Opera Trionfo brengt indringende Antigona
Opera Trionfo gaf Tommaso Traetta’s zelden opgevoerde opera Antigona zaterdagavond een indringende première in de Stadsschouwburg in Amsterdam. In de regie van Floris Visser, een coproductie met het Theater Osnabrück, kon de tragedie zich prachtig ontrollen.
Traetta’s Antigona beleefde zijn première in 1772. Ter vergelijking: Glucks Iphigénie en Aulide stamt uit 1774 en Mozarts Lucio Silla uit 1772. In muzikaal opzicht zijn er duidelijk waarneembare overeenkomsten. Antigona is niet de zoveelste barokopera die onder het stof vandaan gehaald is, maar een voor die tijd modern werk.
Aan de basis van het libretto staat de tragedie van Sophocles. De opera concentreert zich op het bevel van Creonte om Polinice een begrafenis te onthouden conform de gebruikelijke riten, en Antigona’s weigering hieraan gevolg te geven. Zich beroepend op zijn plicht als heerser, veroordeelt Creonte haar tot de dood. Om echter iets meer inzicht te krijgen in deze catastrofe is het goed om kort in te gaan op de voorgeschiedenis.
Na het vertrek van Oedipus uit Thebe treedt zijn zwager Creonte op als regent voor diens zonen Eteocle en Polinice. Als ze volwassen zijn geworden, spreken de zonen af om bij toerbeurt te regeren, Eteocle als eerste. Als deze na een jaar weigert de troon af te staan aan Polinice, verlaat die de stad en huwt een dochter van de koning van Argos. Zijn schoonvader plus nog eens vijf helden trekken vervolgens op naar Thebe om verhaal te halen (Zeven tegen Thebe).
De beide broers komen in het conflict om in een tweegevecht. Persoonlijk stond Polinice in zijn recht, maar in politiek opzicht niet, en dat weegt voor Creonte zwaarder. Hij heeft een oorlog uitgelokt door ‘dat tuig uit Argos’ voor zijn karretje te spannen en dat bestempelt hem tot landverrader. Vanuit die achtergrond is Creontes weigering om zijn neef Polinice te laten begraven en in plaats daarvan zijn lichaam prijs te geven aan de aasgieren enigszins begrijpelijk. Zijn ene neef heeft bedrog gepleegd, de andere een halsmisdaad begaan, dat is het verschil.
Voor Antigona speelt dat geen rol van betekenis. Voor haar gaat het om een familiedrama en zij wil niet accepteren dat haar beide broers geen gelijke behandeling krijgen. Creonte heeft na zijn regentschap uit plichtsbesef de troon weer bestegen en wil nu eindelijk eens rust en orde in zijn landje. Die voortdurende moordpartijen die begonnen zijn door Oedipus moeten maar eens afgelopen zijn. Het noodlot wil echter dat hij zodoende alleen nog maar meer slachtoffers maakt.
Regisseur Floris Visser heeft dit uitstekend opgepakt en laat door het accentueren van de stemmingswisselingen bij alle betrokkenen prachtig zien hoe het drama zich ontrolt. Niet onafwendbaar – zowel Creonte als Antigona hebben alle gelegenheid een ander standpunt in te nemen – maar beiden volharden in hun eigen gelijk. Antigona heeft het, maar krijgt het niet. Creonte krijgt het, hij is immers alleenheerser, maar blijkt het nooit gehad te hebben.
Aanvankelijk staat het volk duidelijk aan Creontes kant, maar gaandeweg wint Antigona’s opstelling meer begrip en tegen het einde is de stemming geheel omgeslagen. Creonte moet feitelijk voor zijn leven vrezen. Het omslagpunt komt als Creonte de urn met daarin de as van Polinice hard tegen een muur aangooit en scherven en as alle kanten opvliegen. Op dat moment laat Visser Polinice verschijnen, als schim, slechts voor Creonte zichtbaar, en wellicht ook voor Antigona. Het is het theatrale hoogtepunt van de avond.
