AchtergrondCD-recensiesFeatured

Wat de duivel bij componisten losmaakt

Opera Zuid toert momenteel met een productie van Faust van Gounod. Het is slechts één van de vele werken die de duivel in componisten naar boven heeft gebracht. Basia Jaworski bespreekt er drie, met vooral aandacht voor Mefistofele van Boito.

Faust, Charles Gounod
faust_araizaEerlijk gezegd moet ik bekennen dat ik niet echt ver ben gekomen met het bekijken van deze dvd van Gounods Faust (DG 0734108). De regie van Ken Russel vind ik buitengewoon irritant met allerlei ‘vondsten’ en ‘symbolen’ waarvan het nut mij totaal ontgaat.

Francesco Araiza behoorde ooit tot mijn favorieten en in 1983 zong hij nog een pracht van een Ferrando in Così fan Tutte maar in deze Weense productie uit 1985 is zijn stem een fractie van wat het geweest was.

Met Fausten van Piotr Beczala (Covent Garden) en Roberto Alagna (Metropolitan Opera) nog goed in mijn geheugen, vind ik dit maar niks.

Faust, Ferruccio Busoni
Het wonderlijke verhaal van een wetenschapper die zijn ziel aan de duivel verkoopt, heeft talrijke schrijvers, dichters en componisten geïnspireerd. Ook Busoni raakte erdoor gefascineerd en spendeerde maar liefst twintig jaar om het verhaal tot een opera te smeden, zonder het echter te voltooien. Het slot werd door zijn leerling, Philip Jarnach, gecomponeerd.

Faust BusoniAnders dan bij Goethe (Busoni gebruikte een in die tijd bekend poppenspel voor het door hemzelf vervaardigde libretto) wenst zijn Faust zich geen eeuwige jeugd, maar een volkomen vrijheid. Hij komt er echter (te laat) achter dat die niet bestaat. Maar hij heeft zijn ziel nog en schenkt die aan een (zijn?) dood kind, waardoor hij als het ware reïncarneert.

De voorstelling, die in 2006 in Zürich werd verfilmd (Arthaus Musik 101283), is in alle opzichten fenomenaal. De regie van Grüber is zeer passend metafysisch en de kleurige en decoratieve kostuums en rekwisieten zijn een lust voor het oog.

Thomas Hampson speelt zowat de rol van zijn leven. Zijn Faust is zowel scenisch als muzikaal van een allerhoogst niveau.

In Gregory Kunde (Mepfistopheles) heeft hij een geduchte tegenstander. Wat hij alleen al aan gezichtsuitdrukkingen in huis heeft, grenst aan het onmogelijke.

Mefistofele, Arrigo Boito
De première van Mefistofele in 1868 in de Milanese Scala was een fiasco: het duurde te lang (zes uur!). In drieste overmoed had Boito de complete Faust van Goethe op muziek gezet.

In de daarop volgende zeven jaar werkte hij aan de verandering en verbetering van de opera. Hij verkortte de partituur aanzienlijk en aan de derde akte voegde hij het duet ‘Lontano, lontano, lontano’ toe, wat één van de mooiste lyrische fragmenten in de opera zou worden.

In Italië (en in Amerika) behoort Mefistofele tot het standaardrepertoire, maar in Nederland is het werk bij mijn weten pas in 2004 op de planken gezet door De Nederlandse Opera. De productie was, ondanks de goede vertolking van de hoofdrol door Gideon Sachs, een grote mislukking, wat voornamelijk op het conto van de regisseur (what else is new?) kan worden bijgeschreven.

Voornamelijk, want ook de Margherita van de toen inmiddels totaal uitgezongen Miriam Gauci was echt geen pretje om naar te luisteren.

Gelukkig voor de liefhebbers bestaan er talrijke opnamen van de opera, zowel studio als live. De eerste complete opname verscheen al in 1929 (Naxos 8.110273-74), met Nazarreno de Angelis, een basso nobile en de Mefistofele van de eerste helft van de vorige eeuw. In 36 jaar tijd heeft hij de rol op zijn minst 500 keer gezongen; geen kleinigheid.

De laatste officiële opname dateert uit 1996 (BMG), met de Mefistofele van de laatste twee decennia: Samuel Ramey. Hoe vaak hij die rol had gezongen? Misschien geen 500 keer, maar zeker vaak. Maar over hem later meer.

Norman Treigle
Er zijn meer beroemde vertolkers van de rol geweest. Chaliapin bijvoorbeeld, die hiermee zijn Europese (La Scala, 1901) en zes jaar later zijn Amerikaanse debuut maakte. Of de twee grote bassen uit Bulgarije: Boris Christoff en Nikolai Ghiaurov. En toch, geen van allen heeft zo’n stempel op de rol gedrukt als Norman Treigle.

Mefistofele TreigleDe jong gestorven Amerikaanse bas (hij overleed in 1975 aan een overdosis slaappillen, nog geen 48 jaar oud) was een ster bij de New York City Opera en de productie van Boito’s opera was in de jaren ’60/‘70 speciaal voor hem gecreëerd. Dit om zijn enorme talent (Treigle was ook een begenadigd acteur) te exploiteren.

