Maestro Jules verzorgt perfecte Mahler 8
In maart 1912 klonk Mahlers ‘Symphonie der Tausend’ voor het eerst in het Amsterdams Concertgebouw. Er volgden vele uitvoeringen, maar altijd door beroepsorkesten. Op donderdag 30 november zat op het Concertgebouwpodium voor het eerst een amateurorkest, het Philips Symfonie Orkest, klaar voor Mahler 8.
Het uitgebouwde podium van het Concertgebouw zat bomvol. Weliswaar niet met ‘duizend’ instrumentalisten en zangers, zoals bij de wereldpremière in München in 1910 (precieze aantal: 1029), maar met 144 orkestmusici, 307 volwassen koristen en 72 kinderstemmen was het toch een respectabele klankmacht voor deze koorsymfonie.
De basis werd gevormd door het Philips Symfonie Orkest, dat in vaste bezetting 90 leden telt; amateurmusici uit Eindhoven en omstreken, aangevuld met liefhebbers uit alle windstreken, onder wie conservatoriumstudenten. De bundeling leverde een geweldig klinkend orkest op, met een virtuoos spelend strijkorkest, prachtig kleurende houtblazers, een meer dan potente kopergroep en duchtige slagwerkers. Plus vier mandolinespelers, die helaas ongunstig in de massa zaten om gehoord te worden. Het symfonische orgel daverde echter boven alles uit.
Baas over dit orkest was de onderhand befaamde maestro Jules, oftewel Jules van Hessen. Hij is dit seizoen dertig jaar aan het Philips Orkest verbonden en voerde met zijn musici al diverse symfonieën van Mahler uit. Ongelooflijk dat hij het voor elkaar heeft gekregen om nu ook liefst vier uitvoeringen van de achtste symfonie te realiseren. Na Utrecht was Amsterdam de tweede avond, waarna het ‘hele circus Barnum and Bailey’ (om Mahlers woorden te gebruiken) twee keer optreedt in Eindhoven.
Hartstochtelijke liefde
Zeker voor het eerste deel van de tweedelige symfonie heb je kloeke koren nodig. Bij uitvoeringen gedurende de laatste veertig jaar door het Concertgebouworkest en één keer door het Nederlands Philharmonisch Orkest werden er steevast beroepskoren, soms uit verre landen, ingezet. Maar op de vocale macht van drie amateurkoren – het Philips Philharmonisch Koor, het Nederlands Concertkoor en Toonkunstkoor Utrecht – viel weinig (een enkele wankele toonzuiveheid) aan te merken.
Het “Veni” in de openingspassage van het eerste deel spatte als een vurige kreet de zaal in, evenals de uitroep “Accende” halverwege de pinksterhymne ‘Veni creator spiritus’. Mahler gebruikte die tekst niet om geloofsredenen, maar om zijn hartstochtelijke liefde uit te drukken voor zijn vrouw Alma, aan wie hij de achtste symfonie opdroeg. Mahler benutte slechts een deel van de tekst, want het ging hem om liefde, licht en hart. De woorden ‘amorem’, ‘lumen’ en ‘cordibus’ worden door koor en solisten vele keren herhaald en ingekleurd. Jules van Hessen wist deze momenten mooi uit te lichten, waarbij de koren uitstekend in de dynamiek meegingen, tot fluisterzacht.
Mahler pakt in dit eerste deel ook uit, vooral naar het einde, met de jubelzang ‘Gloria Patri’. Dan overspoelt een zee van scheppingsdrift de luisteraar. Bij dit alles bleef Van Hessen zeer geconcentreerd dirigeren, met kleine bewegingen, maar duidelijk de baas over het geheel. Hij hield deze Mahler klemvast in de hand.
Nederlandse solisten
Het tweede deel, op de mysterieuze tekst uit het tweede deel van het toneelstuk Faust van Johann von Goethe, doet denken aan een opera. In de uitvoerige inleiding, een ouverture gelijk, etaleert Mahler diverse thema’s die in de dramatische zang worden uitgewerkt. Het orkest werkte deze ouverture met een verzadigde, heftige klank uit.
Ook al hadden de solisten in het eerste deel al enkele fraaie bijdragen geleverd, in het Faust-deel kregen zij hun mooiste passages. Tijdens zijn inleiding op het werk, getrouw zijn gewoonte om het publiek inzicht te geven in een compositie, wees Van Hessen er fijntjes op dat alle solopartijen met Nederlandse vocalisten waren bezet. Is zelden voorgekomen. Hier stond een prachtig ensemble.
