DNO’s Jephtha: een begenadigd schouwspel
Hoe kan God een mensenoffer toestaan? Deze vraag wekt het raadselachtige bijbelverhaal van Jefta al eeuwen. Regisseur Claus Guth vertaalt Händels beantwoordingspoging in een visueel overweldigende voorstelling met weer nieuwe vraagtekens. Een fenomenaal Concerto Köln onder Ivor Bolton legt met grotendeels overtuigende zangers de muzikale lat hoog.
In grote of kleine letters zweven ze gedurende de avond geregeld voorbij: de fatalistische openingswoorden van Jephtha “It must be so”, terugkerend in een sleutelrecitatief van de titelfiguur. Maar ‘moet het wel zo’, een als innerlijk drama bedoeld concertwerk geënsceneerd op het toneel brengen?
Hoewel zijn Messiah uit 2010 me niet kon overtuigen, bood de verbeelding van Claus Guth woensdag in Nationale Opera & Ballet werkelijk toegevoegde waarde op Händels laatste oratorium. Eenvoudige maar beeldschoon belichte decorstukken als een deur, een wolk of grote bloemen creëerden een esthetische setting voor Guths doordachte personenregie. Subtiel toegepaste projecties en kleurrijke bloesemregens dienden als finishing touch.
Tijdens de ouverture toonden korte flitsen hoe Jephtha’s broer Zebul hem van de macht beroofde en naar de wildernis verdreef. Als haveloze vluchteling keerde hij met vrouw, dochter en aanstaande schoonzoon terug te midden van de in formeel zwart gestoken Israëlieten. Zebul is bij Händel een neutrale figuur, maar hier een decadente vorst, een karikatuur die de op zich stijlvolle zang van bas-bariton Florian Boesch in mijn oren nadelig beïnvloedde.
Jephtha aast op eerherstel, maar mist zelfvertrouwen. Zo verklaarde Guth zijn belofte om in ruil voor de overwinning op de vijand het eerste wezen dat hem tegemoetkwam aan God te offeren. Händels noten tonen hier vakkundig de verwarring in Jephtha’s geest, wat de onheilspellende klanken van een geprepareerde piano overbodig maakt. Een echte misser wat mij betreft, deze steeds terugkerende stijlbreuk, die de continuïteit van Händels muziek geweld aandeed.
Veteraan Richard Croft gaf treffend gestalte aan het aarzelende karakter van de eenzijdige eed, maar Jephtha’s uiterlijke arrogantie bleef onderbelicht. Crofts tenor leek te licht voor de krijgshaftige aria’s en hoewel alle noten aanwezig waren, miste ik verbindende bezieling.
Op Jephtha’s eed volgde een majestueus maar evenzeer weifelend dubbelkoor van de Israëlieten. De kwaliteit van het Koor van De Nationale Opera staat buiten kijf, maar deze ongebruikelijke materie kostte de zangers naar verluidt de nodige hoofdbrekens. De resultaten waren echter magnifiek, al miste ik in lichtvoetiger delen een zekere transparantie.
Lichtvoetigheid ook bij het jonge stel Hamor en Iphis, een naam bewust ontleend aan de Griekse Iphigeneia (letterlijk: krachtig geboren). De regie onderstreepte de speelse dominantie van Iphis, geknipt voor de stevig gefundeerde lyrische sopraan van Anna Prohaska. Countertenor Bejun Mehta wisselde als de vrij kleurloze Hamor prachtig uitgesponnen frases af met verbluffende virtuositeit. Hun rijk geornamenteerde liefdesduet was een toonbeeld van muzikale eendracht.
Iphis zag niettemin grimmige voortekens in de vorm van een dubbelgangster, een geliefd maar uitgekauwd stijlmiddel van Claus Guth. Het ware orakel was echter moeder Storgè, die Händels meest visionaire noten toebedeeld krijgt. Haar felle oppositie bij de onthulling van de gruwelijke waarheid verklaarde Guth geheel onnodig vanuit een vreemde herkomst. De vrij onbekende Wiebke Lehmkuhl maakte grote indruk met haar gloedvolle mezzo, die wellicht nog kan winnen aan verstaanbaarheid.
