BuitenlandFeaturedOperarecensie

Rheinoper geeft Ring pakkend vervolg

Het dreunen van naderende helikopters vult de zaal, de Walkürenritt klinkt. Apocalypse Now? Nee, gewoon het begin van de derde akte van Die Walküre in Düsseldorf. Regisseur Dietrich Hilsdorf geeft een vette knipoog naar zijn filmcollega Francis Ford Coppola. Het is het pakkende vervolg op Das Rheingold, waarmee de Deutsche Oper am Rhein vorig seizoen zijn nieuwe Ring startte.

Simon Neal (Wotan), Corby Welch (Siegmund) en Renée Morloc (Fricka) in Die Walküre. (© Hans Jörg Michel)

Dietrich Hilsdorf ensceneerde al eerder Die Walküre, in 2009 voor het Aalto-Musiktheater in Essen. Hij verraste toen met zijn kleinschalige benadering. Een ‘Kammerstück’ werd het genoemd. Wat bij velen bleef hangen, was de ‘familietafel’ met daaraan het gezin Wotan, aangevuld met Hunding, die zich kwam beklagen over het gedrag van de tweeling Siegmund en Sieglinde.

In zijn Rheingold werd duidelijk dat Hilsdorf de intieme benadering en de centrale plaats van een tafel tot de basis heeft gemaakt van zijn Ring-enscenering. Het is dan ook niet verrassend dat zijn Walküre in Düsseldorf veel weg heeft van zijn eerdere productie in Essen.

Of Hilsdorf bij deze aanpak blijft, valt te bezien, maar voorlopig lijkt hij de Ring niet op te vatten als ‘Weltanschauungs Theater’, maar veeleer als een familiedrama waarin de pater familias gaandeweg zijn grip op het geheel verliest. Zijn Siegfried in april zal hierin duidelijkheid moeten brengen.

Familiebijeenkomst

In de eerste akte wordt het toneelbeeld bepaald door een grote ruimte die veel weg heeft van een bunker die met wat hout is opgeknapt tot een passabele woning. Linksachter staat een boom die er zo kunstmatig uitziet dat het een met hout beklede betonnen pilaar zou kunnen zijn. Het zwaard dat eruit steekt wordt als kapstok gebruikt. Verder staat er een grote tafel links op het toneel met een paar stoelen.

De tweede akte toont dezelfde ruimte maar groter, met minder hout en meer beton. Wotan woont met zijn familie in een machtscentrum, toepasselijk een bunker. In de derde akte ligt een wrak van een Apachehelikoper op het toneel, waaruit de gevallen helden tevoorschijn zijn gekomen. De muren staan nu nog wijder uit elkaar en suggereren een reusachtige betonnen constructie. Duidelijk een verwijzing naar Hitlers Wolfsschanze in Rastenburg, Oost-Pruisen.

Er is veel aandacht voor details in Hilsdorfs personenregie. Zo heft Siegmund zijn handen een beetje op ten teken dat hij ongewapend is als Hunding het huis binnenkomt met een geweer. En hij zit geheel verloren ineengekrompen aan de grote tafel als duidelijk is geworden in wiens woning hij zich bevindt, ongewapend, weerloos. Sieglinde probeert onbeholpen wat aan haar man te zitten om zijn aandacht af te leiden van haar fascinatie voor deze nieuwkomer.

Sami Luttinen (Hunding), Elisabet Strid (Sieglinde), Corby Welch (Siegmund) en Die Walküire. (© Hans Jörg Michel)

De tweede akte begint met een familiebijeenkomst. De tweeling is bij hun vader thuis, Hunding is er ook, hij komt verhaal halen. Verder lopen er twee Walküren rond, ook dochters natuurlijk. Wotan speelt de rol van clanhoofd die de zaken goed in de hand heeft.