In 1973 mocht hij de rol ook in de studio vastleggen onder leiding van Julius Rudel, dezelfde maestro die hem ook bij de NYCO begeleidde. Dat de twee op elkaar ingespeeld waren, hoor je meteen vanaf de eerste noten van ‘Ave, Signor’. Er is geen speld tussen te krijgen. Een duet van de zanger met zijn dirigent, waarbij het orkest als een vanzelfsprekend decorum dient. Een hoogstens zeldzame ervaring.

‘Son lo spirito che nega’, een duivels Credo, doet denken aan Iago (was Boito toch niet iets meer bij Otello betrokken dan bekend is?). Treigle zingt geen duivel, nee, hij ís een duivel, een huiveringwekkende reïncarnatie van de kwade genius.

Voor de rollen van Faust en Margherita werden de toen zeer jonge maar al wereldberoemde Montserrat Caballé en Plácido Domingo geëngageerd. Caballé’s Margherita is de onschuld zelve, maar met de nodige pit. Een maagd nog, maar toch al een vrouw van vlees en bloed. Van haar geloof je het, dat ze van alles gedaan zal hebben om een nacht met haar geliefde door te brengen. En in haar waanzin ontroert ze met haar coloraturen: piano, pianissimo en o zo hartverscheurend.

De Faust van Domingo is jong en naïef. Hij laat zich misleiden, maar geniet er ook van. Zijn liefde voor Margherita is oprecht, maar net zo oprecht is zijn bewondering voor de schone Helena van Troje (EMI 7495222).

Samuel Ramey
Een kleine vijftien jaar later kroop Domingo weer in de rol van Faust (Sony 44983). Deze keer klinkt hij doorleefder, cynischer ook. Zijn stem is donkerder geworden en in ‘Dai campi, dai prati’ is zijn ongeveinsde bewondering voor de lente en de natuur al gekleurd door een soort visioen wat er komen gaat.

Mefistofele Sony Toch laat hij nog één keer zijn jeugdige kant zien en in ‘Lontano, lontano, lontano’ lijkt het erop dat hij daadwerkelijk gelooft dat het allemaal nog goed komt. Helaas, het komt niet meer goed, en dat is voornamelijk de schuld van Eva Marton.

Marton is een absolute misbezetting als Margherita. Het is alsof Brünnhilde haar schild heeft afgedaan en haar haar met een krans van witte bloemen heeft bedekt. Daar trap je toch niet in? Hoezo onschuld? Die dame heeft het al ettelijke keren gedaan!

Als Elena (ze zingt beide rollen) overtuigt ze veel beter, maar het kwaad is al geschied. Jammer, want voor de rest is het een hele goede opname, met… ja, ja, daar komt hij… Samuel Ramey in de titelrol.

Was Treigle een kwade geest, een duivel, een monster, zo is Ramey het tegenoverstelde. Zijn Mefistofele is elegant en in elk detail een gentleman. Een prototype Scarpia, maar wel innemender en o zo jongensachtig! Zeer bedrieglijk allemaal, geen wonder dat zelfs een doorgewinterde Faust van Domingo erin trapt.

Het goede orkest (Hungarian State Orchestra) staat onder leiding van Giuseppe Patané, maar het moet zijn meerdere erkennen in de EMI-opname. Mede door de flinke tempi (maar nergens te haastig) en het schitterende spel van het London Symphony Orchestra blijft Rudel mijn favoriet.

Samuel Ramey II
In 1989 zette de San Francisco Opera Mefistofele op zijn repertoire. Voor de regie tekende Robert Carsen, toen al een beroemdheid ondanks zijn jonge leeftijd. Zijn regie was onstuimig en adembenemend.

Ramey als Mefistofele in San Francisco (foto: Robert Cahen).
Ramey als Mefistofele in San Francisco (foto: Robert Cahen).

Samen met Michael Levine, zijn vaste decorontwerper, bouwde hij een oogverblindende wereld van schijn en bedrog. De hemel is een theater, een opera wellicht, met de aartsengelen die, verborgen achter de Venetiaanse maskers, het spektakel volgen vanuit hun veilige loges. Aan het eind van de proloog doven de lichten uit en de voorstelling kan beginnen, schitterend.

Theater in het theater – het is niet echt een nieuw idee (Carsen zelf gebruikte het onder meer al voor zijn Tosca in Antwerpen) – maar nog nooit werd het zo fascinerend toegepast. Als toeschouwer snak je naar adem en je laat je meesleuren in het avontuur, dat zich zo langzamerhand ontpopt als één van de allermooiste operaproducties ooit.

Ook hier is Mefistofele (gezongen door Samuel Ramey op zijn best) een elegante schurk, een dandy, een van top tot teen verzorgde edelman. Hij is de daadwerkelijke hoofdrol die de gebeurtenissen regisseert, dirigeert en erin meespeelt. Als het nodig is, verandert hij in een eenvoudige toeschouwer, die zich stilletjes weet terug te trekken, alleen maar om op het juiste moment terug te keren.