In Jephtha’s hoekige aria vol zelfbeklag kon Croft wederom niet geheel overtuigen, maar zijn accompagnato ‘Deeper, and deeper still’ toonde formidabel tekstbegrip. De tedere wals met Prohaska tijdens het onvergetelijke ‘Waft her, angels, through the skies’ signaleerde de accentverschuiving van vader naar dochter. Puntgaaf of loepzuiver was Prohaska’s stem niet altijd, maar buitengewoon knap hoe de jonge sopraan haar aanvankelijk kinderlijk naïeve portret transformeerde tot een monument van onbaatzuchtige liefde.
Een absoluut hoogtepunt in het werk is het slotkoor van akte twee, waar Händel de frase van librettist Morell ‘what God ordains is right’ eigenhandig wijzigde in ‘whatever is, is right’. Spijtig dat de Nederlandse vertaling dit niet weerspiegelde, want hierin ligt de sleutel tot het werk. De componist legt de verkeerd interpreterende Israëlieten een geloof in God als onwrikbare en haast onpersoonlijke natuurkracht in de mond, een overtuiging die midden achttiende eeuw opgang maakte.
Het vaak bekritiseerde slot, waarin een engel Iphis’ offerdood verhindert, illustreert vertrouwen op een wel degelijk liefdevol ingrijpende God. Händel gaat hier muzikaal richting de galante stijl, corresponderend met een meer christelijke invalshoek. Toch lijkt het in moderne ogen geen happy end: de eeuwige maagdelijkheid die de weinig hemels zingende Ana Quintans aan Iphis oplegt. En zo was het ook in Guths visie, die Prohaska als een gekortwiekte en gefrustreerde non liet zien in vrij ridicule slotbeelden.
Naar mijn idee was dit een miskenning van de intenties van Morell en Händel, maar laat dat niemand weerhouden om deze continu boeiende productie te bezoeken. Mijn grootste aanbeveling geldt het Concerto Köln, dat onder dirigent Ivor Bolton weergaloos speelde. Vol en warm van klank, exact gearticuleerd, maar met genoeg vrijheid om Händels diepzinnigste noten ten hemel te laten stijgen.
Jephtha is nog tot en met 27 november te zien. Zie voor meer informatie de website van De Nationale Opera.
22Reacties
Ik vond het prachtig:
https://www.cultureelpersbureau.nl/2016/11/meeslepende-jephta-handel-nationale-opera/
Afgezien van de elektronische piano, heb ik een weliswaar niet perfecte, maar uiterst boeiende voorstelling gezien, die ook echt wat aan de muziek toevoegt. Snel nog kaarten voor een tweede keer gekocht.
Er valt ontzettend veel te genieten.
Geslaagd, maar “Kuifje en het Spookkasteel” ernstige dissonant
http://operagazet.be/recensies/recensies-20162017/nl/amsterdam-jephtha/
Wat een sterrenregens ! Ook Oswin Schneeweisz van Theaterkrant 5 sterren http://www.theaterkrant.nl/recensie/jephta/de-nationale-opera/
Basia spreekt van een visueel prachtige en muzikaal ‘magische’ avond https://basiaconfuoco.wordpress.com/2016/11/10/jephta-in-amsterdam/
Waarom citeert DNO nu nooit eens uit deze recensies maar altijd uit de ‘oude’ media?
Volgende week hoor ik concertant een amateur uitvoering van Händel’s oratorium Joshua http://www.cantarella.nl/actueel/oratorium-joshua/joshua/ , een week later zie ik deze.
Ik kijk met plezier uit naar beide uitvoeringen!
Zelfs Olivier Keegel van Opera Gazet is (grotendeels) positief over een DNO productie. Dat we dat nog mogen meemaken….
Aangezien ik Jephtha nog moet gaan zien en horen ben ik blij met de realistische, humoristische en betrouwbare recensie van Olivier Keegel.
Zijn toelichting op het verhaal, de regie, het koor en de zangers is fijn om te lezen.
