Andrews viert het leven in La bohème
Volgens regisseur Benedict Andrews wordt in La bohème van Giacomo Puccini vooral het leven gevierd. Dat idee laat hij wonderschoon zien bij De Nationale Opera, met prima zangers en een fraai spelend Residentie Orkest onder leiding van Andrea Battistoni.
Als je het verhaal van La bohème analyseert, stuit je op onwaarschijnlijke facetten. Deze lyrische opera, die in 1896 in première ging, gaat over jonge, armoedige kunstenaars die leven met de dag. Zodra er geld is, wordt dat gebruikt voor drank en eten. Krijgen ze een kans om lief te hebben, dan grijpen ze die met beide handen aan. Neem de ontmoeting van het naaistertje Mimì en haar buurman, dichter Rodolfo. Zij vraagt hem om vuur voor haar uitgeblazen kaars, nog geen twintig minuten later zijn ze verliefd en zoenen ze elkaar. Tinder is er niks bij.
De Australische regisseur Benedict Andrews liet zich voor zijn enscenering van La bohème – die in 2014 voor het eerst in Amsterdam te zien was – inspireren door het leven van punkers in de jaren tachtig. Die onderscheidden zich door zwarte kleding, hanenkamkapsels en onmelodieuze muziek. Ze hadden lak aan de autoriteiten en wilden vooral het leven vieren.
Dat punkgevoel zet Andrews consequent neer, met expressief acteerwerk van de zangers en opzichtige kledij. De mateloosheid komt terug in de verschillende decors. Zo toont hij een schitterend atelier met enorme ramen en een groot marktplein met heel veel vrolijk spelende kinderen. Het summum is het hoge café dat vol met mensen ronddraait.
In deze mooie, blijmoedige, gestileerde wereld volgt Andrews het verhaal nauwkeurig. En daardoor openbaren zich ook enkele oneffenheden. Want door het grenzeloze vier-het-levengevoel zet hij de tragiek van dit realistische verhaal, en dan met name de relatie tussen de zieke Mimì en Rodolfo, op een zijspoor.
Het is vooral door het komische spel van de personages dat het drama een beetje vervaagt. Je ziet het al in het begin, als de vier vrienden Schaunard, Marcello, Colline en Rodolfo samen eten en drinken. Als jonge honden hollen ze achter elkaar aan. Het is wennen aan die levendigheid. De ideeën en toekomstplannen die ze bespraken, ben je snel vergeten.
De ernst bij Rodolfo en Mimì is ook niet eenduidig. Rodolfo, gestoken in een zwartleren jas, ziet eruit als een gladde rocker. Dat hij een kou lijdende poëet is, straalt hij niet uit. Mimì wordt geïntroduceerd in een roodachtig, modieus diensterjurkje met korte mouwen. Ze moet een uitgemergelde tbc-patiënt voorstellen, maar oogt niet bepaald ziek. Haar niet al te dramatische einde lijkt daardoor meer een gegeven. Ze is ziek en gaat dood, punt.
Het Residentie Orkest speelt onder leiding van de expressief dirigerende Andrea Battistoni intens. Op enkele vreemde verstillingen na houdt Battistoni optimaal rekening met wat de zangers zingen.
Voor elke tenor die Rodolfo zingt, is de beginaria ‘Che gelida manina’ met zijn hoge C een muzikale berg om te overwinnen. De Rus Sergey Romanovsky beklimt de aria vlekkeloos. Zijn personage acteert hij echter (nog) niet helemaal soepel en expressief. Dat niet-buigzame tekent ook Eleonora Buratto als Mimì. Desalniettemin kleurt haar weelderige sopraanstem fantastisch bij de stem van de lyrische tenor.
Voor mij is de prachtige sopraan van de Oekraïense Olga Kulchynska (Musetta) een ontdekking. Haar uitstraling als vamp is grandioos en zo ook haar grote stem. Bij elke ensemblezang klinkt Kulchynska erboven uit. Ook de Italiaanse bariton Mattia Olivieri (Marcello) vind ik bewonderingswaardig. Hij heeft een zuiver, donker baritongeluid en zijn meevoelende acteren is heel sterk.
Het einde in deze joie-de-vivre-opera is voor mij niet zo tragisch als verwacht, maar één dramatisch hoogtepunt zou ik nog weleens willen zien. Dat was de scène waarin Mimì en Rodolfo weglopen in de sneeuw in het donker. Ze zingen: “We zullen elkaar verlaten als de bloemen ontluiken.” Prachtig.
La bohème is nog tot en met 29 december te zien in Nationale Opera & Ballet in Amsterdam. Zie voor meer informatie de website van De Nationale Opera.
5Reacties
Waar Rudolf enkele oneffenheden ervaart, ziet Paul Korenhof absurditeit ten top https://www.opusklassiek.nl/opera_operette/dno_boheme_battisoni.htm
http://operagazet.be/recensies/recensies-2017-2018/nl/amsterdam-la-boheme/
Opera Gazet heeft ook bedenkingen tegen de regie
Woensdagavond gezien in een uitverkochte zaal. Er was grote publieke bijval, al tijdens de voorstelling. Muzikaal was het topniveau.
Sommige detailkanttekeningen bij de regie zijn elders te lezen, maar zij doen weinig af aan het grote (vooral) luister- en (toch ook) kijkplezier dat deze productie biedt.
Wat ik jammer vond, was dat het kinderkoor geen applaus mocht komen halen na de tweede scene. Aan het eind van de voorstelling waren zij natuurlijk al naar huis (om André Rieu-achtige showprocessen te voorkomen).
Ja, ja dat applaus na een goed gezongen aria of koor mijnheer Jan de Jong, dat is in Amstrdam maar moeilijk van de grond gekomen. Wellicht legt de regie een te zwaar accent op de uitvoering zonder naar de muziek of naar het publiek te luisteren. Reeds eerder schreef ik hierover in deze rubriek. Toen ik eind tachtiger jaren begon met opera (premiere) abonnementen (Blauwbaards Burcht – historisch) werd er niet geapplaudisseerd na zo’n muziekje. Laat staan dat het nogmaals uitgevoerd kon worden. Terwijl Mozart er zo blij mee was als er herhaald kon worden. Dirigenten: luister ook naar de zaal. Daarvoor komt het publiek. Een beetje enthousiasme svp. Breng de componist opnieuw tot leven. Daarvoor bent U uitvoerend kunstenaar met eigen inbreng.
Bob Molenaar
@Bob Molenaar
Op het goede moment applaudisseren is een kunst. Soms heb ik liever dat men niet klapt, dan op het verkeerde moment.
Verreweg het meest ergerlijk is te vroeg klappen aan het eind van een opera waarin de muziek wegsterft. Zoals in september bij La Forza, maar ook nu bij La Bohème. Gelukkig speelde de regie daar vanaf de derde voorstelling toen beter op in.