Een fikse partij bedacht Mahler toe aan de tenor in de rol van Doctor Marianus. Frank van Aken zorgde met zijn heldentenor voor krachtige expressie in ‘Höchste Herrscherin der Welt’. In ‘Blicket auf’ trok hij de vervoering door die werd opgeroepen door het klare geluid van Laetitia Gerards als Mater gloriosa, gezongen vanaf het linkerzijbalkon, waardoor iedereen in de zaal verrast omhoog keek. Inderdaad, ‘blicket auf’.
Met de gepassioneerd zingende bariton Martijn Sanders als Pater Ecstaticus en het enorme basgeluid van Jaco Huijpen als Pater profundus stond er puik mannentrio.
Pure sopraan
In het eerste deel had het vrouwenkwartet van twee sopranen en twee mezzo’s al uitgeblonken in lyrische schoonheid, in het Faust-deel overtuigden zij nog meer in hun individuele rollen. Maartje Rammeloo droeg met puurheid het liedachtige ‘Bei der Liebe’ voor. Samen met Lisette Bolle, Leonie van Rheden en Carina Vinke had Jules van Hessen een wonderschoon ensemble geëngageerd, dat met gemak de orkestrale golven aankon.
Het koor heeft in het Faust-deel een paar pittige onderdelen, met als vervaarlijkste het openingsdubbelkoor ‘Waldung’. De ritmiek zat echter strak in de kelen; alleen de uitspraak van de in mootjes gehakte Duitse woorden had scherper gekund. Heerlijk zong het kinderkoor in Mahlers verklanking van de engelenkoren.
Ridder Jules
De tekst van de Selige Knaben – ‘Doch dieser hat gelernt, er wird uns lehren’ – kon overdrachtelijk slaan op dirigent Van Hessen, die zijn klankapparaat grondig had ‘geleerd’. Voor deze prestatie en vanwege veel ander cultureel werk werd hij aan het slot geëerd met het ridderschap in de Orde van Oranje-Nassau. Het leverde ridder Jules nog juichender bijval op.
7Reacties
Het kinderkoor had toch ook wel even genoemd kunnen worden. Hoe prachtig is het dat onze kinderen deel kunnen nemen aan een productie als dit. Wat een geweldige opleiding ze genieten! Hoe geweldig ze zongen! Alles uit het hoofd. Dát is de toekomst van klassiek Nederland, vergeet ze niet 🙂
Kort na het winnen van het concours “Cardiff Singer of the World” 1989 heeft de pas overleden bariton Dmitri Hvorostovsky in Nederland naar ik meen 2 concerten gegeven, 1 in Vredenburg/Utrecht en 1 in Concertgebouw/Amsterdam, begeleid door het Nederlands Theater Orkest (bestaat dat trouwens nog?) o.l.v…….Jules van Hessen. Het Amsterdamse concert heb ik meegemaakt, van het Utrechtse bezit ik een opname van de radio-uitzending: prachtig! Ik heb de indruk, dat Jules van Hessen bij de Nederlandse beroepsorkesten (te) weinig aan bod komt: jammer!
Lees ook de recensie van Basia Jaworski
“Met een werkelijk grandioze uitvoering van wat ‘onuitvoerbaar’ heet te zijn heeft Jules van Hessen een dikke vinger naar alle sceptici en betweters opgestoken.
Dikke vinger ook naar alle castingdirectors die nooit eens naar het talent kijken dat ons land rijk is en al die geweldige Nederlandse zangers meestal links laat liggen. Alle – en daarmee bedoel ik ook alle – solisten bleken niet alleen tegen hun zware taak opgewassen, maar lieten ook een grote affiniteit met het Mahlers-idioom te hebben.”
https://basiaconfuoco.com/2017/12/02/jules-van-hessen-dirigeert-symphonie-der-tausend-van-mahler/
@Pieter K.: bij Het Gelders Orkest verzorgt Van Hessen al enkele jaren het programma Maestro Jules onthult, waarin klassieke meesterwerken op een prettige wijze geanalyseerd worden.
@Maarten-Jan: ik heb daarover gelezen, maar dat ontkracht mijn stelling niet of nauwelijks.
@Leen: een veelvuldig terugkerende kritiek, waarmee ik het ten volle eens ben. Ik vond dat Opera Zuid daar onder Miranda van Kralingen een gunstige uitzondering op vormde. Hoe dat onder Waut Koeken zal gaan moet worden afgewacht. Van Nicolas Mansfield bij de Reisopera valt wat dit betreft niet veel te verwachten. Mijn hoop is gevestigd op de nieuwe operadirecteur van DNO, Sophie de Lint, maar ik heb mijn twijfels. Duimen maar, meer zit er, vrees ik, niet op.
@Pieter de K.: ik probeer je stelling niet te ontkrachten, verre van dat. Ik geef alleen aan dat Jules van Hessen niet helemaal vergeten/overgeslagen wordt.
Sorry: het moet natuurlijk Pieter K. zijn. Iets te snel op de vroege ochtend:)