AchtergrondBuitenlandFeatured

Bartók Plusz toont durf en originaliteit

Een symfonische installatie voor honderd grammofoons, een vervolg op Madama Butterfly, een bonte Boelgakov-bewerking, een rijdende vleugel, gedanste mini-opera’s: het Bartók Plusz Operafesztivál in Hongarije groeide dit jaar verder in durf en originaliteit. Place de l’Opera nam een kijkje.

Artistiek leider Gergely Kesselyák bij de parade op de eerste dag van het festival. (© Bartók Plusz Operafesztivál)

Er is iets in het Noord-Hongaarse stadje Miskolc wat een ongebreidelde ambitie in operadirecteuren losmaakt. Wellicht zijn het de bescheiden economie en de ongunstige ligging (twee uur van Boedapest) die nopen tot dappere artistieke keuzes en onvervaarde programma’s. Misschien is het wat anders. Zeker is: Miskolc verrast telkens weer en scherpt je denken over opera. Zo was het acht jaar geleden onder Tamás Bátor, de eerste keer dat ik het festival bezocht, en zo is het nu, in nog sterkere mate, onder Gergely Kesselyák.

Kesselyák is een gerespecteerde maestro in Hongarije, vroeger muziekdirecteur van het Nationale Theater in Miskolc, nu chef-dirigent van de Staatsopera in Boedapest. Ik ontmoet hem voor het Nationale Theater, het bruisende (en afgelopen week schroeiend hete) hart van het festival. Hij heeft slechts een halve slok espresso nodig om los te branden. Over zijn resolute visie op de toekomst van opera en hoe hij die sinds 2013 in Miskolc probeert te implementeren.

“Wat er de laatste honderd jaar met klassieke muziek gebeurd is, is niet in orde”, meent hij. “Mozart, Verdi en Puccini wisten de mensen met hun muziek te raken. Ze waren in hun eigen tijd populair. Dat moet vandaag ook mogelijk zijn. Maar er is een grote kloof ontstaan tussen wat het grote publiek mooi vindt en wat de hoge kunsten produceren. Ik wil dat onze componisten weer populair gaan schrijven, zonder aan de eisen van klassieke muziek voorbij te gaan. Net als Mozart, Verdi en Puccini. Zij schreven populaire en toch hoogwaardige werken.”

Goedkoop vliegen bestaat niet

Kesselyák realiseert zich dat zijn visie door veel collega’s uit de operawereld niet gedeeld wordt. “Als iemand populair en ‘mooi’ componeert, wordt het al snel als banaal weggezet. Maar ik denk dat het mogelijk is om populair te zijn én hoogstaande muziek te schrijven. Wat deden de grote componisten uit het verleden? Zij gebruikten de muziek die op straat te vinden was, die door de mensen gezongen en gedanst werd, en verrijkten dat met hun genie. Hun muziek was begrijpelijk voor de mensen, omdat de mensen vertrouwd waren met de bouwstenen die ze gebruikten.”

Gergely Kesselyák: “Ik denk dat het mogelijk is om populair te zijn én hoogstaande muziek te schrijven.” (© Bartók Plusz Operafesztivál)

De directeur zoekt voor zijn festival componisten die vanuit dit sentiment nieuwe opera’s willen componeren en koopt producties in die aan deze gedachte voldoen. “Ik wil daarbij geen ‘modedictator’ zijn. Je kunt veel richtingen opgaan bij het maken van nieuwe opera’s. Het belangrijkste is dat componisten en publiek weer contact met elkaar krijgen. Want de zogenaamde klassieke muziek die tegenwoordig gecomponeerd wordt, raakt mensen niet.”

Gergely Kesselyák heeft de daad bij het woord gevoegd. Sinds 2013 bracht hij 21 wereldpremières in Miskolc, waarvan 15 geënsceneerde producties met orkest. “In de meeste gevallen ging het om grote opera’s”, vertelt hij. “Tegenwoordig worden er veel kleine opera’s gecomponeerd, maar ik denk niet dat dat het antwoord voor de toekomst is. Bij opera hoort een zekere monumentaliteit. Dat wil het publiek ook.”

“In mijn vrije tijd vlieg ik graag. Onder piloten wordt vaak gezegd: goedkoop vliegen bestaat niet. Ik geloof niet in goedkope opera. Wil je een groot succes, breng dan een grote opera.”

Kolkende cocktail van muziekgenres

Om te illustreren waar hij op doelt, gidst Kesselyák me backstage langs een menigte internationale zangers, dansers en musici naar het auditorium van het theater; met 650 plaatsen niet groot, maar met zijn klassieke hoefijzervorm en weelderige decoraties een zaal met sfeer. Het podium puilt uit met een cast van adequate Hongaarse operazangers, het Ernő Dohnányi Symphony Orchestra en het Cantemus Choir. De zangers en musici zweten op een gloednieuwe partituur: The Master and Margarita van Levente Gyöngyösi.

Naar verluidt legde de componist de middag ervoor pas de laatste hand aan zijn op het gelijknamige boek van Boelgakov gebaseerde opera. Het doet denken aan Mozarts last-minutewerk aan Don Giovanni. Of Gyöngyösi van het kaliber Mozart is, valt te betwijfelen, maar de visie van Kesselyák heeft hij goed begrepen.

