“Daarna kwam de reus Fasolt in Das Rheingold. Met die rol kreeg ik veel aandacht tijdens de Salzburger Festspiele in 2007. Vervolgens kwam Gunther in Götterdämmerung. Die partij heb ik tien jaar gezongen. Hij wordt gezien als een onaangenaam karakter en een ondankbare rol. Je bent lang op het podium, maar acteert meer dan je zingt. Maar die Gunther maakt een ongekende ontwikkeling door! Van mij hoor je niks negatiefs over Gunther, die rol maakte mijn loopbaan. Ik heb hem in 2013, het grote Wagner-jaar, gezongen bij de Bayerische Staatsoper in München en bij de Metropolitan Opera in New York, in de geruchtmakende regie van Robert Lepage.”
“Aanvankelijk kreeg ik commentaar op Fasolt; ik zou hem te lyrisch zingen. Men zei: ‘He’s not a giant.’ Ik zing altijd zo lyrisch mogelijk en denk bij mezelf: Italiaanse lijnen! Bij Gunther was de reactie omgekeerd. Daarvan zei men dat ze nooit hadden geweten dat die zo interessant was.”
Wie een politieman moet spelen, kan op straat kijken naar hoe die zich gedraagt. Waar vind je voorbeelden als je goden of mythische Wagner-karakters moet spelen?
“Gewoon, omgaan met goden, haha! Een biertje met mijn grote held John Tomlinson was een ervaring die daar het dichtst bij in de buurt kwam. Hij ís Wotan, nee, hij en Donald McIntyre zijn Wotan. Met John heb ik veel samengewerkt, McIntyre heb ik alleen enkele malen ontmoet. Afgelopen zomer kwam hij in Berlijn gedag zeggen toen ik daar inviel als Wotan bij de Staatsoper. Na de tweede akte trof ik hem in mijn kleedkamer. We praatten wat en toen hij afscheid nam, vroeg ik: wordt het eigenlijk ooit makkelijker? Donald lachte en zei heel kort: ‘No.’”
Wie waren voor u de meest inspirerende figuren?
“Het is interessant om met mensen te praten die een rol al eens gedaan hebben. De Wotans in de eerste drie delen van de Ring zijn het meest uitdagend. Toen ik uiteindelijk Wanderer – zoals Wotan in Siegfried heet – zong, begreep ik veel meer van wat er in de vorig delen allemaal zat. Er is veel plot om te onthouden. Weet Wotan al in Walküre dat Brünnhilde de wereld zal redden? Zulke vragen.”
“Met John Tomlinson heb ik daar veel over gesproken, evenals met dirigent Daniel Barenboim. Van hem heb ik geleerd dat Wotan vaak met te weinig kleur en dynamiek wordt gezongen. Bij twee derde van zijn aandeel in de partituur staat ‘piano’. In de praktijk wordt dat vaak een stevig ‘forte’. Barenboim vond: als er ‘p’ staat, dan wil Wagner ook ‘piano’.”
Er kwamen de laatste jaren veel nieuwe partijen bij op uw repertoire, vooral Wagner-rollen. Staan er nog nieuwe op uw lijst?
“Ik heb even genoeg roldebuten gedaan, de laatste jaren waren een gekkenhuis. De lappen tekst die ik heb moeten leren, waren het equivalent van een complete novelle. De komende jaren wil ik de rollen verder ontwikkelen. Dat kost tijd. Ik zing nog wat Holländers de komende tijd en komende zomer in Bayreuth weer Kurwenal en Wotan.”
En ooit nog in Nederland?
“Het is nog niet gebeurd, maar er staat een engagement in Nederland in mijn agenda. In januari 2018, voor een rol in een Wagner-opera.”
Meer informatie over de komende voorstellingen van Der fliegende Holländer vindt u op de website van Opera Vlaanderen. Iain Paterson heeft een eigen blog met persoonlijke bespiegelingen over zijn vak.
1 Reactie
Dank aan Francois voor (weer) een levendig en informatief interview.