Of een recensie van een operaproductie realistisch en/of betrouwbaar is kan ik pas beoordelen als ik de desbetreffende voorstelling heb gezien/gehoord. Voor “Jephtha” is dat nu het geval. In grote lijnen kan ik het eens zijn met de gelezen, vrij eensluidende, kritieken, waaronder ook die op Forum Opéra (http://www.forumopera.com/jephtha-amsterdam-es-muss-sein-ou-muss-es-sein). Ook ik vond de electronische invoegsels, zowel figuurlijk als letterlijk, dissoneren. Als dat een vondst van de regisseur is, dan had een dirigent van de statuur van Ivor Bolton dat moeten (kunnen) verhinderen. Wat de recensie van de heer Toet betreft heb ik wat moeite met de formulering “begenadigd schouwspel” in de kop daarvan. De term “begenadigd” kan n.m.m. uitsluitend van toepassing zijn op personen en niet op zaken als een schouwspel, hoe fraai dat in dit geval ook is.
@Pieter K: de recensie is van Martin Toet. De koppen (en meestal ook de introducties) worden nooit door de redacteuren zelf gemaakt.
Geachte heer Roetman, ik heb ook niet beweerd, dat hij zelf verantwoordelijk is voor die kop! Ik weet, dat in elk geval bij de (dagblad)pers sprake is van “koppenredacteuren”.
Gisterenavond een uitvoering van Jephtha bijgewoond.De eerste akte klonk in mijn oren ronduit saai en werd routineus uitgevoerd. Daarna raakten de dirigent, het orkest en de solisten meer op dreef. Het werd echter nergens ontroerend of meeslepend. De zangers waren redelijk goed maar alleen de stem van Bejun Mehta kon me enigszins boeien. Anna Prohaska’s poppenstemmetje was slecht te horen en Richard Croft was miscast als Jephtha. Er werd wel uitstekend geacteerd en de regie was inventief en het toneelbeeld prachtig. De introductie van een elektronische piano was een vondst. Na de glorieuze uitvoering van Parnasso in Festa afgelopen zaterdag in Het Concertgebouw was deze Jephtha een teleurstelling.
Ik vergat het grote en voortreffelijke aandeel van het koor van de Nationale Opera. Als je de koren van de oratorium verenigingen in ons land gewend bent die Jephtha vroeger regelmatig op hun repertoire hadden dan was deze luchtige en wendbare zang een verademing.
Een recensie pas kunnen beoordelen na de desbetreffende voorstelling bijgewoond te hebben, lijkt mij een beperkte en zichzelf tekortdoende opvatting. Het is niet ondenkbaar dat een recensent, die men in de loop der tijd als betrouwbaar heeft leren kennen, een bepalende factor is om je, bij twijfel, net over de streep te trekken om de voorstelling te bezoeken of te mijden.
Ik lees recenties om een idee van een voorstelling te hebben maar het is NOOIT een factor om een voorstelling al dan niet bij te wonen!
Gezien de astronomische bedragen die je tegenwoordig in Amsterdam voor een opera moet betalen en de daarbij bijkomende reiskosten, ga ik tegenwoordig ALTIJD af op recensies. Ik heb er geen zin meer in om meer dan 100 euro lichter en met een enorme kater thuis te komen… dan luister ik thuis wel naar een mooie opname via de HiFi. En ik moet eerlijk zeggen: ik heb inmiddels veel opera’s in het theater gezien en een zoveelste Nozze … het kan mij niet meer boeien.
Het oratorium van Jephta daarentegen wordt maar zelden geënsceneerd op de planken gebracht. Een extra reden om te gaan kijken en luisteren. De reacties zijn erg positief.
Nu heb ik Rudolph ook heel hoog zitten en hij brengt me met zijn reactie aan het twijfelen. Ik kan mijn kaart natuurlijk ook doorverkopen en een paar mooie cd’s of dvd’s aanschaffen, bijvoorbeeld die van Korngold ‘Die stumme seranade’ of de complete strijkkwartetten van Erwin Schulhoff. Ik lees lovende besprekingen op het blog van Basia (basia con fuoco)!