Componist Levente Gyöngyösi liet geen centimeter van het toneel in Miskolc onbenut bij zijn nieuwe opera The Master and Margarita. (© Bartók Plusz Operafesztivál)

Zijn partituur is een kolkende cocktail van muziekgenres. Het lijkt in eerste instantie op een klassieke musical, maar neemt al snel allerlei onverwachte afslagen. Scènes met belcantotrekken, een groot tafereel met een fanfaresound en passages met veristische karakteristieken plezieren het gehoor en lopen vloeiend over in delen met een rockband (!). De muzikale talen zijn allerminst nieuw, maar de extraverte en energieke wijze waarop Gyöngyösi ze in één pan gekookt heeft, weet te fascineren.

Enig nadeel: door de aanwezigheid van elektronische instrumenten is ervoor gekozen om alles en iedereen te versterken. Het resulterende immense volume foltert mijn klassieke oren. Bij een volgende productie (de scenische première volgt later in Boedapest) zou een onversterkte aanpak waarschijnlijk beter werken. Het stuk heeft dan nog steeds wagneriaanse proporties, maar het zou meer ruimte laten voor nuance en voor interpretaties die aan de professionele standaard voldoen.

Componist en festivaldirecteur volgen met pretoogjes de repetitie. De componist bemoeit zich nadrukkelijk met de directie van Gábor Hollerung, de directeur houdt zich op de achtergrond. Maar zijn enthousiasme kan hij niet onderdrukken. Dit is voor hem een opera van de toekomst, een werk waar het grote publiek massaal voor zal vallen, zo profeteert hij.

De zoon van

Jr. Butterfly, een creatie van Shigeaki Saegusa voor het Puccini Festival in Torre del Lago, is een ander werk dat moet demonstreren waar het festival in Miskolc voor staat. De voorstelling speelt die avond in het zomertheater, een grote, overdekte bühne aan de achterkant van het Nationale Theater.

De opera van Saegusa haakt aan bij Puccini’s beroemde werk Madama Butterfly en vertelt het verhaal van de zoon van Cio-Cio-San en Pinkerton. Hij groeit op in Amerika en wordt tijdens de Tweede Wereldoorlog naar Japan gestuurd, waar hij meer te weten komt over zijn persoonlijke achtergrond, verliefd wordt op een Japans meisje én de atoombomaanvallen op Hiroshima en Nagasaki doormaakt (waarbij zijn meisje uiteraard sterft).

Een tegenvaller: het vervolg op Madama Butterfly. (© Bartók Plusz Operafesztivál)

De premisse maakt nieuwsgierig en het werk gaat veelbelovend van start, met passages uit de finale van Puccini’s opera, prachtig gespeeld door het Torre del Lago-orkest onder Vittorio Parisi. Daarna bloedt de voorstelling echter dood. Drieënhalf uur lang gebeurt er werkelijk niets op het toneel. De regie van librettist Masahiko Shimada is één van de meest statische creaties die ik ooit gezien heb. Daar komt bij dat er alleen Hongaarse boventiteling is, zodat het gros van de dialogen aan je voorbijgaat. Een lange, lange zit. In de twee pauzes dunt het publiek aanzienlijk uit.

Ook de muziek van Saegusa verveelt. In de tweede akte komt hij niet veel verder dan het eindeloos herhalen van hetzelfde liefdesmotief. In het begin kun je de schoonheid ervan nog wel waarderen, maar na verloop van tijd is het niet meer te verdragen. Ja, de muziek is toegankelijk en ligt goed in het gehoor, maar dat alleen maakt nog geen goede opera. Je kunt je publiek overschatten, zoals veel moderne componisten lijken te doen, maar je kunt hen zeker ook onderschatten.

Opmerkelijk dat het Puccini Festival voor dit inspiratieloze werk koos als eerste productie van een andere componist dan Puccini. En opmerkelijk dat Miskolc er een succesnummer voor een groot publiek in zag en het naar Hongarije haalde. In mijn ogen een miscalculatie.

Schitterende hommage

Bartók Plusz is er niet alleen voor moderne opera (‘Plusz’ duidt op: alles na Bartók), maar ook voor opera uit eigen land. De drie bühnewerken van Bartók spelen vrijwel ieder jaar een grote rol. Vorig jaar werden ze alle drie in één Bartók Marathon geïntegreerd.

Gergely Kesselyák wil daar in de toekomst nog veel meer werk van maken. Voor Wagner ga je naar Bayreuth, voor Bartók moet je in Miskolc zijn – zo is zijn streven. Iedere festivaleditie moet een paar grote Bartók-ensceneringen bevatten, met namen van internationale statuur en niet één maar meerdere voorstellingen per productie.

Dit jaar is een uitzondering op de regel. De vijftigste sterfdag van Zoltán Kodály wordt herdacht en de geoormerkte subsidie die het festival daarvoor gekregen heeft, is gebruikt om een productie van The Spinning Room in te kopen bij de Staatsopera in Boedapest. The Spinning Room is een soort Singspiel; een reeks volksliederen, door Kodály samengebonden in één akte.