Nadat hij door Wotan is beschimpt – “nach Walhall taugt er mich nicht” – loopt Hunding weg en komt terug met Fricka. Hij is hulp gaan halen bij de stiefmoeder van de tweeling en dat loopt voor Wotan niet goed af. Tijdens Fricka’s tirade wordt het toneel steeds leger. De zusje lopen weg, de tweeling houdt het voor gezien, Hunding verdwijnt. Fricka laat van Wotan weinig meer over dan een leeggelopen ballon. Als hij languit op de grond ligt met zijn armen wijd als een gekruisigde, stapt ze over hem heen en gaat triomferend af. Zo treft Brünnhilde haar vader aan.

De rest van de voorstelling heeft een voorspelbaar verloopt. Na gestraft te zijn blijft Brünnhilde bewegingsloos in een stoel zitten, aan die grote tafel natuurlijk. Er is sprake van een oplichtende vuurgloed. Wotan pakt de hoed van de dode Hunding en zet hem op. Het is het begin van zijn transformatie tot Der Wanderer. Een mooie opstap naar het vervolg, Siegfried.

Sterk tweelingspaar

Muzikaal was de voorstelling van hoog niveau, hoewel er ook de nodige mindere momenten vielen op te merken. Zo vond ik de Walküren als solisten maar matig. In koor zingend klonken ze beter. In hun lange rode jurken zagen ze er wel prachtig uit.

Over de Fricka van Renée Morloc had ik na afloop van Das Rheingold ernstige twijfels. Ze zingt die rol al twintig jaar en dat is wel te merken. Gelukkig wist ze zich in haar tweespraak met Wotan redelijk staande te houden. Het was in elk geval beter dan waarop ik had durven hopen.

Ook voor Linda Watson geldt dat ze al twintig jaar Isoldes en Brünnhildes zingt. Ze kan nog aardig meekomen, zonder veel onbeheerste uithalen, maar legt het af tegen de herinnering aan bijvoorbeeld Catherine Foster, die velen nog kennen uit Amsterdam en Bayreuth. De Hunding van Sami Luttinen was ronduit zwak, veel te vaak naast de juiste noten.

Scène uit Die Walküre. (© Hans Jörg Michel)

Het tweelingspaar was top. Elisabet Strid was een tijdje verkouden geweest, zo werd vooraf aangekondigd, maar daar was niets van te merken. Hooguit hield ze zich in de eerste akte nog een beetje in, maar in het vervolg liet ze haar emoties de vrije loop. Prachtige sopraan, helder en trefzeker, zonder een spoor van vibrato.

Haar broer Siegmund kwam voor rekening van Corby Welch. Ook hij wist te overtuigen, maar niet op een constant niveau. Of het zo bedoeld was, kan ik moeilijk beoordelen, maar hij nam zo nu en dan op onverwachte momenten wat gas terug. Niettemin een fraaie vertolking van de gedoemde vrije held, die feitelijk net zo vrij is als een marionet.

Simon Neal was Wotan, in alle opzichten. Hij was het gemankeerde clanhoofd, wellicht zelfs de in grote ambities gefrustreerde wereldheerser. Neal heeft een postuur dat past bij zijn personage en maakte daar prima gebruik van. Over het benodigde stemgeluid voor de rol bleek hij in ruime mate te beschikken. Hij is een baritonale Wotan die minsten zo veel indruk weet te maken als een zware bas. Krachtig tot tegen het einde, toen de vermoeidheid een beetje leek door te sijpelen. Voor mij de ster van de avond.

Het orkest van de Rheinoper stond onder leiding van Alex Kober. Hier en daar was er een kleine uitglijder in het koper en zo nu en dan werd te luid gespeeld, maar het was zonder meer een mooie vertolking van Wagners orkestmuziek.

Regisseur Hilsdorf kreeg enig boegeroep toen hij op het toneel verscheen; sommige bezoekers in Düsseldorf mogen hem niet zo, geloof ik. Voor wagnerianen die gepokt en gemazeld zijn in het regietheater was dit bijna een museumstuk. Of misschien was dat wel de reden.

Die Walküre is tot en met 31 maart te zien in Düsseldorf en van 31 mei tot en met 24 juni in Duisburg. Zie voor meer informatie de website van de Deutsche Oper am Rhein.

Vorig artikel

Pantus en Boertien op Winterreise

Volgend artikel

Modeluitvoering van Carmina Burana

De auteur

Peter Franken

Peter Franken