De vierde akte wordt door Carsen opgebouwd als een concert, waar Mefistofele, compleet met rokkostuum en een dirigeerstokje, een zeer ‘klassieke’ sabbat dirigeert.

Ik heb het nooit zo gehad op Dennis O’Neill, maar hij doet het als Faust beslist niet slecht. Zijn spel komt langzaam op gang, maar hij zingt met verve en elan en dankzij de kostuumontwerper en grimeur lijkt hij zelfs een beetje op een Gregory Peck. Overigens heeft zijn Eleazar in La Juive in Amsterdam me totaal gepakt, dus ik ben veranderd van mening over hem. Mijn excuses aan deze grote artiest.

Gabriela Beñačková zingt de beide vrouwenrollen. Als Margherita is ze meisjesachtig en tot tranen toe ontroerend, als Elena statig mooi, een godin zowat. Haar stem is in de hoogte wat scherp en soms niet helemaal zuiver, maar wat een inzet! Wat een intensiteit en bühnepresence!

Wel had ik een beetje moeite met de langzame tempi. ‘Son lo spirito che nega’ bijvoorbeeld duurt bij Maurizio Arena bijna anderhalve minuut langer dan bij Rudel of Patané, waardoor het nogal sloom overkomt. Maakt niets uit, want met deze enscenering wordt bewezen dat wonderen bestaan (Arthaus Musik 100414).

Hieronder de ‘epilogo’ van deze productie.

Vorig artikel

Racette trekt tranen in Trittico-triomf

Volgend artikel

Delfzijl en Spanga maken Carmenfestival

De auteur

Basia Jaworski

Basia Jaworski

4Reacties

  1. Thea Derks
    26 november 2009 at 11:23

    Dag Basia,

    Dank voor je onderhoudende bespreking van al deze opnames!

    Thea Derks

  2. Gideon Relyveld
    1 december 2009 at 02:54

    GREAT STUNNING Lenny at-his-VERY-BEST! Ofwel, Leonard Bernstein op z’n ALLERSTERKST!! Met een FANTASTISCHE Montserrat Caballé! Jawel, het gaat om een opname die wat mij betreft nog mag worden toegevoegd bij het geweldige geschreven SUPER-artikel van Basia: zeker voor de ‘geluids-junk’ die met een wel héél spectaculair opgenomen plaat uit zijn dak wil gaan, en overigens zonder goedkóóp effectbejag. Ik heb het dan over een CD die in 2006 al is uitgebracht door DGG (477591-0), met een vastlegging uit 1977. Dit was in de tijd dat Bernstein nog niet zo lang een vast ‘onderdak’ had gevonden bij dit ‘gele label’ en weg was bij CBS. Het gaat om de opnamen van de Slot-Scène en “Tanz der sieben Schleier” uit “Salome” van Richard Strauss (met daarbij enkele van zijn liederen), zo SUPER uitgevoerd door Caballé! (Wellicht een Openbaring en Verademing! na die Konwitschny-Salome?…) Maar inhakend op het prachtige hierboven geplaatste artikel, bevat de CD ook de Proloog uit Boito’s “Mefistofele” met een zeer uitzonderlijk zingende Nicolai Ghiaurov, en een ongelofelijk SCHITTEREND spelende Wiener Philharmoniker! Bij dit orkest krijgt de liefhebber hierbij de lekkerste portie Weense Wiet naar binnen!
    Wel wordt er in de heel goede toelichting bij de CD van Jed Distler voor gewaarschuwd dat de geluidsapparatuur goed moet staan afgesteld: …”the seven thunderclaps will test your loudspeakers! As Mephisto, bass Nicolai Ghiaurov’s commanding bass timbre rivets the attention in a role he made famous while, as critic George Jellinek succinctly observed in Stereo Review, the Vienna Philharmonic ‘responds stunningly to Bernstein’s lusty leadership’, Heavenly lust, of course.” Een echte CD-aanrader van de Eerste Orde lijkt me.

  3. Basia Jaworski
    1 december 2009 at 13:53

    Lieve Gideon,

    ik had het alleen maar over de _complete_ opnamen van het werk!
    In het oorspronkelijk artikel vermeldde ik ook nog losse uitvoeringen van bepaalde aria’s, maar ja – zo kan je aan gang blijven, toch? Je moet oppassen dat het niet _te_ lang wordt, want dan verlies je je lezers.

    En bedankt voor je complimenten, ik doe mijn best 🙂

  4. Gideon Relyveld
    1 december 2009 at 22:57

    OK, en dank je wel voor je reactie. Je hebt gelijk met wat je zegt. Maar ik heb deze site nog maar pas ontdekt en had je andere oorspronkelijke artikel nog niet gezien. Natuurlijk kun je wel aan de gang blíjven als je ook álle andere bestaande CD’s met de highlights wilt behandelen. Maar de DGG-CD met Lenny en een geweldige Montserrat Caballé is écht zó uitzonderlijk, en wilde ik de opname graag even in het zonnetje zetten. That’s it.