De lezing van de Poolse regisseur Michał Znaniecki deed eerder al veel stof opwaaien. Hij wijkt af van de gebruikelijke Hongaarse klederdracht en weeft zijn eigen verhaallijn door de liederen. Dat veroorzaakte in Boedapest een heftig conflict met de erven van Kodály. Ook in Miskolc is enige spanning voelbaar, maar de voorstelling pakt prachtig uit.

Mijn hoogtepunt: The Spinning Room van Kodály. (© Bartók Plusz Operafesztivál)

Draaiend om de universele thema’s dood en liefde vertelt Znaniecki een ontroerend verhaal. De treffend uitgebeelde sterf-, begrafenis- en huwelijksscènes hebben in combinatie met de uit het leven gegrepen liederen een enorme impact, of je nu begrijpt wat gezongen wordt of niet. Voor mij als niet-Hongaar een schitterende hommage aan Kodály en zijn inspanningen om volksliederen de status te geven die ze verdienen.

Op een plein niet ver van het theater kijken talloze mensen live met de voorstelling mee – het jaarlijkse ‘Opera for thousands’-evenement van het festival, waarin een populaire opera naar zo veel mogelijk mensen gebracht wordt. Als dirigent Balázs Kocsár na de slotnoot het bekendste lied uit de voorstelling bisseert, moedigt hij de toeschouwers aan om mee te zingen. Iets wat massaal gebeurt, in het theater en op het plein. Zoiets beleef je alleen hier.

Haperende grammofoons

Wat heeft Miskolc nog meer te bieden? Veel. Iedere keer ben ik weer verrast hoe volgepakt het programma is. Bovendien word je op straat voortdurend aan het festival herinnerd. Een begaafde pianist verblijdt de mensen in het autovrije centrum bijna de hele dag door met muziek op zijn rijdende vleugel en iedere avond verpakt een groep charismatische dansers een paar opera’s in een paar minuten dans op de stoep voor het theater. Het creëert een heerlijke festivalsfeer.

Meer ‘highbrow’ experimenten zijn er ook. Hoewel Gergely Kesselyák er niet te veel nadruk op wil leggen, wordt de nieuwe voorstelling Phone’ van de Italiaanse componist Girolamo Deraco, een symfonische installatie voor koor en honderd grammofoons, met veel bombarie aangekondigd. Op papier is het reuze-interessant: honderd grammofoons uit de eerste helft van de twintigste eeuw, hoe bijzonder moet dat wel klinken? In de praktijk is het echter een flop.

De helft van de honderd koorleden kreeg zijn grammofoon niet aan de praat in Phone’. (© Bartók Plusz Operafesztivál)

De compositie bestaat hoofdzakelijk uit mediterende koorzang, met op de achtergrond wat gepriegel op de grammofoons, bediend door de koorleden. Deraco wil een tegendraadse beweging maken – van digitaal naar analoog – met gebruik van muziek van onder anderen Rachmaninov. Het is bedoeld als eerbetoon aan Kodály. Ik hoor het er niet in terug.

’s Avonds deel ik een paar shots pálinka met de componist en verneem ik dat de koorleden ongeveer de helft van de grammofoons niet aan de praat kregen. De overweldigende ‘sound-scape’ die beloofd was, had dus niemand kunnen horen. Wellicht een volgende keer. Al denk ik dat het festival er goed aan doet dit soort experimentele muziek achterwege te laten, of in elk geval minder groots te afficheren.

Vooruit plannen

Terug naar Gergely Kesselyák. Wat heeft hij in petto voor de toekomst? Meer internationale aandacht. Dit jaar trok het festival zo’n twintig buitenlandse journalisten, maar de voorstellingen werden vooral door de lokale bevolking bezocht (overigens tegen zeer schappelijke prijzen). Kesselyák hoopt daar verandering in te kunnen brengen als hij volgend jaar vaste subsidie krijgt, in plaats van een projectsubsidie, zoals tot nu toe het geval.

“Dit jaar hadden we pas eind maart de begroting rond. Er zijn veel toeristische partners die interesse tonen in het festival, maar die hebben ons programma eerder nodig. Als we volgend jaar onderdeel gaan uitmaken van de vaste begroting, kunnen we veel vroeger gaan plannen. Dat zou vanaf 2019 echt een verschil moeten gaan maken.”

Knelpunt blijven de accommodaties in Miskolc. Er zijn eigenlijk te weinig hotels en appartementen om musici, journalisten en toeristen te herbergen. Maar Kesselyák hoopt dat de groeiende internationale status van zijn festival de economie en de toerisme-industrie in Miskolc een duw in de rug kan geven.

Wie weet wagen steeds meer operaliefhebbers in de toekomst de reis naar Miskolc. Aan de ambities van het festival zal het niet liggen.

Zie voor meer informatie de website van het Bartók Plusz Operafesztivál.

Vorig artikel

Cité de l’Opera: Woglinde, Ian en Michael

Volgend artikel

Dijkstra eerste gastdirigent Omroepkoor

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.