NJO schittert in opwindende Nixon in China
Een jonge opera als Nixon in China vraagt jonge uitvoerenden. Als dat de overweging van de NTR ZaterdagMatinee was, pakte het magnifiek uit. Met de eveneens jeugdige dirigent Kevin John Edusei speelde het Nationaal Jeugd Orkest afgelopen zaterdag de pannen van het dak. De uitstekende solistencast bleef geenszins achter.
In meerdere opzichten een goede timing van de Matinee, deze concertuitvoering van Nixon in China. Komende oktober zijn 30 jaar verstreken na de première van John Adams’ eerste opera, woensdag viert de componist zijn 70ste verjaardag en volgende week is het exact 45 jaar na het historische staatsbezoek van Richard Nixon aan China dat het inmiddels klassieke werk inspireerde.
We hebben nu een nieuwe Amerikaanse president, die qua persvijandigheid Richard Nixon naar de kroon steekt. Maar waar Donald Trump tijdens zijn campagne de deur met China dreigde dicht te gooien, forceerde Nixon in 1972 juist een doorbraak met de destijds hermetisch gesloten wereldreus; een hoogtepunt van zijn later door Watergate overschaduwde regeerperiode.
Een opera over deze recente wereldgeschiedenis was in 1987 een waagstuk van initiatiefnemer Peter Sellars, librettiste Alice Goodman en componist Adams. Ondanks mijlpalen als een uitvoeringsreeks door de Metropolitan Opera in 2011 van Sellars’ (licht aangepaste) originele productie, zijn er nog steeds critici die het werk afdoen als een platte satire met zouteloze minimalistische ‘muzak’.
Daar dacht het enthousiaste publiek in een vol Concertgebouw zaterdag terecht anders over. Kevin John Edusei haalde optimaal effect uit de snaakse kruisritmes en laatromantische oprispingen die Adams’ behaaglijke drieklanken zowel verrijken als ondermijnen. Zonder de elektriserende exuberantie tekort te doen, nam Edusei geregeld gas terug om subtiele lyrische details uit te lichten.
Deze energieke Amerikaanse noten zitten de talenten van het NJO duidelijk in het bloed: de strijkers zoefden als een gestroomlijnde Cadillac en de talrijke koperblazers, vaak verraderlijk openliggend, toonden uitstekende timing. Maar het orkestrale hart klopte vooral in de niet-traditionele secties, zoals de vleugels en het keyboard, waar drie behendige dames hun vingers over lieten vliegen.
Paradoxen horen bij dit werk. Terwijl de muzikale architectuur verrassend conventioneel is, met koren, ensembles, een ballet en zelfs een soort da capo-aria, ontbeert Alice Goodmans libretto een gangbare vertelstructuur. In de concrete gebeurtenissen van de eerste twee aktes dijen letterlijke citaten uit tot poëtische reflecties, die de grens tussen het publieke en private domein vertroebelen. Een steeds surreëler inslag leidt tot de plotloze derde akte: een met lome ritmes doorspekte ‘stream of consciousness’ van de echtparen Mao en Nixon en premier Chou En-lai op de laatste nacht.
Zonder de visuele steun van een enscenering bleven er waarschijnlijk wat vraagtekens hangen, zeker rond het propagandistische ballet van Chian Ch’ing (Madame Mao), waar de Nixons zich in de actie mengen en wisselende ensembles de gedachten van de hoofdfiguur vertolken. Evenzo maakten Mao’s cryptische verwijzingen naar Plato’s grot of Confucius de argeloze toehoorder vast confuus.
In feite is miscommunicatie een wezenlijk aspect van het werk: in zijn opkomstaria zingt Nixon steeds ‘listening’, ondertussen doof voor Chou En-lai’s woorden. De metalige galm van die eerste zanglijnen, met zelfs een korte microfoonstoring, deden me eerlijk gezegd even schrikken. Maar elektronisch versterkte stemmen zijn nu eenmaal Adams’ voorschrift en al snel was de techniek tiptop in orde.