Dat ik mij nooit in mijn keuze baseer op recensies, wil niet zeggen dat er geen andere factoren een rol spelen zoals (voornamelijk) het werk zelf, regisseurs die MIJ PERSOONLIJK al dan niet aanstaan (al kom ik ook daar soms voor aangename verrassingen, zoals de Tristan van Trelinsky in de Met), zangers die IK in een bepaalde rol wil zien enz… Het is trouwens zo (toch in Belgie) dat men best zijn kaarten lang genoeg op voorhand neemt (liefst zelfs de eerste dagen van de verkoop), wil men er nog redelijke hebben, zodat het haast onmogelijk is om te wachten op een recentie, ook al zou ik daar rekening mee houden…
En inderdaad is ‘die stumme serenade’ één van de zovele werken, die men eens zou kunnen spelen…
Beste Leen. Bedankt voor het compliment maar laat je door mij niet weerhouden om de uitvoering van Jephtha te bezoeken.Het is een mooi schouwspel. Mijn verwachtingen waren na de briljante uitvoering van Parnasso in Festa waarschijnlijk te hoog gespannen.
Gisteren was ik bij het oratorium Joshua in Delft. Een verdienstelijke uitvoering van Cantarella met aardige solisten en het Holland Symfonie Orkest. Altijd mooi om mee te maken hoe amateur koorzangers bijna een jaar lang geoefend hebben voor een eenmalige uitvoering voor een groot publiek in de Raamstraatkerk.
Nooit geweten dat de melodie van het bekende kerkgezang “u zij de glorie” oorspronkelijk geschreven is voor Joshua, “See, the conqu’ring hero comes!”. Het werd snel populair en Händel voegde het later toe aan Judas Maccabaeus.
Ik ga Jephta natuurlijk ook bezoeken!
Zeer passend dat je Joshua in Delft hebt gehoord. Bij de meeste begrafenissen van leden van het Koninklijk Huis in de Grote Kerk aldaar wordt “U zei de glorie” gezongen maar dan in het Frans. Ik wist trouwens niet dat die prachtige melodie uit het oratorium Joshua komt.Gelukkig zijn er nog veel amateur oratorium verenigingen die werken van Händel instuderen. Ik ben zeer benieuwd naar je mening over Jephtha.
A toi la gloire is bijna standaard te horen tijdens kerkdiensten van de Oranjes en niet alleen tijdens begrafenissen. Het klonk ook op de bruiloft van prins Maurits en Marilène in Apeldoorn (1998). De bekendste oratoriumversie is die uit Judas Maccabeus. De kerkliedversie is vrijwel identiek.
Toch nog even iets over het `begenadigd schouwspel`. Niet om te melden hoezeer ik gisteren heb genoten van de wonderschone zang, orkestprestaties, (vaak audiaanse) regie en toneelbeelden, evenmin om in te gaan op gelezen minpuntjes als de (heel bescheiden) beelden tijdens de ouverture, de toegevoegde onheilspellende ruimte-geluiden, de regiedraai aan het slot, maar wel om te zeggen dat ik niet de kritiek (`te licht bevonden`, `miscast`) op de titelvertolker deel. Wel klonken zijn hogere tonen aanvankelijk wat ondervoed maar al vrij gauw was hij de `oude` die ik me van decennia geleden herinner. Dat wil zeggen met de in al zijn lichtheid waar nodig wel degelijk heroïsch klinkende tenor. Maar goed, zoals vaak: kwestie van smaak.
Omdat het eerste open doekje dat hij oogstte wat aarzelend werd ingezet, werd het publiek door de nadrukkelijk knikkende dirigent aangemoedigd. Nog een eveneens los van mijn `verdediging` van Richard Croft staande opmerking: onvergetelijk dat slotbeeld met op de achtergrond Jephta op die loopband.
Tenslotte, meneer Guth: die Don Giovanni heb ik u nu al bijna vergeven.
Hier had ik meer van verwacht. Het toneelbeeld vond ik grauw en grijs, zwart en kaal. Het muzikale tempo meer dan eens te laag of te weinig gevarieerd.
Sombere vertelling. Hamor die uiteindelijk als een schlemiel bezwijkt en Iphis die eindigt in het gekkenhuis. Zo kan Händel het toch niet bedoeld hebben?