Gespeeld wordt in een eenvoudig decor: drie hoge wanden met een grote deur in de achterwand. Aanvankelijk stelt die deur de stadspoort voor; men bevindt zich buiten de muren. Later wordt het de toegang tot de grot waarin Antigona levend begraven wordt.
De setting is jaren veertig, met veel militaire uniformen in mediterrane stijl. Als officieel de vrede is hersteld, worden die uniformen uitgetrokken en op een hoop gegooid. Creonte steekt deze brandstapel aan, de mannen trekken burgerkleren aan. Men zou zich hierbij een verwijzing naar de Griekse Burgeroorlog kort na de Tweede Wereldoorlog kunnen voorstellen. Ook de vrouwen lopen erbij conform dit tijdsbeeld.
Het tweegevecht tussen de beide broers werd overtuigend vormgegeven door Kevin Ruijters en Kenneth Gérard. Ruijters verscheen later nog diverse malen als schim van Polinice. Gérard voegde zich waarschijnlijk bij de figuranten, wie zal het zeggen.
Daniel Wagner vertolkte op aangename wijze de rol van Adrasto, de vertrouweling van Creonte die voldoende afstand tot zijn chef heeft bewaard om een eigen kijk op de gebeurtenissen te kunnen hebben. Uitstekend gezongen, goed geacteerd.
De Deense tenor Christian Damsgaard bleek goed opgewassen tegen de eisen die de rol van Creonte hem stelde. Muzikaal was het allemaal goed verzorgd, acterend hier en daar iets te sterk aangezet. Daar waar hij een tirannieke heerser uitbeeldde, was dit niet echt een bezwaar, maar tijdens zijn algehele onttakeling vond ik hem een beetje larmoyant.
Creontes zoon Emone werd gespeeld door de uit Cuba afkomstige mezzosopraan Katarina Morfa. Zij wist in deze rol veel indruk te maken. Uitstekend gezongen en afgemeten geacteerd. Tijdens haar finale afwijzing van Creonte blies ze hem door het tonen van diepe verachting bijna van het toneel. Lina Liu gaf adequaat gestalte aan de rol van Ismene, de zuster van Antigona.
De titelrol was in handen van de Australische sopraan Erika Simons. De noten waren er, maar ik had wat moeite met haar stem. In mijn beleving was haar zang te weinig vloeiend, bijna pulserend. Traetta ziet juist af van dat eindeloze vocaliseren met eenlettergrepige geluiden, zo kenmerkend voor barokaria’s, en kiest voor lange lijnen. Een gemiste kans dat Simons daar niet meer van profiteerde. Niettemin mocht haar optreden er zeker zijn.
Orkest, koor, techniek, decor en figuranten waren allemaal afkomstig uit Osnabrück, één van die talloze steden in Duitsland die een volwaardige theatercultuur in stand weet te houden. Het orkest onder leiding van Andreas Hotz had iets meer dramatiek mogen brengen, maar voor het overige was het goed verzorgd. Het koor miste zo nu en dan eenheid, te veel een groep individueel hoorbare zangers. Als ‘volk’ wisten de koorleden en figuranten zich soepel te bewegen, zeer goed ingestudeerd.
Antigona is op 17 februari te zien in de Stadsschouwburg Haarlem. In maart volgen voorstellingen in Nijmegen, Utrecht en Hengelo. In het najaar en de winter volgen optredens in Arnhem, Zoetermeer, Den Haag en Maastricht. Zie voor alle details de website van Opera Trionfo.
2Reacties
Helaas, Erik Simons in de titelrol was ondermaats. Het schangement duurde oneindig lang. Na het opgaan van het doek vroeg ik me af waarom we zo lang hebben moeten wachten. Diverse mensen hielden het voor gezien. Verder lof voor alle uitvoerenden.
Excuus, de sopraan heet Erika Simons en het is natuurlijk een changement.