Titelrolvertolker Robin Adams vulde zijn hooggelegen zanglijnen met gloedvol maar oppervlakkig idealisme en keerde zijn rondborstige geluid fraai naar binnen voor Nixons kenmerkende paranoia. Hoewel Engelsman was hij overtuigend ‘all-American’, net als de Schotse Janis Kelly, die Pat Nixon ook bij de Met zong. Met milde sopraan gaf ze haar visionaire aria, gevat in ragtime-invloeden, de gewenste broze humaniteit, maar ze had voldoende ‘bite’ voor de schaarse sarcastische momenten.
Als het echtpaar Mao het iets lastiger had, lag dat vooral aan Adams extreme vocale eisen. Zelfs met versterking viel het lage register van Michael Weinius’ karaktervolle heldentenor enigszins weg in de ensembles. Sopraan Yun-Jeong Lee nagelde haar hoge noten fantastisch aan het plafond, maar miste een vleugje hardheid in Madame Mao’s meedogenloze aria. Haar verstilde arioso in de derde akte bood een fascinerend contrast en na al hun ideologische getetter dreven beiden met serene tonen de nacht in.
Veteraan David Wilson-Johnson, wellicht profiterend van de versterking, leende zijn in alle registers krachtige bariton aan een warm portret van de bedachtzame Chou En-lai. Geweldig waren ook Evanna Lai, Iris van Wijnen en Helena Rasker als het secretaressentrio dat Mao’s woorden versterkt, een zowel robotachtig als swingend achtergrondkoortje. Cappella Amsterdam leverde met scherpe articulatie en rijkgeschakeerde dynamiek een cruciale bijdrage.
Iets minder overtuigend vond ik de Henry Kissinger van Olle Persson; matig verstaanbaar en weinig makend van zijn karikaturale dubbelrol in het ballet. Maar deze kanttekening doet niets af aan wederom een gedenkwaardige Matinee. De toekomst van Nixon in China is gegarandeerd, en die van de jeugdige orkestleden uiterst veelbelovend. Graag noem ik met name percussionist Frank Nelissen, die een breed scala aan slaginstrumenten, soms tegelijk, wist te bespelen. Een ware duivelskunstenaar!
3Reacties
Op de plaats waar ik zat was het geluid voor de pauze oorverdovend. De versterkers waren zoals vaker gebeurt in Het Concertgebouw verkeerd afgestemd. De stemmen werden ernstig vervormd en deze luisteraar had grote moeite om te bepalen wie er nu eigenlijk zong.Na de pauze was het aanzienlijk beter. De uitvoering was goed. De solisten waren prima en het NJO speelde uitstekend. Zoals Martin Toet in zijn zeer evenwichtige recensie hierboven al schrijft is een uitvoering zonder de visuele steun van een enscenering moeilijk te volgen. Er is veel reflectie en weinig confrontatie.Ik vond het werk nu anders dan bij DNO in 1988 langdradig en wijdlopig.De muziek is vaak ronduit saai en waar het interessant wordt is er meestal sprake van een vluchtige muzikale verwijzing naar o.a. Wagner’s Parsifal, het Requiem van Fauré of een pastiche van de muziek van Rachmaninoff. De latere Adams is veel interessanter en boeiender. De aria uit Doctor Atomic “Batter my heart, three personed God” is nog steeds onovertroffen maar ook dat werk is veel te wijdlopig.
Ik vond het een heerlijke uitvoering, swingend, en met ontzettend veel plezier gebracht. Wat een verrukkelijk orkest! Ik ben het wel met meneer Duppen eens over het geluid: versterkers zijn in het Concertgebouw altijd een beetje een dingetje: te luid, krakerig of ze hangen precies voor de boventiteling. Maar goed, dat mocht de pret niet drukken. Voor het volgen van een opera als deze is het wel handig om je een klein beetje in te lezen. Het programmaboekje staat gelukkig al een paar dagen van te voren op de site van de matinee. Anders kun je vreemd verrast worden door een ineens opduikende olifant of een minister die ineens een boerenmeisje laat afranselen.
Mooie middag dus.
Voor wie het frans voldoende machtig is even melden dat in de reeks AVANT-SCENE OPERA een ontzettend interessant nummer over deze opera verschenen is. De hele reeks, telkens geweid aan één opera met oa ontstaansgeschiedenis, libretto origineel en in franse vertaling, disco- en videografie, opsomming van de voornaamste uitvoeringen en andere artikelen en vele foto’s, is trouwens ontzettend leerrijk. Ikzelf heb er al veel opera’s grondiger door leren kennen.